Een gedicht van Adiraan van der Hoop 1802-1841
Avondromance
Het laatste geflonker Der zonne ging ter rust; De beek is door ’t donker In sluimring gekust; Maar ’t zwijgende duister Toont lieflijke pracht: Want de aard groet uw luister, Vorstinne der nacht!
Geen nevelen betrekken Uw Goddelijk schoon; Geen schaduwen dekken ’t Azuur van uw troon. Vol glans zijn de blikken, Waarmee ge op ons staart, En ’t oog komt verkwikken, Vriendinne der aard!
Doe lichtstralen wieglen, o Zilvren Planeet! Doe ’t stroomvocht weerspieglen De glans van uw kleed. Blink vrolijk: want de ogen Van haar, die ik min, Begroeten bewogen U, Nachtkoningin!
Lente en Herfst (1842)
|