Een gedicht van Johan Danser 1893-1920
DE JONGGESTORVENE
Gij moest zo vroeg van deze wereld scheiden Die gij beminde schoon haar smaad u sloeg, Van al de dromen die uw jong verblijden Nog ongerept en woordloos in zich droeg.
En toch toen dood u 't koele bed kwam spreiden Sprak gij geen woord dat om een troostwoord vroeg, - Bereid als een die lang en schoon mocht strijden Zeidet gij zacht: 'Ween niet, het was genoeg.'
Gij wist: - wij zwerven door dit vreemde leven Bij vreugdes dag, bij droefheids duistre nacht, Zoekend het woud waar liefdes klanken beven;
Maar eens vermoeid van aller dingen pracht Vinden wij wat ons streven is gebléven: Stiltes vallei daar 't vredig is en zacht.
|