Een gedicht van P.C. Hooft 1581-1647
AAN EEN NIEUWGEBOREN JONGEN
O jongen, verse vrucht, die uit het slaaprig leven, In moeders schoot geleefd, door sporen van de tijd, Die niet in stilte laat, tot ouders vreugde zijt In der zinnen gewoel en 't wakend licht gedreven,
Nu heeft u de geboort aan 't Luk overgegeven Dat school van wissel houdt; de droevige verblijdt, De blijde droevig maakt; verheft, en nedersmijt; En tussen hoop en vrees, doet alle zielen zweven.
Op onversufte moed de zegerijke God Geef u te schutten af de pijlen, waar het Lot In zijn verbolgenheid u mede zal beschieten;
Ook hare gaven, als 't u mildelijk bedenkt En rijkdom, wellust, eer, uit volle vaten schenkt, Met dankbare genoegt' voorzichtig te genieten.
------------------------------------------------------- In dit sonnet uit 1620 begroet Hooft de geboorte van een zoon van een vriendin Ida Qekels.
|