Een gedicht van Willem Kloos 1859-1938
Geloven doe ik niets als slechts in mijns
Geloven doe ik niets als slechts in mijns Diepst-innerlijke voelens Algemeenheid, Die niet voor niets zo jammerlijk weg heen zijt In eignen Zijn's, door niets aantastbare Eenheid,
Maar boven alles in God-zelf, die Zijns Al-oppermachtiglijkste Wils geween leit In dit arm kind, dat niets dan iets heel reins Bedoelt tegenover al die Gemeenheid
Van der mensheid aller-afschuwlijkst kleinst Gedoe om wat, wie weet dat, weet dat? dan wie 't fijnst, Willen en doen kent, dat daar als een steen leit
Op 's Levens weg, Uw Zelf, tot ge eens gedeinsd Wel hebben moetend, op een drafje heenrijdt, Waar ieder eenmaal als een koud gebeent leit.
Verzen (1894)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/willem_kloos.jpg)
|