Een gedicht van P.A. de Génestet 1829-1861
Schitterende starre
Ik zag een starre schittren, Maar ’t was niet aan de trans; ’t Was in twee dierbre ogen, Een starretje vol glans.
’t Betoverde en bezielde Mijn hart, mijn geest, mijn jeugd, ’t Spreidde in mijn blijde woning Gods licht en vrede en vreugd.
Het blonk op al mijn wegen Zo vriendlijk en zo zacht, Een zonnetje van zegen, Te morgen en te nacht.
Het blonk van heilge liefde Voor zoveel goeds en groots; Het scheen een licht des levens, Maar ’t bleek - een boô des doods!
Dat was het Teringstarretje – Beware Gods genaê, Dat gij het ooit ziet schittren In ’t oog van kind of gaê!
|