Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940
Drie verzen voor een dode III
Soms, dwalend over heuvels, hoor ik uwe stem. — meestal op stille ongerepte plekken waar de natuur nog iets gevangen houdt van haar voormenselijke zuiverheid. soms aan een water, soms ook in het woud. maar op de rotsen met de zachte wieren die onweerstaanbaar aan uw haar doen denken vrees ik u telkenmaal te gaan herkennen in de gedaante van een vluchtend hert.
maar waartoe kwelt gij mij? gij weet dat ik nog niet tot sterven ben bereid; ik kan geen afstand doen, noch van mijzelve noch van mijn wrevel en opstandigheid.
misschien ben ik verdoemd; wanneer reeds nu de dood mij plotseling in de rug zou overvallen dan zou ik, stervend met de honderdtallen, neerstorten in de Poelen, heet en rood.
en daar, juist daar — een prooi der helse koren — vervolgt mij nog het hemelse verwijt van uwe stem een lieflijk lied, verschriklijk om te horen o, klinkende bazuin van 't nieuw Jeruzalem.
Porta Nigra (1934)
|