Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
Danslied
Zei niet Uw stem: de vogel danst, Het lover danst, de weide danst, De Zon die op het water glanst, De wind, de wolk, de wereld danst?
Gij reikte mij uw linkerhand, Daarin gleed warm mijn rechterhand, En velen volgden, tot een band Van dansers slingerde over 't land.
De laatste tranen op mijn wang Verwoeien in die rondegang, Mijn polsklop, eerst zo luid en bang, Vond hart bij hart ten beurtgezang;
En 'k wist heel blij, voor altijd, gáns, Onder mijn wilde-bloemenkrans, Wijl goudgloed opsprong aan de trans Dat alles goéd wordt in de dans.
Herscheppingen
|