Een gedicht van Jan Veth
SANCTE MARIA TER SNEEUW
't Veld was, na stille nacht, met wit belegen, Wonderbaar vredig wit, wijd uitgespreid, Gelijk een vlekkloos hermelijn tapijt Zich over de aarde breidend, allerwegen.
Een zachte vacht van stille heimlijkheid, Geruisloos van de hemel neergezegen... Teedre formatie van een donzen regen, Liggend in 't lichtend kleed van heiligheid.
En vromen vonde' in verse sneeuw geschreven Een reuzig kruis, de top naar 't Oosten richtend... Spraken dan zacht van dit geheimenis,-
En zij verstonden 't hemels teken, stichtend Een heerlijk huis, tot ere der verheven Vrouwe Maria, die Gods Moeder is.
|