Een gedicht van P.A. de Génestet 1829-1861
Boutade
O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en onverwaardbare wegen,
Vol jicht en parapluiers, vol kiespijn en vol kramp,
O saaie brij-moeras, o erf van overschoenen,
Van kikkers, baggerlui, schoenlappers en moddergoôn,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen
Ontvangt het najaarswee van uw verkouden zoon!
Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder; ‘k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vree.
Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen,
Gij – niet op mijn verzoek – ontwoekerd aan de zee.
|