Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899
Het wezenkind van Sina
'k Ben een Sinese weze, een wezen vol ellende, die moeders borsten nooit noch heure zoen genoot! en vader, die mij voor zijn kindje niet en kende, liet mij van wieg, en huis, en leven schier ontbloot!
o Goede Vlaamse klenen, zoudt gij mij laten wenen zo ik om hulpe vroeg? één stuiver waar' genoeg.
Zij laten me al allene, allene en zonder hope! al is 't dat ik verga van honger en van vrees: 'k heb schaars een korstje dat 'k in mijn tranen dope en toch ben ik een kindje, en toch ben ik een wees!
o Engelandse klenen, wilt ook entwat verlenen om mijne nood te voên! één stuiver zal gedoen.
Ha! 'k zou zo geerne van dees droeve wereld scheden, waar 't dat ik na mijn dood de deur des Hemels vond! maar 'k vrees hiernamaals nog veel schrikkelijker leden: mijn zielke is nog niet vrij van de erfelijke zond!
o Lieve Franse klenen, kon God het mij verlenen dat gij mijn zielke koopt! één stuiver! 't is gedoopt.
1850
------------------------------------------- Sina: China weze: wees klenen: kleinen gedoen: voldoen scheden: scheiden leden: lijden
|