Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925
Idylle
En is het daarbuiten ook donker en koud En droevige wintertijd, Mijn lief, 't is lente om mij heen, Nu ge in mijne armen zijt.
En schijnt ook geen ster door de grauwe mist En huilt ook de storm door de nacht - Ik schuif de armstoel bij het vuur, De zetel van 't voorgeslacht.
Blond meisje met uw rozenmond, Kom, zet u op mijn knie, Vertel mij van al de liefde, zo zoet, Die ik in uwe ogen zie.
Stil, stil, dat ons de wind niet hoort En met onze woorden spot, Gij buigt u over tot mijn gezicht, En ik beef van stil genot.
Ik voel uw zoete adem gaan En uw boezem zo warm en zacht, En langs mijne wangen dartelt stout Uwe blonde lokkenpracht.
Schoon kind, gij zijt mij als de zon In de klare, blauwe lucht, En het is mij of ik de leeuwerik waar Die juichend tot u ontvlucht.
Ja, ik wil zingen te uwer eer, O, gouden zon van mijn ziel, Van vreugde dronken over uw licht, Dat er in mijn harte viel.
En is het daarbuiten ook donker en koud En droevige wintertijd, Mijn lief, 't is lente om mij heen, Nu ge in mijn armen zijt.
Vroege gedichten
|