De sneeuwman
Zie zo, mijn kleine sneeuwman, Nu ben je kant en klaar; Maar 'k heb nog wat vergeten, Een kuifje op je haar, En dan dit korte pijpje.... Kom, open nu je mond, Kijk, piet, hij staat er heuzig Of hij er jaren stond.
En had ik nu een spiegel, Dan liet ik je er in zien, En stond je vast beteuterd Als laatst die kleine mien, Toen zij haar witte boezel Present kreeg van oom wout, Waaronder nu die koudkleum Al weer haar handen houdt.
Nu, 'k moet het eerlijk zeggen, Je kostte ook wat een vlijt, Eer wij je zo ver hadden, En vrij wat zorg en tijd; Een viertal blauwe neuzen, En konen, rood als vuur, Een hele achtermiddag, En menig morgenuur!
Als 't nu maar niet gaat dooien, Zo als het is voorspeld Door maarten van de tuinman, Die werkt op 't Vinkeveld! Dat zou recht jammer wezen... Wat zeg je, bolle piet? Dan was ons werk verloren, En al de moeite om niet.
Een buurman die het hoorde, Zei: ‘klaas, versta ik goed, Vindt gij het zo verdrietig Als gij vergeefs wat doet, Dan loont ge ook al de moeite, Die aan u wordt gedaan Door ouders en door meesters, Van deze dag af aan.’
Uit de bundel: Het nachtegaaltje (1851)
Een gedicht van Jacob van Lennep 1802-1868
|