Een gedicht van Abraham van Collem 1858-1933
Het woud
Donkre bomen uit mijn kostbaar woud, Geboren naar de hemel op te schieten, En uit uw waaiend koepel-dak te gieten Koelte, waarvan de grijze aarde houdt,
Zoals een orgel zijt gij opgebouwd: Pijpen van klank en fijne hoge sprieten, Die uit hun steigering stemmen loslieten, Te roepen staat gij, klankenwachtend hout.
Des ochtends komt uw hemelse bespeler, Uw organist, uw goudenklankuitdeler, Zijn voet aanraakt uw donkerend pedaal, Zijn vingers zijn op dansende lichtstraal, Hij loopt met trillers langs uw stammendos, En uit uw takken breekt verrukking los.
Liederen van huisvlijt (1917)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/images/185077.jpg)
|