Een gedicht van W.J. van Zeggelen 1811-1879
Kermisviering
Woelige dagen! 't Huis overhoop, Kindren van school af; Speelgoed te koop; Nichtjes tot gasten, Money op zak; Alle dag Zondag; IJs en gebak; 't Kladboek in 't honderd, Eens maar in 't jaar! Drukte in de lommerd, Handen in 't haar; Vlooien en beren, Bom-bam-muziek! Lammen en blinden, Duitser en Griek; Paardrijderskunsten, Olie en smeer; 't Woord van de zotten: Dát zie je meer. Wafelfriezinnen, O, wat een jok! Laat in de veren, Ná loopt de klok; Magen van streek af, Harten nog meer; Vrijers en vrijsters; Zelden mooi weer; Besjes van 't spinwiel, Wevers van 't touw; Ra, ra, wat is zij: Meid of mevrouw? Kantjes en kleedjes, Kleur en vernis; Loven en bieden -- Geld bij de vis; Foezelberoerten; Vauxhall en bal: Jongens met zwermen -- Weet ik het al! Pronkzucht en vitlust, Meer dan wel past; Schuld bij de bakker, 't Weekloon verbrast; En wat verboden Verder geschiedt, 'k Wil het niet zeggen, 'k Weet het ook niet. Dof staan de blikken, 't Leven verstomt, Weg gaan de kramen - Wee wat nog komt!
|