Een liedje van schrijver J.H. Leopold 1865-1925
Kerstliedje
In de donkere dagen van Kersttijd is een kind van licht gekomen, de maan stond helder over de dijk en ijzel hing aan de bomen.
Onder de doeken in de krib daar lag dat lief Jezuskindekijn en spelearmde en van zijn hoofd ging af een zuivere lichtschijn.
Maria die was bleek en zwak op de knieën neergezegen en zag blij naar het kindeke; en Jozef lachte verlegen.
En buiten in de bittere kou en de stille Kerstnacht laat de heilige driekoningen kwamen van ver door de diepe sneeuw gewaad.
De heilige driekoningen hoesten en doen en rood zijn bei hun oren, een druppel hangt er aan hun neus en hun baard is wit bevroren.
De heilige driekoningen in de stal verwonderd zijn binnen getogen; het licht, dat van het kind afging, schijnt in hun grote ogen.
De heilige driekoningen staren het aan en weten zich niet te bezinnen en het kind ligt al te kijken maar en tuurt in een denkbeginnen.
|