Een gedicht van Jacques Perk 1859-1881
DE SCHEPER
Een zee van golvend purper, in verbazen En ademloos verstijfd (als waar zij dood) Bij 't zien van 't eindloos vlammend avondrood... Zo schijnt de heide; waar, wie honig lazen
Met de avondlast langs bloem en purper razen Om niet te keren vóor de nacht ontvlood. En scheidend houdt de delling in haar schoot De blanke heerde van wie ruisend grazen.
De waakse wolf, die zich geen wolf betoont, Lekt speels de staf en handen van den herder, Die twintig kudden eenzaam heeft gehoed.
En met een blik, waarin de liefde woont, Drijft hij de witgewolde wolkjes verder... En ziet naar hen, de heide en de' avondgloed.-
|