Een gedicht van Jacques Perk 1859-1881
Een droom
Een droom - als maneschijn - in zilvren wade En breedgewiekt, heeft mij, toen ik verwezen, In dons gedompeld, in de rust mij baadde, Met elpen staf een kindekijn gewezen:
Het lachte, en bij die lach, wiens wedergade Slechts in de zuivre zonne wordt geprezen, Wolkte als een nevel weg al 't zwarte en kwade, Dat in mij mort... 't Is me in een zucht ontrezen.
Toen was ik waardig, aan die blonde slapen Eerbiedig de eene en de andre hand te drukken, En in de hemel van dat oog te schouwen...
Ik zag en kuste en kuste... úw kind, geschapen Naar úw Madonna beeld, en diep verrukken Doorgolfde mij, o, lieflijkste aller vrouwen! -
|