Een gedicht van Helen Swarth 1859-1941
WACHTEN
Héél die morgen stond ik blij te dromen, Bij de gele roozlaar, op 't balkon. Koele woudgeur woei van verre bomen, 't Gouden zandveld stuivelde in de zon.
'k Dronk mij zalig aan de zoele aromen. 't Blauw omvloeide me als een weeldebron. Heden, stralend, zou de liefste komen! 't Ware leven sprookjesmooi begon.
Turend meisje met je azuren ogen, 't Blonde haar doorwoeld van zomerwind, 'k Zoek je alom — Waar ben je heengetogen?
'k Dool, vervreemd, door 't stratenlabyrint. Wáár bleef 't huis — heeft de aarde 't ingezogen? — 't Huis van jeugd, waar 'k was dat dromenkind?
Morgenrood (1929)
|