Een gedicht van Frederik van Eeden 1860-1932
Schemering in 't woud
Hier moet ik peinzend gaan en stil, - het afgeleefde loof kwijnt aan de twijgen, ik voel de lome schemer stijgen - en stijgen, stil.
Wat glanst het bleke Westen koud! een matte lach uit droeve wolkenbrauwen doet flauw de teed're nevel blauwen in 't gélend woud. -
Ik zie de bleke stervenswenk. Ik voel het doffe duister in mij dringen en verre stemmen hoor ik zingen al wat ik denk. -
Waar zijt ge, Dood? - zo gij rondom op wieken van de schemering komt rijzen, nu doet uw nadering niet ijzen, - ik wacht u - kom!
|