Een gedicht van Karel van den Oever 1879-1926
IJdelheid
Wij wandlen een poos over de aarde, een ogenblik slechts, een kleine stond; we gaan door de "levensgaarde" en blijven een korte tijd ,"gezond",
we slapen, we praten en eten, och, alles slechts een kleine wijl; 't is gauw weer verdwenen, vergeten... Is 't leven geen snellende pijl?
Ei, straks was het klein knaapje jarig : 't was de tuinman die bloemen gaf . Helaas, hoe is die vreugd voorbarig: 't zijn bloemen op het jonge graf...
Hoor onder die bomen de zuchten en zoenen van 't jonge,lieve paar; helaas, in het leven zijn kluchten! Zij stierven vóór 't einde nog van 't jaar...
We leven op aard slechts een schijntje. Weet gij wie het beteren zal? God houdt ons aan 't eeuwige lijntje. Zo raken de paarden op stal.
Verzen uit de oorlogstijd (1919)
|