God, ik zoek even contact met U. Wil je mij nabij zijn? Geef mij geloof en vertrouwen kracht en volharding zodat ik mij ten volle kan geven aan de opdracht die ik nu mag vervullen. Amen
Ik vraag me af of er een alternatief bestaat voor de heersende opvatting dat alles maakbaar is en afhangt van menselijke inspanning.
Wat een zware last en schuld legt de mens op zijn schouders door te denken dat alles afhangt van zijn eigen inspanning. Ik vraag me af of een andere manier van denken mogelijk is. Anders is in ieder geval de religieuze houding tegenover de werkelijkheid. Of die een alternatief kan bieden voor de fixmentaliteit weet ik niet. Maar deze 7 rebelse religieuze inzichten die je voorbije dagen kon lezen, zetten wel aan het denken.
Dit is misschien wel het moeilijkste religieuze inzicht van allemaal. Ik ben al vrij om te beminnen. Hemel en aarde zijn al verzoend in Christus. Ik mag die ruimte van de verzoening binnengaan. Ik mag die ruimte in mij toelaten en zich laten ontvouwen als een vuist die haar greep op de dingen lost. Ik mag geloven.
Eerlijk: de ander liefhebben, is iets wat ik vaak niet kan. Niet zoals God dat doet. Dat is een pijnlijk besef waar ik door moet als ik de weg van de liefde wil gaan. Er zijn momenten dat het me tot wanhoop en scrupules dreef. Tot ik besefte dat de onmacht een zalige grens is om op te botsen. Recht in de armen en de schoot van de Almachtige.
‘Weet je met jezelf geen blijf, doe dan iets voor een ander’, zegt m’n vrouw wel eens als ik weer eens niet te pruimen ben. Daar zit veel psychologische wijsheid in. Maar dit religieuze inzicht waarschuwt ook tegen te veel dadendrang. Er staat niet ‘doe iets voor een ander’, er staat ‘heb hem lief’. Dadendrang kan leiden tot verbetenheid, vals plichtsbesef, in orde willen zijn, per se de goedzak uithangen. Liefhebben betekent soms: gewoon luisteren naar de zorgen van een ander, haar al mijn aandacht geven zonder haar probleem te willen fixen, haar in mijn hart het beste toewensen… Vanuit die houding zal me wel ingegeven worden wat er te doen valt.
M’n eerste pogingen om te luisteren geven geen vrede, maar confronteren me met een kakofonie van stemmen. Innerlijke stemmetjes. Uiterlijke stemmen die me door de media toeschreeuwen en in m’n herinnering weerklinken. Vluchten of verdoven is dan mijn eerste reactie. Maar dan mis ik ook de roep van het enig noodzakelijke. Die hoor ik pas als ik afdaal onder het rumoer. Als ik leer wachten op wat er uit de diepte bij mij aan waarheid en leven opborrelt.
Wat te doen als alles (of toch veel) leeg en voorbijgaand is? Het eerste is: luisteren. Stil worden en luisteren. Luisteren breekt m’n ik open. Ik laat de mogelijkheid toe dat ik geraakt word door de ander, door de Ander. Luisteren is moeilijk. Het vereist dat ik m’n dadendrang even ‘in de wacht’ zet. Dat is het zware werk van stil worden.
Ook dit tweede inzicht helpt me onthechten van bijkomstigheden. Veel van m’n zorgen zijn morgen al vergeten. Ja, ook m’n ikje gaat voorbij. Gekoesterde en bevochten identiteiten zijn maar tijdelijke verblijfplaatsen. Soms is het pijnlijk om daarmee in het reine te komen. Een beetje sterven voor ik sterf. Maar vreemd genoeg opent dat ook een perspectief naar iets van eeuwigheid.
Alles is ijl en ijdel, grijpen naar wind.(Prediker)
Alles? Toch best veel als ik erop begin te letten. Om me heen. Bij mezelf. Hoeveel drukdoenerij wordt niet veroorzaakt door ijdelheid, door ikzucht, door individuele of collectieve identiteiten. Het ik heeft voortdurend bevestiging nodig. Dat opmerken, is het begin van onthechting. Onthechten is niet me iets ontzeggen wat ik heel graag heb. Wel inzien dat iets meer schade veroorzaakt dan vrede brengt. Bij mij, bij de mensen rond me, bij de samenleving, bij de aarde. Het is een grote opluchting dat te mogen laten vallen.
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
Zonder de liefde van onze ouders, zussen en broers, echtgenoten, geliefden en vrienden kunnen we niet leven. Zonder liefde gaan we dood. Maar veel mensen ontvangen liefde die gebrekkig en beperkt is. Liefde kan aangetast zijn door machtsvertoon, afgunst, wrok, rancune en misbruik. Liefde van mensen is nooit zo volmaakt als we verlangen, en soms zo onvolmaakt dat we het nauwelijks liefde kunnen noemen. Om niet te bezwijken onder de verwondingen die die onvolmaakte liefde kan toebrengen, moeten we geloven dat de bron van alle liefde ligt in Gods onbeperkte, onvoorwaardelijke, volmaakte liefde. Die liefde is niet onbereikbaar. Ze is dichtbij, want Gods Geest woont in ons.
Maak een goed mens van mij, Heer. Ik weet, het is iets heel gewoons: zo'n goed mens die met zijn medemens mee kan voelen en denken, mee kan lachen en huilen, en die zichzelf gezegend weet door elk geluk, door elk succes dat anderen komt verblijden. Een mens die graag medemensen een plezier doet en mild is met geheel zijn hart, die hoe omzichtig hij ook is, bereid is bedrogen uit te komen. Een mens die zonder ooit de waarheid te ontvluchten, toch overal het goede ziet, die zoals Gij, Heer Jezus, mild en met respect onthalen kan wie iedereen de steen heeft toegeworpen. Was ik zo´n mens: een rust voor gejaagden, een steun voor zwakken, een milde haard voor wie verbitterd zijn. Maak een goed mens van mij, Heer, zacht en nederig van hart, gelijk Gij. Dan zal ik velen die zwaar belast en beladen zijn, tot uw verkwikking leiden.
Ze begonnen onderling te redetwisten over wie van hen de belangrijkste was. Jezus merkte wat hen bezighield en hij nam een kind bij zich, dat hij naast zich neerzette. Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt hem op die mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.
ZIJN MOEDER ZEI TEGEN JEZUS: ’KIND, WAT HEB JE ONS AANGEDAAN? JE VADER EN IK HEBBEN MET ANGST IN HET HART NAAR JE GEZOCHT.’ (LUCAS 2,41-51)
Welke ouder herkent dit niet? Welke moeder heeft nooit dit woord gesproken? Met angst in het hart zoeken ouders hun kind: een kind verdwaald op het strand, een kind aan de drugs, een kind dat wegblijft in de nacht, een kind dat koppig eigen wegen gaat.
Maria, moeder van Jezus, wil ook moeder zijn van ouders die wanhopig op zoek zijn naar hun kind. Ga met hen mee op de harde weg van hopen en vrezen. Sla uw beschermende mantel over alle verdwaalde kinderen, en breng hen weer veilig thuis. Wees gegroet, Maria.
DE HEER DOET MIJN HART VAN VREUGDE SLAAN. (1 SAMUEL 2,1)