Een gedicht van René de Clercq 1877-1932
Een vinkske
Een vinkske! Een vinkske! Daar zit het, zwijg, - Een levend dingske, Op een dode twijg.
Het borstje bibbert, Het keelke zwelt. Het bekske slibbert Van 't klankgeweld.
't Zijn versjes, zere, Onvatbaar kort, In éne keer, Der-uit gestort.
Tzit-tzit-tzit-dap-dapper, Dewingihee! Tzit-tzit-tzit-rap-rapper, De hele ree!
Tzit-tzit-tzit, een ander! Nog één, nog één. Tzit-tzit-tzit, wie kan-der De voeten scheên?!
Tzit-tzit-tzit, 't gesnebber wordt dom en dol. Tzit ... halt! Ik heb er Mijn oren vol!
|