Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924
Terwijl de wind scheen en de bij bromde
Terwijl de wind scheen en de bij bromde, 'n stil ogenblik van geluk gevonden. Daarna ging de lucht open en ik zag duidlijk de bomen staan tot in den dag in hun doorblankte grootheid vaag en ruig, en 't heerlijk land der wolken vaag en stug bedreven door grauw' and're, de zon scheen en sloeg zich over in onmeetlijkheên. Hoe doodgerust voelden mijn oren toen, ik ging en had met alles niets van doen.
Verzen (1903)
|