Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930
RITJE
Het paardje reed zo klinkend met hoeven tinkellinkend al op de klinkerdijk.
Zij droegen róse hoedjes op roodgeverfde snoetjes en voeren langs de dijk.
De sleepman had een zweepje, slap, en zweepte 'hurt' bij elke stap van 't paardje op de dijk.
Zij hadden gouden zon gehuurd, en 't tuigje was zo blank geschuurd dat voerde over de dijk.
en blanke bloempjes aan de kant die keken in de vigilant wie voer over de dijk.
Zo menig vent en jonggezel die werd wat raar aan zijn gestel bij 't langs-gaan op de dijk.
Door die guitig rode snoetjes onder die róse hoedjes; die meisjes, langs de dijk.
Een bonte vlucht, Bussum.(1911)
|