Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924
De sprakeloze rust
Gelukkig, die de stilte kent, Die, als de avond zinkt, De beker van vergeten drinkt En zich van 't leven wendt;
Die mede met het licht bezwijkt In 't kleureloos verschiet, En kleureloze dingen ziet Waarin de wereld wijkt.
Gelukkig, die geen luid gebed Meer op de lippen heeft, Die niet meer mee dit leven leeft, Doch, als een beeld op bed,
Zijn vingers om zijn vingers vouwt En zich het harte blust, Waarop de eindeloze rust Haar piramide bouwt.
Gelukkig, die geen licht of lied Of leven meer verbeidt, Die luistert naar de Eeuwigheid En in de hemel ziet!
Uit stilte en strijd (1928)
|