Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Avond
Nu blinkt de straat van zilver en van goud, Waar 't zwartgelakt plaveisel hel beschijnen De winkellichten. Ver alrĂȘe verkwijnen De speelse knapenkreten. Star en koud Nu staan de huizen. Achter de gordijnen, Spreken de mensen, warm en welvertrouwd, Hun liefdewoorden - Sterloos donker rouwt De regenhemel boven huizenlijnen.
Zo vol die huizen - en zo leeg de straat, Waar, hol en vreemd, nog enkle stappen klinken, Maar nooit de stap, die tot haar woning gaat!
Zij laat haar hoofd in de open handen zinken. Haar hart moet eenzaam de eigen tranen drinken. Nooit komt hij weer en kust haar blij gelaat.
" De jonge weduwe" De Gids (1926)
|