Een gedicht van G.W. Lovendaal 1847-1939
Wat mijn hond heeft
't Fijnste neusje heeft mijn hond, 't Liefste snuitje heeft mijn Truitje, Steekt het als een ijdeltuitje In de lucht bij wind of buitje; 't Liefste snuitje heeft mijn Truitje, 't Fijnste neusje heeft mijn hond.
Mooie ogen heeft mijn hond, Warme ogen, trouwe ogen, Ogen die er wezen mogen, Nooit wat hebben voorgelogen, Warme ogen, trouwe ogen, Mooie ogen heeft mijn hond.
'n Gouden hartje heeft mijn hond, Ieder mag hem dolgraag lij'en, Tussenbeide kan hij vleien, Hij kan lachen, hij kan schreien, Ieder mag hem dolgraag lij'en, 'n Gouden hartje heeft mijn hond.
Kindergedichten (1914)
|