Een gedicht van J.A. van der Mouw 1863-1919
't Rozeneiland
't Rozeneiland Cyprus betrad een zeeman; tempelwaarts eerbiedig zijn schreên hij richtte, tot hij kwam, waar spieglen in groene golven marmeren zuilen:
'Priesters, op! brand 't geurigst, het kostelijkst wierook, stijg' zijn damp naar 't dak van deez' heil'ge tempel, pleng op 't altaar purperen wijn en helder rijzen uw hymnen:
Diensters, op! pluk rozen en kronklend eiloof, geur'ge bloemkrans vlecht op het heilig altaar haar ter eer, die erfde de op 't ruim der wat'ren dartlende glimlach.'
Hem, die Mij eert, schenk Ik Mijn gunst der liefde vaste trouw; u, maagd, in het nev'lig noorden zend dit pand Ik, heil'ge van 't zonnig Cyprus, Ik, Afrodite.
|