Een gedicht van Lucas Pater 1707-1781
DE VRIENDSCHAP
Hoe zoet is 't, waar de Vriendschap woont! Zij is oprecht van aard. Zij word met mirt en palm bekroond. Haar glans is prijzenswaard'. Zij spoort het al tot blijdschap aan. Wie kan haar invloed wederstaan? Geen mens. Geen mens. Geen mens.
De Vriendschap neemt de harten in: Nooit toont ze een stuurs gelaat. Zij is de Zuster van de Min. Zij schuwt de twist en haat. Ze is altoos vergenoegd van geest. Men roem' haar op dit vrolijk Feest Met Zang! Met Zang! Met Zang!
De Vriendschap mint gezelligheid: Nooit vindt men haar alleen. Zij-zelf heeft deze dis bereid: Zij bracht ons hier bijeen. Elk roep' dan vrij met hart en mond: 'k Verzoek uw vriendschap, in het rond. Hoezee! Hoezee! Hoezee!
|