Een gedicht van Frederik van Eeden 1860-1932
Kunt Gij nog wreder slaan!
Kunt Gij nog wreder slaan! - mijn God! mijn God! Zie, ik ben sterk en breken zal ik niet, Maar was er één die Gij zó lijden liet, Wijl hij U lief had, boven zielsgenot?
En nóg zal ik niet vloeken 't mensbestaan, En 't Leven niet, en Uwe naam niet smaden, Zelfs met dít mateloze Leed beladen, Neem ik het Leven uit Uw handen aan.
Maar schrijf dan ook, ter keerzij mijner schuld, Dat ééns een menskind, zó diep in ellende, Zó ver verloren in een nacht van rouw,
De maat zijns droeve Levens heeft vervuld, En schoon hij 't bitterst dezer wereld kende, Toch durfde leven en niet sterven wou!
|