Aan onze Kinders uit de droeve dagen van de Duitschen inval in Belgie in 1914.(nr 1 )
Gij zijt te jong om een juist oordeel te kunnen vestigen over die droevige dagen,die gij angstvol beleefd hebt,over die gebeurtenissen die u het hert verscheurden. Gij zijt niet bekwaam om te begrijpen,omdat gij van het leven nog geen voldoende ondervinding hebt. Onder uwe oogen werd uw vader door de Duitschen onmeedogend gebonden en medegenomen,gij waart met angst en vrees overladen en verstond er niets van. Oorlogbereidsels waren zoo lang en zoo veel,in alle landen gemaakt,dat ze als een gewapende,noodzakelijke,vredeverzkering aanzien waren.Eenen Europiaanschen oorlog was onmogelijk en Belgie ten minste zou er nooit in betrokken zijn.
Op 3 Oogst 1914 vielen de Duitschen legers ons Vaderland in. Vele redens en omstandigheden zullen maar lang achterna bekend en vastgesteld worden en vele onwaarheden zullen nooit klaar worden gemaakt.
Ik zal u,lieve Kinders,geheel mijn leven,zien het hoofd uitsteken,boven den hofmuur,van waar gij op Zondag 18 October,de aankomst de Fransche verkenning stond te bezichtigen,toen ik haastig uit de stad terug kwam,vol angst,nadenkend wat er ons kon te verwachten staan. Wij zaten nu in de strijdlijn.
De Fransche troepen kwamen zoo bereidwillig,zoo moedvollig den vijand uit het Vaderland drijven. Gij waart welgezind dat ze daar waren. De Duitsche die twee dagen te voren de stad waren door getrokken,zouden nu voor goed weg zijn. Het was ver van u te denken,dat de daad der Franschen,zoo stout de Duitschen in de weg te staan,op het Roeselaarsche volk zelf,op ons kwartier,zoo wreed,zoo brutaal zou gewroken worde.
Gij hebt op maandagmorgend die voorposten zien aftrekken,zich hier en daar wegduiken,verderop hadden ze grachten gedolven,van waar ze de opkomende Duitschers zouden afweren en er op schieten. Zij hadden zich zoo rap en zoo goed mogelijk verschanst en wachten den vijand op, die zij de eersten verkend hadden.
Dat is oorlog,elkander afzoeken om te moorden,zich verduiken om zelf niet getroffen te zijn en om zoo veel te harder den vijand te treffen.
Hoort gij ze nog,die orders die ik u gaf,kort weg,van binnen te blijven,niet uiutzien,rond moeder en met het eerste teeken in den kelder duiken.
Dat dringend bevel moest u vreemd in de ooren klinken,het gevaar immers bleek nakend te zijn,want geweerschoten lieten zich reeds in de verte hooren. Het duurde niet lang,vooraleer gij nu benauwd rond vader en moeder,elk om te dichtst kondet kruipen,niet meer ademen dierft van vrees.
De Fransche voorposten weeken nu onder een geweldig geweervuur achter uit de stad in. Schrapnels vlogen ziepend boven onze hoofden en onploften geweldig op de punten waarmede ze in aanraking kwamen. Kinders zijt niet bevreest,hier in den kelder is geen gevaar,de kanonballen vallen niet op alle huizen en de ontploffing geschiedt bij de eerste aanraking,hierin den kelder is ons leven verzekerd en ons huis zal zeker wel gespaard zijn,den Vlaming leeft altijd op hoop.
Er was immers geen regelmatig gevecht,slechts eene verkenning week stelselmatig al vechten achteruit,maar het was genoeg om de Duitsche kanonnen te doen volop de stad beschieten. Een twintigtal Duitschen bleven op het slagveld,de Franschen hadden slechts eenige gekwetsten. Het waren die Twintig regelmatig gesneuvelden die zoo onbermertig moesten gewroken worden op weerloozen,die er geen schuld aan hadden. Uit de achtervensters van het gebuurte hooren wij om hulp roepen,wegspringen,vluchten. Wat is er nu gebeurd. De Duitsche soldaten drongen alle huizen in en onderzochten ze van onder tot boven. Deze die op ons afkwamen was ik haastig tegemoet gegaan,zelf deed ik hun de deur open,het ware immers nutloos geweest te vluchten of zich te veduiken.
Zijn er hier soldaten? Neen was mijn antwoord,alles kunt gij nazien in huis en in de fabriek. Hier hebben ze geschoten! Onmogelijk,er is niemand binnen ons gezin en twee knechten. Dat geschoten geschossen deed mij achteruit denken,wat er in ander steden al nagekomen was en mijne verzekering luider op vernieuwendenicht geschossen. Ziet alles na, zoo gelukte ik er in hun te overtuigen.
Maar wat later kwam eenen nieuwen groep af, hij was veel moeilijker,zocht nauwkeurig alles af en stook al ievers het kolf van zijn geweer op en tegen,en toch vertrok hij zonder iets te misdoen.
Nog twee uren later kwam er nu een derde groep af,hij stormde met groot gebaar binnen,voor hem moest alles buigen,de openstaande deuren waren te nauw en breken was breken alleenlijk om te breken.
Aan onze Kinders uit de droeve dagen van de Duitschen inval in Belgie in 1914.nr.2.(lees eerst nr 1)
Breekt niet,dat kan u niet baten.Vraagt wat gij begeert,alles sta ik toe,maar breken en in stukken slaan,dat niet. Dat is nutloos,dat kan u geen voordeel brengen,ik ben er zelf niet bang over. Niet breken niet breken. Het is de derde groep die u zoo brutaal uit den kelder rukte en u kleine kinders die zware geweren en bloote sabels voor de oogen deden schimmeren en er u zoo wreed mede bedreigde.
En toch zijn wij buiten allen gespaard geweest. Voor ons ten minste eindigde alles met recht en rede te doen verstaan. Geburen zijn in rangen naar de soldaten vooruit gezonden geweest den vijand af,en eenigen onmeedogend neer geschoten. Vrouwen werden de kledren van het lijf getrokken en de wapens op hun naakte lijf gestoken.
Eenen Duitsche alleen heeft ons onmeedogend behandeld,een alleen moeten wij als een verwaande barbaar aanzien. Het was die bevelgever van dien derden groep,zoo brutaal was hij,zoo roekloos dat zijne soldaten hem niet meer gehoorzaamden.
Den man medenemen,hard binden klonk het. Het was geen oneer zoo gebonden zijn,maar het was een wreede slag uw moeder en u lieve kinders aangedaan,een slag die gij onmogelijk nooit vergeten kunt. Laat toch niet uwe gevoelens tot onberedeneerden haat en wraakzucht overgaan. Dat moorden,breken en branden maakt deel van een oorlogsysteem,het maakt deel van berekeningen om tot een voorzien doel te komen,het is de brutale macht die het nederige recht verplet,het is de oorlog.
De burgers hebben geschoten,roept men uit alle Duitsche monden en niet een bewijs bevestigt die roep,terwijl honderde bewijzen klaar doen zien,dat men naar een op voorhand opgegeven systeem te werken gaat.
Het is immers een erkend oorlogsrecht,die de legers toegediend wordt,de verlaten eigendommen in gebruik te nemen. Van daar voortgaande worden het stategische berekeningen de eigendommen te doen verlaten met het volk eene vrees in te jagen,die later moet ongegrond voorkomen.
Zoo komt het,dat deze die vluchten ongelijk hebben,maar als ze niet vluchten beticht worden,van alle slag van vijandelijke daden tegen over het leger,en dan verplicht zijn te vluchten.
Er is op ons door de burgers geschoten geweest,dat wierd veel door de Duitschen gezegd en herhaald,dat het een stroom wierd,bij zoo ver dat de soldaten zelf nooit meer zullen aannemen dat het niet waar is,al is er geen een man hier,die er eene vaste getuigenis kan over geven.Als nu de soldaten riepen vlucht,alles zal hier vernield worden,dat was door hen zonder doelwit gedaan,maar het doel was berekend en bestond bij de aanvoerders,dat kan niet anders. Om dat doel te bereiken moesten zij alleen lijken,laten natuurlijker wijze begaan.
Wij zijn aan de gebeurtenissen ontsnapt die onze gebuurs troffen,ons dat in onze handelswijs de rechtschapenheid doorschijnend was,vooral omdat uw vader en uw moeder den moed hadden hunne eerlijken handelwijs te verdedigen,zonder verdraaien,zonder liegen of verduiken,en zonder vrees niet tegen staande de wapens die men voor doogen deed kletteren.
Soldaten uit den groep zelf,kwamen u moed en hoop geven met den goeden raad,binnen te blijven,niet te vluchten. Altijd in alles moet gij rechtschapen zijn,maar nooit moogt gij onrecht laten begaan. Gij moet naar den grond van de zaken zoeken en niet als den gemeenen man,ze oppervlakkig beschouwen.
Gij moogt dus hier niet op het Duitsche volk leggen, wat hem niet te verwijten is,maar wel op het bestuur waar onder het gebogen gaat. Gij moogt u nooit laten mede slepen in wraakzuchtigen stemmingen waar men zoo gemakkelijk het volk naar toe leidt. Zijt liever kloeke voorstaanders van broederlijken vrijheid en voor het kleine deel die gij kunt bij brengen in het gemeenschaplijk leven,zwicht u van op onderdanen te willen heerschen door loensche middels.
Uwe voorouders waren allen rechtschapen lieden. Uwe ouders zullen trachten dien familieband u ongeschonden over te zetten.
Honoré Talpe was 47 toen Duitse soldaten hem op 19oktober 1914 meenamen uit zijn woning. Hij wist niet wat de komende uren en dagen hem zouden brengen,maar dat hij rekening gehouden moet hebben met een plotselinge gewelddadige dood,staat buiten kijf.
Het waren immers zwarte dagen voor de West-Vlaamse stad Roeselare. Op 19 oktober vielen de Duitse troepen,onder het bevel van generaal Von Hügel,de stad binnen. Het werd een veldslag met zwaar artillerievuur vanuit de dorpen Ardooie en Kachtem,die vergezeld ging van moordpartijen en brandstichting.
Niet voor niets werd de dag laterschuwe maandag genoemd. De Duitsers verloren veel soldaten onder de kogels van onzichtbare Franse soldaten en wreekten zich naderhand op de burgerbevolking. Aan Roeselaarse kant vielen 39 slachtoffers : 30 mannen,6 vrouwen en 3 kinderen. Meer dan een derde van de bevolking ontvluchtte de stad uit angst voor de terreur.
Na 19 oktober volgde een bezetting van vier jaar. Tegen oktober 1918 waren er nog maar enkelen honderden inwoners overgebleven om de bevrijder,het 152ste Franse Linieregiment,te verwelkomen.
Honoré Talpe was fabrikant van cichorei,een ersatz voor koffie die zijn zonen tot in de jaren zeventig zouden blijven maken. Hij had één zoon uit een eerste huwelijk,en nog acht kinderen bij een tweede echtgenote. Het waren die kinderhoofden die hij boven de tuinmuur zag uitkijken toen hij het nieuws kwam melden dat Roeselare,en meer bepaald zijn kwartier,in de frontlinie van de oorlog lag.
Enkele dagen na zijnarrestatie kwam hij vrij,en toen moet hij deze brief aan zijn kinderen geschreven hebben. Hij wist dat ze de beelden die ze gezien hadden,nooit meer zouden vergeten en probeerde hun uit te leggen welke logica achter het geweld zat en waarom één brute vijand niet betekende dat alle mensen van dat volk slecht waren.
Het gebeurde wel vaker dat mensen voor zichzelf een neergeschreven verslag van de dramatische gebeurtenissen probeerden te maken,zegt Piet Chielens,de directeur van het museum In Flanders Fields,al was het maar om het precieze verloop van de feiten niet te vergeten. Er werd daarbij voor zeer verschillende vormen gekozen : dagboek,brief,dichtvorm,verhaal,memoires. Een brief maakte het mogelijk om al meteen een eigen cmmentaar en visie toe te voegen,of,zoals hier, een verantwoording van de eigen daden.
Soms werd zon relaas meteen na de feiten neergeschreven,zoals in dit geval. Maar ik heb verhalen gezien die tot wel vijftig jaar later waren opgeschreven,zegt Chielens. Vele duizenden anonieme mensen van de generatie 1914-18 schreven hun oorlogservaringen neer. Nog vrijwel elke week ontvangen we in het museum brieven,dagboekjes,rijmpjes en meloires van toen. Ofwel in originele vormfragiele documenten die de jaren nauwelijks overleefd hebbenofwel door familieleden verwerkt tot min of meer openbare publicaties over de oorlog. Het zijn getuigenissen en overleveringen van toen de oorlog ons zelf heel nabij stond,en niet,zoals nu,schijnbaar veraf. Misschien is de brief die Urbain Gruwez(de opa van schrijver Luuk Gruwez) op kerstdag 1964 aan zijn toen tienjarige kleinzoon schreef,wel het bekendst (Het Bal van opa Bing, nvdr).
De brief van Honoré Talpe is,samen met zijn kinderen, verspreid geraakt. Zo belandde hij ook op een zolder in Kachtem, waar een van die kinderen,Willem Talpe,na zijn pensioen was gaan wonen. Hij had zijn vader zien arresteren,nog een tweede oorlog zien woeden en toch tien kinderen op de wereld gezet. Zes dochters,vier zonen.
Toen het huis in Kachtem na het overlijden van Willems echtgenote werd leeggemaakt,viel de brief gewoon uit een bureaulade. Zo kon het stof der tijden worden weggeblazen van enkele oude woorden die vandaag nog even menselijk zijn als toen.
Ook stilistisch roept de brief een heel andere,vergeten wereld op. Vandaag is de spelling godzijdank veel eenvoudiger geworden,maar misschien is het jammer dat we het vermogen om zo beeldend,zo vitaal te schrijven een beetje verleerd hebben.
Honoré Talpe overleed op 6 augustus 1949 in Hooglede, bij Roeselare. Ik heb mijn overgrootvader nooit gekend,er zelfs nooit veel verhalen over gehoord. Tot zijn brief een paar jaar geleden uitgedeeld werd aan iedereen in ons gezin. Een grote emotie van een kleine man lang geleden,maar vandaag even actueel als toen de woorden vorm kregen. Peter Vantyghem