Een gedicht van Jan prins 1876-1948
De Parel
De wereld, zoals onze geest die kent ligt in de schoot van toekomst en verleden het onvergankelijke toegewend, dat zich voltrekt in haar verganklijkheden.
Al wat zij voortbrengt heeft zich opgericht vanuit een aanvang, in zichzelf gevonden, en breidt zich uit en bloeit onder het licht, - en gaat dan in zichzelve weer te gronde.
Maar over de gerustheid uwer ogen liggen de schalen, rond en zwaar, gebogen van 't losse haar, dat om de slapen vlucht. - Een gave parel schemert aan uw hals.
't Oneindige dat ons vervult is als het even licht zijn nog van de avondlucht.
Verschijningen
|