Een gedicht van Larens van der Waals 1885-1968
Beschenen stadje.
Het stadje op het verre veld beneden ons, in mist verscholen, heft zijne toren, half verholen, in 't licht dat met de mist versmelt en door de gouden schemer snelt het vlottend schaduwig geweld der vlugge wieken van de molen.
De hemel, wolkeloos, omvat de prille tere zuiverheden van licht en lucht te saamgegleden. - De stille paarlemoeren stad, die dof de dauw beslagen had, verglanst zacht in het diepe bad van zondoorwaasde vochtigheden.
De vreugde, die het hart ontwelt, zoekt samenzang van zachte koren, vangt klanken door de wind verloren die zij tot zangen samensmelt. - Of glazen klok, gebarsten, belt verbeven over 't vochtig veld de broze slagen uit de toren.
Onze Eeuw, jrg 19 (1919)
|