Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876
Zingen
Gij leeuwrik en gij nachtegaal Al zingt gij heel verscheiden Toch hou ik van u beiden En hoor graag naar uw zoete taal Wanneer ik dwaal Door bos en veld en weiden! - En naar uw juichen en geklag Mocht ik wel luistren nacht en dag.
Gij leeuwrik stort in mijn gemoed Een lust en kracht tot leven Tot werken en tot streven Wanneer gij juichend d’ eerste gloed Des morgens groet... En, wàt mijn hart doe beven, 't Is of ge er vrede en rust in giet Zacht-kwelend nachtegalenlied!
Gij beiden leerdet me overlang Al wat de borst doet jagen Of zuchtend doet vertragen Dat uit het bèst zich in de drang Van zoet gezang Met juichen en met klagen: - En iedre toon van vreugd en smart Vindt bron en weerklank in het hart.
Volksdichten (1884)
|