Een gedicht van Felix Timmermans 1886-1947
Menselijkheid
Ik, die mij somtijds klein voel in dit grote Leven dier duizend zonnen, boven dees mijn doodgaand hoofd, en moedloos dwaal omdat ik hier als mens moet leven en mij geen hoger doel van wezen schijnt beloofd....
- Kan plotseling zoals een vuur omhoge klimmen wanneer ik voel en weet, dat in mijn hert getroond, standvastig en steeds levend zonder aardse kimmen, vol ongekende luister Godes beeltnis woont.
Ik voel mij rijzen dan en ken noch tijd, noch dagen. 'k Ben gans allene, 'k heb noch vriend noch vijand meer... De wereld is vergaan, en al het menslijk zeer en blij mag nutloos van zijn tijdlijk-zijn gewagen!....
En needrig knielt het heelal voor mijn voeten neer!.... Wee! dat ik al die schoonheid in mijn vlees moet dragen!...
|