Een gedicht van J. Slauerhoff 1898-1936
Wooningloze
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak; Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, Een tent werd door den stormwind meegenomen.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Zoolang ik weet dat ik in wildernis, In steppen, stad en woud dat onderkomen Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen Dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt En tevergeefs om zachte woorden smeekt, Waarmee ‘k weleer kon bouwen en de aarde Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.
|