Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933
REIZEN
Ligt aan de tint des gronds verscheiden verve, Hangt aan het licht der zon verscheiden aard Der mensen? Dán, o laat mij, laat mij zwerven, O laat mij dolen, dolen Oost-, West-waart.
Hoe zoude ik in dit eenzaam kluisken derven. Kennis dier allen, die in weelde-gaard' Of woestenij van stad of zand-zee erven Des levens vonk, uw gave, o Moeder Aard',
Uw gave, o Vader Zon. 0 laat mij drinken De blik van ogen, zwart, bruin, hemels-blauw, O laat mij diep in kelk van stem wegzinken, Daar pure ziel als bie puurt honig-dauw...
Ach, oov'ral beedlaar zijn, slechts gaven gaeren? Geen stem doen helder zijn, geen smart-blik klaren?
15 maart 1919
|