God, ik zoek even contact met U. Wil je mij nabij zijn? Geef mij geloof en vertrouwen kracht en volharding zodat ik mij ten volle kan geven aan de opdracht die ik nu mag vervullen. Amen
God van liefde en leven, die zich schaart aan de kant van de geringen en geen mens verloren laat gaan, Gij, die geen mens ten prooi laat vallen aan wie hem haten, die naar elke mens omziet in duisternis, ziekte en machteloosheid, blijf hen nabij, nu, morgen en altijd.
Het is door te bidden dat je komt tot geloof, wie gelooft heeft vertrouwen, wie vertrouwen heeft laat zich leiden door God, en als de Geest je rust, vrede, vreugde en harmonie brengt komt het van de Heilige Geest.
U was er al voor wij bestonden, Wees voor ons een bron van levend water. Water dat leven geeft, bezielt en sprankelt. Dat ons doet groeien en toekomst geeft, Water dat toekomst geeft, aan de aarde en de mensen die haar bewonen. Wees een bron die nooit uitgeput raakt opdat we steeds opnieuw mogen beginnen waar de hopeloosheid en de dood, het dreigen te winnen van het leven. God leer ons leven als gedoopten.
HET WEZENLIJKE VAN DE LIEFDE IS NIET DAT WIJ GOD HEBBEN LIEFGEHAD, MAAR DAT HIJ ONS HEEFT LIEFGEHAD EN ZIJN ZOON HEEFT GEZONDEN OM VERZOENING TE BRENGEN VOOR ONZE ZONDEN. ( 1 JOHANNES 4, 7-10)
Dit ene vers is als een sleutel om het leven als christen te begrijpen:
Gods liefde is eerst, ons antwoord volgt.
God, U bent de eerste... in het beminnen. Ik dank U voor uw liefde voor mij, voor ons, en voor alle mensen. Op uw liefde mag mijn leven een antwoord zijn, elke dag opnieuw.
MOGEN DE BERGEN VREDE BRENGEN AAN HET VOLK EN DE HEUVELS GERECHTIGHEID. MOGE HIJ RECHT DOEN AAN DE ZWAKKEN, REDDING BIEDEN AAN DE ARMEN, MAAR DE ONDERDRUKKER NEERSLAAN.
Ik beneen ruwdeken endraag helemaal geen grootsheid in me, maar ik kan wel warmte encomfort geven aan hen die me gebruiken, vooral opkoude en vochtige nachten. Ik werd gekocht door een vreemde priester en zijn moeder op de markt van Turijn. Ze namen me mee naar een armoedig huisje niet ver weg, maar het was er wel vochtig en koud genoeg! Uit de woorden die zij met elkaar wisselden, kon ik opmaken dat ik gekocht werd om de dekens te vervangen die de goede Don Bosco gegeven had aan enkele jonge gasten die hij een onderkomen in huis had geboden. De volgende dag waren ze verdwenen en hadden ze de dekens meegenomen. DonBosco had enkele dagen later opnieuw onderdak geboden aan enkele jongens, maar het was nog slechter afgelopen: zij waren er ook met het hooi en het stro vandoor.
Ik had een klein hartje voor mijn toekomst: deze twee gaven me niet de indruk vlug ontmoedigd te zijn. En zo bleek het ook. Een avond in mei. Het regende pijpenstelen. Don Bosco en zijn moeder waren net klaar met het avondeten wanneer er iemand op de deur klopte. Het was een jongen van ongeveer 15 jaar, helemaal nat en verkleumd.“Ik kom uit Valsesia en ik heb geen familie meer. Ik wil werken in de bouw, maar ik heb nog geen werk gevonden. Ik heb het zo koud en ik weet niet waar naartoe …"
“Kom binnen”, zei DonBosco. “Zet je bij het vuur. Je bent veel te nat … je zou wel ziek kunnen worden.” Mamma Margherita bereidde hem iets te eten. Dan vroeg ze hem: "En nu, waar ga je naartoe?” "Ik weet het niet.Ik had drie lire toen ik in Turijn aankwam, maar ik heb alles al uitgegeven.” Stilletjes begon hij te wenen.“Alsjeblief, stuur me niet weg.”Margherita dacht aan de dekens die waren gaan vliegen en bekeek me vragende ogen. “Je zou hier wel kunnen blijven, maar wie verzekert mij dat je niet met mijn kookpotten aan de haal gaat.” “O nee, mevrouw. Ik ben wel arm, maar ik heb nog nooit iets gestolen.”
Don Boscowas buiten in de regen al enkele bakstenen gaan halen. Hij bracht ze binnen, maakte vier stapeltjes en legde er wat planken op. Dan haalde hij de strozak van zijn eigen bed en legde die op de planken. “Slaap hier maar, mijn beste, en je mag blijven zolang als het nodig is. Don Bosco zal je nooit weg sturen.”
We vieren het feest van wat in de volksmond wordt genoemd: DRIEKONINGEN.
Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Moeder Maria, graag wijden we 2016 toe aan U. De hele mensheid willen we bij het begin van dit nieuwe jaar in uw schoot neerleggen. Wil ons allen bij de hand nemen en ons brengen in het hart van ons bestaan: in God zelf. Bid voor ons, lieve Moeder, opdat het vuur van Gods Geest ons hele zijn mag doen wenden naar de Vader.
Leg uw hart, goede moeder, in het onze, en breng ons in Christus, uw welbemind kind; onze Heer, onze Broer. Moge Hij ons leven leiden, moge Hij de ziel zijn van ons bidden, moge Hij instrument worden van ons handelen.
Wij worden gevraagd er op uit te trekken, om met elkaar te delen wat we aan licht, aan warmte, aan vreugde en geluk ontvangen hebben. Ik meen dat dit toekomst heeft. Ik wens ons toe dat deze geraaktheid voor ons steeds opnieuw een bron is voor geluk, voor trouw en liefde. Wie zo leeft heeft de toekomst. Niet alleen voor zichzelf, hij of zij bouwt ook aan toekomst. En dan mogen we dankbaar zijn voor Hem die ons raakt, die ons aanraakt. Want dan ervaren we de goede God als een bron waaruit we steeds kunnen putten om de toekomst in het nieuwe jaar met hoop tegemoet te gaan.
Ook zei Hij hun: ‘Breng je de lamp soms binnen om die onder de korenmaat te zetten of onder het bed? Toch zeker om hem op de standaard te zetten? Want iets is alleen geheim om aan het licht gebracht te worden, en het werd alleen verborgen om aan het licht te komen.
Ik wil jouw licht ontsteken, zegt de Heer. Ik ben het die jouw vlam doet branden en jou doet leven. Ik verlang dat ook jij licht zult worden in deze tijd. Vraag niet hoelang, voor wie of waarvoor… Maar laat je leven branden, ... dan kan Ik door jou wat warmte in deze wereld brengen.
JOZEF EN MARIA BRACHTEN JEZUS NAAR JERUZALEM OM HEM AAN TE BIEDEN AAN DE HEER. (LUCAS 2, 22-35)
Maria en Jozef stellen hun kind onder de zegen van de Heer. Een zinvol gebaar als teken van vertrouwen in de toekomst. Hun kind zal een licht zijn voor de enen, maar een’ omstreden teken’ voor anderen
Heer,... niemand kan het leven voorzien. Daarom kom ik tot U en leg in uw handen: alles wat ik heb, alles wat ik doe, alles wat ik ben. Laat me niet enkel voor mezelf leven, maar verbonden met U en gegeven aan mensen.
ZING VOOR DE HEER EN VERHEERLIJK ZIJN NAAM (PSALM 96)
In een wereld waarin mensen medemensen doden, wijst U, Heer, ons de weg naar echte vrede. Als een verre stem klinkt U in ons bestaan,... roept U ons om niet ons eigen heil te zoeken, maar warmte te geven en onderdak, om zelf licht, hand, wegwijzer, broer en zus te zijn.
Wees de bron die het kind in ons wakker houdt. Dan zullen wij klein kunnen worden aan onszelf en groot aan overgave aan anderen, en zal er toekomst en vrede mogelijk zijn voor iedereen op aarde, een huis voor iedereen, samen op weg in de voetsporen van Jezus, Uw mens-geworden Zoon. Amen.
"God is naar ons toegekomen. Dat is de echte betekenis van Kerstmis." Dat heeft Jozef De Kesel, de nieuwe aartsbisschop van Mechelen-Brussel, kort na middernacht gezegd tijdens zijn homilie in de Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal in Brussel. "Hij heeft zich niet laten kennen door blijk te geven van macht en rijkdom. Hij heeft dat gedaan onder de vorm van een kind voor wie er geen plaats is. Onder de vorm van een vreemdeling die niet ontvangen wordt."
In een verwijzing naar de huidige vluchtelingencrisis waarmee Europa worstelt, vroeg De Kesel "niet alleen hen die ons genegen zijn" met liefde en eerbied te benaderen, "maar ook hen voor wie geen plaats is, die we als vreemdelingen benaderen, van elders komen, anders zijn, er niet bij horen. Op de vlucht voor een geweld dat geen naam heeft."
Het kind dat in Bethlehem geboren wordt, is "van een heel bepaalde soort", aldus de aartsbisschop. Heel zijn leven zal hij een vreemdeling blijven. "Hij zal niet eindigen als overwinnaar, maar als een veroordeelde, gehangen aan de schandpaal (...) Niet om te heersen is Hij gekomen, maar om te dienen. Niet om te tonen hoe ver Hij boven ons verheven is, maar om bij ons te zijn, één van de onzen, mens als wij. Solidair met hen die niet meetellen."
Op het einde van zijn homilie lanceerde De Kesel, die eerder dit jaar André-Jozef Léonard afloste als aartsbisschop, de oproep om "onze deuren niet te sluiten en onze grenzen niet te beschermen". "Anders riskeert het echt koud te worden. Een harde wereld, ieder voor zichzelf, onverschillig voor hen die buiten zijn."