Ter gelegenheid van de 10-jaarlijkse volkstelling werd op 1 augustus 1910 de benaming van de straten en openbare wegen bepaaldelijk vastgesteld als volgt:
A/ STAATSKASSEI:
_______________
1/ De kassei van Kortrijk naar de Franse grens over Moeskroen, van de
hofstede Duhem tot aan het grondgebied van Kortrijk, zal de naam dragen
van POTTELBERGSTRAAT.
2/ van aan het einde van de Hellestraat (‘De Prinse’) tot aan het grondgebied
Van Aalbeke : TOURCOINGNESTRAAT.
B/ GEMEENTELIJKE STRATEN EN VOETWEGEN (gekend op de Atlas der Buurtwegen)
DE EERSTE LEIEBRUG TUSSEN MARKE EN BISSEGEM –DE NIEUWE STEENWEG VAN BISSEGEM TOT AAN DE ‘ IJZERENPOORT’- HET HERLEGGEN VAN DE STEENWEG VANAF DE ‘IJZERENPOORT’ TOT DE STATIESTRAAT MET VERTAKKING TOT MARKEPLAATS.
Op 16 december 1903 besloot het schepencollege van Marke dat er een brug moest komen over de Leie, tussen Marke en Bissegem. Alle mogelijke pogingen werden gedaan om bij de overheid goedkeuring te bekomen.Toch zou het nog een drietal jaren duren vooraleer werk van gemaakt werd.
Vóór de bouw van de brug was de verkeerssituatie soms erbarmelijk. De verbinding Marke-Bissegem was toen verzekerd door een 'ponte' (overzet). Harde winters, die soms hoogwater en ook soms ijs bijbrachten , maakten de overzet weliswaar onmogelijk.Nooit kon deze ‘ponte’ door voertuigen (vlas) benuttigd worden. Men geraakte tot zijn bestemming over een brug, door een omweg te maken enerzijds naar Kortrijk en anderzijds naar Lauwe .
Petrus Desmet (Moen 1862 – Marke 1937) beheerde de overzet. In september 1904 kwam hij van Bissegem om in Marke café ‘De Overzet’ uit te baten. Hij was ook eigenaar van ‘de ponte’. Café ‘De Overzet’ stond tegen de Leie, rechts ,vooraleer men aan de Leiebrug was, als men van Marke kwam . In de volksmond sprak men van de ‘overzet van Piere Smetjes’.
In beide gemeenten mocht men de belangrijkheid van de vlashandel niet uit het oog verliezen. De vlashandel en de roterijen gevestigd langs beide oevers van de Leie ,waren een bron van rijkdom en welvaart en dienden aangemoedigd en uitgebreid te worden. De brug zou voor de nijverheid in het algemeen een verbetering betekenen, gezien zij de rechtstreekse verbinding zou zijn tussen de baan Kortrijk-Menen en die van Kortrijk-Rijsel (Rekkemsestraat), en bovendien ook die van Kortrijk-Moeskroen-Tourcoing.
Ons schepencollege steunde op het feit dat sinds 20 jaar de roterijen langs de Leie verdubbeld waren in belangrijkheid en uitgestrektheid.
Wij nemen eens de gemeenterapporten van 1863 en 1872 onder de loep.
Voor 1863: “L’industrie linière est des plus importantes pour Marcke. Le rouissage(het roten) s’opère sur une grande échelle. Il procure à l’ouvrier en été un salaire très lucratif. En hiver le teillage(het zwingelen) du lin demande un grand nombre de bras. Le salaire de l’écangueur (zwingelaar) peut être évalué à 2fr. par jour.”
Voor 1872:” Le rouissage du lin prend de l’extension en cette commune d’année en année.”
De zaak Leiebrug kwam op 27 december 1905 nog eens op het appel. De hogere overheid had die wat opzij geschoven.
Op 30 maart 1906 werd ingenieur Eugène De Brabandere gemachtigd door het Ministerie van Financies en Openbare Werken om het ontwerp van de brug op te maken. Op 2 april liet hij dat ook weten aan de burgemeesters Baron Emmanuel de Bethune (Gent 1869 – Marke 19 juli 1909) van Marke en Ph. Callens van Bissegem. Na het overlijden van Ph. Callens werd Henri Vantomme op 3 juli 1908 tot burgemeester van Bissegem benoemd.
Op 28 juli 1906 maakte het college van burgemeester en schepenen bekend dat er op 14 augustus 1906 zou overgegaan worden tot een onderzoek van ‘commodo en incommodo’ aangaande de vraag om de machtiging te bekomen : 1/ voor het bouwen van een brug over de Leie 2/ 1e lot : voor het leggen van een nieuwe weg met kalsijde ,vanaf de kalsijde van Kortrijk-Rijsel (Rekkemsestraat) tot aan voormelde nieuwe brug door de percelen SA 280c,281b,279,278,277 en 287 en voor Bissegem vanaf de brug tot de dorpsplaats 3/ 2e lot: de restauratie van de kalsijde vanaf de ‘IJzerenpoort’ tot de Statiestraat (Michel Van de Wielestraat) met aftakking tot de dorpsplaats. Het project werd goedgekeurd door de gemeenteraad van Marke op 6 juli 1906 .
Op 25 juli 1907 gaf de minister van Landbouw, Baron Vanderbruggen, zijn goedkeuring aan het ontwerp voor de te leggen en ‘herleggen’steenweg en het bouwen van een brug, en ook voor de te onteigenen goederen.
De Provinciale Raad van West-Vlaanderen keurde in zitting van 23 augustus 1907 de plans, het lastenboek, de aanbesteding en de staat van de in te nemen gronden goed. De ontworpen steenweg werd buurtweg van grote gemeenschap verklaard. De aanbesteding voor de werken van de steenweg vanaf de kalsijde Kortrijk-Rijsel tot aan de dorpsplaats van Bissegem werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 24 april 1908. De aanbiedingen werden geopend op 10 juli 1908 (zie verder).
Voor de bouw van de brug en het leggen van de nieuwe steenweg tot aan de ‘IJzerenpoort’ moesten Juffrouw Barones Thérèse de Bethune en de Burgerlijke Godshuizen van Kortrijk onteigend worden.
Van Bissegemse zijde waren er voor de bouw van de brug, hindernissen voor het onteigenen van grond toebehorende aan Mw.Anna Haeck, een rentenierster van Harelbeke. Zij moest 18 a. afleveren, en meteen het grootste deel.
De kinderen Henri Veys, vlashandelaars waren vruchtgebruikers van die grond. De roterij was ook eigendom van Mw.Anna Haeck. De gemeente Bissegem vreesde dat Mw. Anna Haeck een te grote vergoeding zou vragen, want de roterij van de kinderen Henri Veys zou fel verminderen in grootte ( zie brief , zonder datum, van burgemeester Bissegem aan burgemeester van Marke).
Ook de zusters van Noorbeek (Franse dominicanessen), co-eigenaars met Marie-Thérès Desèze moesten ,benevens de Kerkfabriek van Bissegem ,onteigend worden.
Naast de onteigeningen in Marke werden ook de landgebruikers Petrus Desmet en de landbouwers van de nabijgelegen hoeven We Ghekiere en Vannieuwenhuyse vergoed.
Voor het aanleggen van de steenweg vanaf de Leiebrug tot Bissegemplaats (nu Driekerkenstraat) werden onteigend:
-brouwerij Tack Kortrijk: land en één huis.
-kinderen Henri Veys, vlashandel Bissegem: land.
-Alfons Vanderstichele Gullegem :weide.
-Mw. Anna Haeck ,Harelbeke en kinderen Henri Veys :land en weide.
-erfgenamen Julie Chomé Gent: tuin.
-de kerkfabriek van Bissegem: 3 huizen met tuin en land.
Mw. Anna Haeck onderging met bijna 6a de grootste onteigening, maar ze was ook de taaiste hindernis, een moeilijke tante.
De aanbiedingen voor het bouwen van de brug werden onder verzegelde omslag op 25 oktober 1906 in het gemeentehuis afgelezen. De burgemeesters van Marke en Bissegem en ingenieur Eugène De Brabandere waren aanwezig. Het lastenkohier werd goedgekeurd door het gemeentebestuur van Marke en Bissegem respectievelijk op 20 mei 1906 en 21 mei 1906.
De aanbiedingen waren:
Verbraeck Antwerpen 103.340 fr.
Prax Maurice Luik 108.000 fr.
Laroy Edmond Gent 127.000 fr.
Blaton Armand Schaarbeek
Directeur ‘S.A.Ciments & Bétons 161.963,02 fr.
Maurice Prax was gespecialiseerd in de bouw van grote kunstwerken in gewapend beton. Hij had verscheidene grote kunstwerken onder zijn bevoegdheid genomen zoals: de aftakkingsbrug te Luik, de brug over de weg Val Benoît ,de spoorwegbrug van Luik naar Namen en de brug over de Samber te Namen. Naar zijn schrijven was hij concessionaris van het huis ‘Hennebique’, die meer dan 1500 bruggen in gewapend beton bouwde. Het zand voor de mortel en het beton kwamen van Lessen en van de Rijn. De zandstenen en de vloerplaten kwamen van de steengroeven aan de Samber.
François Hennebique (Neuveille-St.-Vaast 1842 –Parijs 1921) was een Frans bouwkundig ingenieur, gekend als de pionier van het gewapend beton.Hij vestigde zich eind van de jaren 1860 als aannemer in Kortrijk om vervolgens naar Brussel te verhuizen.
Het dossier werd opgestuurd voor goedkeuring naar de hoofdingenieur-bestuurder van de provinciale dienst van de werken, de heer Arthur Vierendeel.
Een brief gedagtekend 14 januari 1907 van de hand van hoofdingenieur Arthur Vierendeel aan de gouverneur in Brugge,evalueerde het rapport over het project van de brug in gewapend beton ,dat opgestuurd werd door Maurice Prax.
Volgens ingenieur Vierendeel was Maurice Prax geen concessionaris van het ‘ Systeem Hennebique’ in België. Hij mocht het systeem dus niet gebruiken. Het dossier was zo onvolledig dat Vierendeel onmogelijk een gunstig of ongunstig advies kon geven over het project. Op 20 januari was ons gemeentebestuur al op de hoogte van het onvolledig dossier en moest de ontbrekende elementen rechtstreeks naar de gouverneur sturen (brief van 19 januari 1907).
Maurice Prax was wel concessionaris van het ‘Systeem Hennebique’, antwoordde ingenieur De Brabandere. Een getekend document door F. Hennebique uit Parijs dd. 24 januari 1907 weerlegde de bewering van Vierendeel: “Je sous signé, F. Hennebique ,ingénieur civil, demeurant à Paris, rue Danton, déclare par la présente que le projet des travaux de construction du pont en béton armé sur la Lys, destiné à relier les communes de Marcke et Bisseghem, présenté par monsieur Maurice Prax et qui a fait l’objet de la soumission, a été dressé,étudié et calculé par moi. Je prends la responsabilité, pour tout ce qui regarde le béton armé, au point de vue des calculs, et plans d’exécution de celui-ci, qui devront être faits par moi. La confection du travail ainsi que les fournitures de tous matériaux et appareils seront faits par monsieur Prax, lequel encourera toutes responsabilités y afférentes.” Fait à Paris ,le 24 janvier 1907.
Arthur Vierendeel (Leuven1852-Ukkel 1940) was hoofdingenieur-directeur van de Provinciale Technische Dienst van West-Vlaanderen en auteur van ‘Cours de stabilité de construction’(1889) en kon het best wel weten, zou men gedacht hebben .
Het tweede aanbod gedaan door de heer Verbraeck gaf aanleiding tot risico’s nemen : hij had nog nooit een brug vervaardigd in gewapend beton. Voor de theoretische studie van zijn ontwerp aanvaardde hij een jonge afgestudeerde ingenieur zonder ervaring en voor het practische deel een oude werkleider, die nog nooit gelast werd met het toezicht op werken van een brug in gewapend beton. De heer Eugène De Brabandere ,ingenieur van Bruggen en Wegen, gaf de voorkeur aan gewapend beton voor de kunstwerken over de Leie, vooral omdat er geen verf bestond die bestand was om bescherming te bieden aan het metaal. De invretende dampen van het Leiewater waren zeer te duchten voor ijzerwerk.
Op 26 november 1907 besprak de heer Prax met burgemeester Emmanuel de Bethune en ingenieur De Brabandere in het gemeentehuis van Marke wat nodig was voor de uitvoering van de werken. Dezelfde week nog kwam een bediende van Prax op verkenning.
In april 1908 werd alle materieel ter plaatse gebracht. Alvorens te beginnen stuurde Prax een bijkomende borgstelling naar Charles Brasseur (Marke 1854-1942) ,de gemeenteontvanger van Marke (was gemeenteontvanger van 1901 tot 1936).
De burgemeester verzocht de aannemer om te beginnen op 1 mei 1908. Volgens artikel 7 van het lastenkohier moesten de werken geëindigd zijn op 1 oktober 1908.
De onteigeningen:
Barones Thérèse de Bethune deed afstand ten gunste van de gemeente Marke van een streep grond, die moest dienen voor de straat , beginnend vanaf de nieuwe brug.
Prax had graag aan de werken begonnen, maar de onteigening van de grond langs Bissegemse zijde, van Mw.Anna Haeck uit Harelbeke zat in handen van advocaat Gheysen. Maar het kon, “ door de wederspannigheid van Me. Anna Haeck wel duren tot in juni” zei de advocaat.
(Brief van secretaris Hendrik Dewilde van Bissegem aan onze burgemeester van 16 april 1908).
Anna Haeck, rentenierster, was geboren in Harelbeke in 1869 en overleed in 1948. Zij was de laatste draagster van de familienaam Haeck en met haar dood was ‘Haeck’ uitgestorven. Haar vader Arthur Haeck (Gent 1839 – 1875) was sinds 1869 burgemeester van Destelbergen en was getrouwd met Marie-Thérèse Courtens uit Harelbeke. Niettegenstaande het domicilie in Destelbergen, werden hun 5 kinderen in Harelbeke geboren.
Vertragingen in de gang van zaken dwongen burgemeester Baron Emmanuel de Bethune om te vragen de werken alleszins te beginnen op 1 juni 1908.
Gezien de moeilijkheden betreffende de onteigening op Bissegems grondgebied, stelde Eugène De Brabandere voor om de werken langs de kant van Marke aan te vangen.
Op het einde van november 1908 was het brugdek al afgewerkt.
Toch mankeerde iets in het lastenboek . Het lastenkohier schreef geen trappentoegangen voor vanaf de trakelwegen om op de brug te komen (brief 25 september 1908 van Eugène De Brabandere, die belast was met de leiding van de werken). Dat was echter wel noodzakelijk, wilde men de hellingen met opgebrachte aarde in goede staat houden. Daarbij was het verkeer intens op deze wegen tijdens de zomer.
De aannemer was akkoord om deze trappen te bouwen in gewapend beton, mits de prijs van 1000fr.elk, zijnde 4000fr. voor de 4 trappen.
Eugène De Brabandere zond per brief op 18 september 1908 een klacht door naar beide burgemeesters: aannemer Prax ging niet rap genoeg vooruit in zijn werken om op de bepaalde datum gedaan te krijgen zijnde 1 oktober 1908 :” Le personnel de la pose des ferrures travaille avec une grande lenteur.” De ingenieur was zo kwaad dat hij dreigde van niet meer te komen opdagen tijdens de werken. Gelukkig was Adolf Deryckere (Deerlijk 1857-Marke 1931) (was ook toezichter tijdens de bouw van de kerk in 1900), de toezichter van de werken, zeer kalm van aard, anders had hij nog een hartkwaal kunnen opdoen, vervolgde de ingenieur.
De reactie van Prax op 21 september 1908 naar beide burgemeesters:” Ingénieur De Brabandere a fait sa constatation à la mise en train du travail de ferraillage; je pense qu’il aurait pu attendre quelques jours, afin de voir le travail en pleine marche avant de donner son appréciation. Car avant d’avoir reçu votre lettre, j’avais déjà pris toutes les mesures pour augmenter le nombre de ferrailleurs par l’adjonction à ceux actuellement occupés de quelques uns de mes meilleurs ouvriers, j’ai également pris mes dispositions pour faire exercer une surveillance spéciale de ce travail. Bref, dans quelques jours , je suis assuré que Mr. De Brabandere modifiera complètement sa manière de voir, au sujet de mon entreprise.”
Dat nam niet weg dat Prax op 29 september 1908 om voorschotten vroeg, gezien hij niet over alle fondsen beschikte om materiaal aan te kopen.
In januari 1909 moesten de opritten nog gedaan worden, daartoe liet De Brabandere 9 afgrenzingspalen zetten. Prax beloofde ook dat begin december de ‘rijdekplaat’ gereed zou zijn (brief aan burgemeester Baron François de Bethune 1 december 1909). Voor het maken van de oprit langs Bissegemse zijde, moest flink nog wat opgehoogd worden. Dat is nu nog goed te zien aan de huizen, die in de diepte liggen op de linkerkant in de Driekerkenstraat.
De vangrails moesten ook nog geplaatst worden. Door een modificatie moesten nieuwe staanders gegoten worden (brief Prax 28 augustus aan de burgemeesters van beide gemeenten).
Op 10 juli 1908 werden de aanbiedingen geopend voor de onderneming van de uit te voeren werken voor het maken van: 1/ 1e lot : een steenweg vanaf de nieuwe Leiebrug tot aan de ‘Ijzerenpoort’ 2/ 2e lot: het vernieuwen van de steenweg van de ‘Ijzerenpoort’ tot aan de Statiestraat met vertakking tot aan de dorpsplaats. Arrondissementsingenieur A. Vandendriessche van de provinciale dienst was ook aanwezig. Het lastenkohier werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 23 augustus 1907.
Voor het 1e lot: Charles Carette Heule 41.495fr.
Gebroeders Dewaele Gent 42.962fr.
Omer Naessens Kortrijk 44.600fr.
Vanderbeken Kuurne 45.454fr.
Voor het 2e lot: Vanderbeken Kuurne 51.000fr.
Charles Carette 46.700fr.
Gebroeders Dewaele Gent 45.851fr.
Charles Carette werd aannemer verklaard van het 1e lot en de gebroeders Dewaele waren de winnaars van het 2e lot.
In een brief van 27 augustus 1909 aan beide burgemeesters deed Prax zijn beklag over de traagheid van de werken aan de steenweg door aannemer Carette en hij verwachtte ook een definief antwoord van Ingenieur De Brabandere in verband met de vangrails.
Uiteindelijk kwam de eerste vaste verbinding tussen Marke en Bissegem berijdensklaar in december 1909.
Het brugdek had een lengte van 34,5m tussen de landhoofden, en een breedte van 9,10m, waarvan 6m voor de verkeersweg en 1,5m vrij voor ieder voetpad. Het wegdek was geplaveid.De brugleuning had een lengte van 47m en bestond uit 106 palen in gewapend beton. Het brugdek vormde een geheel met de boog, waarvan de spits 3,45m hoog was.
Op 1 augustus 1910 werd de steenweg van de ‘IJzerenpoort’ tot de Leiebrug ,Bisseghemstraat genaamd . De steenweg liep toen vanaf de Hospitaalweg naar de Leiebrug.In 1973 werd ,met het aanleggen van de RINGLAAN, de Bissegemstraat verlegd naar rechts, zodat hij wat verder in de Markebekestraat begint ; de 6 huizen links voor de brug liggen nog op het oude tracé van de Bissegemstraat. Op 13 maart 1981 veranderde de Bissegemstraat in Overzetweg .
Voor het leggen van de steenweg op Bissegem werd 43.182,30fr. betaald aan Carette en voor het gedeelte van Marke 39.305,86fr.
Voor het 2e lot (grondgebied Marke) werd 46.425,45fr. betaald aan de Gebroeders Dewaele uit Gent.
Aan Prax werd in totaal 116.489,90fr. voor de werken van de Leiebrug betaald.
Eugène De Brabandere ontving 5220fr. voor ereloon en Adolf Deryckere kreeg 1700fr. voor het toezicht der werken.
Voor de onteigeningen voor de bouw van de brug werd door Marke 8158,01fr. en door Bissegem 11.462,59fr. betaald.
Voor de onteigeningen voor de steenweg werd door Marke 4931,09 en door Bissegem 10.720,37fr. betaald.
Nog verschillende kosten:
-Henri Vanhoenackere, secretaris in Marke voor zijn uitgaven 31,18fr.
- idem 53,58fr.
-Hendrik Dewilde ,secretaris in Bissegem voor zijn uitgaven 24,69fr.
Het artikel 'Châlet du Pottelberg' op pagina 44 van het boek 'Op en rond de Pottelberg een wijk van mensen' mist wel wat scherptediepte. De 'Châlet', nu restaurant 'Het Vliegend Tapijt' , waarover men schrijft in het boek, werd gebouwd in 1946. De eerste of oude 'Châlet du Pottelberg' was van iets vroeger en stond ook op een andere plaats.
Hier volgt het verhaal:
In mei 1932 deed Michel Vanden Bogaerde (Marke 1901-Kortrijk 1973), getrouwd met Germaine Segaert (Kortrijk 1904-1989), een aanvraag om een huis te bouwen, dat zou dienen als café, in de Pottelbergstraat ( sedert 13 maart 1981 Pottelberg). De grond had hij gekocht aan Richard Glorieux, molenaar. Het café werd toen gebouwd op de rechterkant, richting Kortrijk, dat is nu ongeveer ter hoogte van het eerste uitspringend huis, links over de molen. Ik steun hier wel op TOEN ( de oude baan). De schets hierbij gevoegd zal meer klaarheid scheppen. Het café met doopnaam 'Châlet du Pottelberg' werd neergezet door de gebroeders, aannemers Henri, Aloïs en Ernest Naessens uit Olsene.
Maar....in zitting van het college van burgemeester en schepenen van Marke op 3 februari 1935 werd beslist over onteigeningen in de Pottelbergstraat, want er was een goedkeuring voor het rechttrekken en verbreden van de baan. Gevolg was dat volgende eigenaars bezwaren opperden: Dr. August Peel - Henri Callewaert - verscheidene eigenaars - Richard Glorieux - Omer Vandermeersch - Henri Truffaut en Leon Nuyttens.
Michel Vanden Bogaerde, die een neus had voor zaken, had tijdig de plannen nagekeken in het gemeentehuis van Marke en zocht ook contact met Picavet uit Brussel, de aannemer van de wegenwerken. De aannemer gaf hem de raad zijn café te verkopen, want...en hier komt het:
DOOR DE RECHTTREKKING VAN DE BAAN ZOU DE ACHTERKANT VAN HET CAFE DE VOORKANT WORDEN. En VandenBogaerde had geen zin in verbouwingen.
Jozef Craeynest (Marke 1902-1991), bakker:"De grote baan (Pottelberg) naar Moeskroen werd veranderd en rechtgetrokken in het jaar 1936. De oude baan passeerde langs de grote boom, die lang aan de groenteschuur stond aan de molen Glorieux.
Eerst zette Michel Vanden Bogaerde het café 'Châlet du Pottelberg' tussen de molen en café 'De Korenbloem'. De'Châlet' werd gebombardeerd in 40-45. Daarna kocht hij de reke van de 'Lion d'Or' en zette er de nieuwe 'Châlet du Pottelberg'."
Nog op het einde van 1934 verkocht hij het café aan Henri Truffaut uit Kortrijk, die volgens zoon Roger Vanden Bogaerde niet wist wat door de rechttrekking zou gebeuren.
Henri Truffaut verhuurde onmiddellijk het café aan Charles Dumortier-Marie Mestdagh, die er ook café-restaurant van maakte. Café-restaurant 'Châlet du Pottelberg' werd getroffen door de bombardementen van 10 mei 1944 en werd nooit meer heropgebouwd.
Nog vóór zijn verkoop aan Truffaut, kocht Vanden Bogaerde café ' De Keizer' aan Cyriel De Brabandere. Hij hield daar ook het café open tot in 1946-47. Hij veranderde meteen het logo in 'Au Pré Vert'.
In 1946 kocht Michel Vanden Bogaerde het gebouw dat vroeger café 'Au Lion d'Or' was aan de brouwerij Tack in Kortrijk. Hij liet het gebouw afbreken en zette er in de plaats de nieuwe 'Châlet du Pottelberg'. Aannemer Albert Herpoel uit Rollegem voerde de bouwwerken uit en Jean Roose uit Marke was de architect.
Op de schets is ook te zien dat, vóór de rechttrekking van de baan ,café 'Au Lion d'Or' op de linkerkant van de baan, richting Kortrijk,stond.
Michel Vanden Bogaerde hield café de 'Châlet' open tot in 1960, daarna verpachtte hij het aan Gaston Six, die het uitbaatte tot in 1984.
In februari 1985 verkocht hij de 'Châlet', en men maakte er restaurant 'Het Genoegen' van. Tegenwoordig is het restaurant 'Het Vliegend Tapijt'.
1/ De oude 'Châlet du Pottelberg' in 1934:
v.l.n.r.: Remi Dhaene-Hespeel - Dedecker (carrossier uit Moeskroen)- Michel Vanden Bogaerde - Germaine Segaert - XXX
2/ Postkaart 1938 : de oude 'Châlet du Pottelberg'. Het is duidelijk te zien dat, na de rechttrekking, de achterkant de voorkant werd.
3/ 'Châlet . du Pottelberg' in 1974.
4/ Uit de Poppkaart rond 1840.
5/ Approximatieve schets ter verduidelijking. Het nieuwe tracé in het groen.
Archief Marke - persoonlijk archief en gegevens Roger Vanden Bogaerde (Kortrijk 1928-2010), zoon van Michel.
Foto genomen op de achterkoer van café 'In de Nieuwe Wandeling', uitgebaat door Felix Declercq, in de Kleine Pontestraat. Deze 'puipesociëteit' zoals men die toen noemde werd gesticht in dat zelfde café. Het betrof hier geen officiële stichting met statuten.
Er was noch bestuur, noch boekhouding.
De stuwende krachten achter de vereniging waren Gustaaf Debooserie en Ernest Casteele.
Gesticht in 1911 was de 'puipesociëteit' geen lang leven beschoren....tot in 1914 bij het uitbreken van de oorlog.
Iedereen bezat dezelfde pijp. Men moest ze propvol oproken. Wie de langste tijd kon roken zonder dat ze uitdoofde was winnaar. De pijp mocht niet uitdoven en dan weer aangestoken worden.
OP DE FOTO: Jozef Declercq (zoon van Felix) Joseph Steelandt Edmond Verplaetse X Jan Desmet
Julien Vandenbuerie Maurice Levecque Aloïs Steelandt ? Dekyvere
Constant Coussens Georges Vanderplancke Ernest Casteele Gustaaf Debooserie Achiel Vandesonneville Remi Garemyn Achiel Declercq
Het betreft hier een vervolg op het artikel 'De Geschiedenis van de Schuttersgilde Sint-Barbara tot het Einde van de 19e eeuw’. Het gaat hier voornamelijk over wapenfeiten genoteerd in het tweede gildeboek. Ik had graag de laatste gildeboeken willen inkijken, die in handen zijn van de gewezen voorzitter ,doch bij mijn aanvraag kreeg ik maar een flegmatiek antwoord. Maar,ja, ik moet roeien met de riemen die ik heb!
Bijgevolg heb ik 1979 genomen als einde van mijn verhaal, omdat op 1 mei van dat jaar een automatische schietstand werd geopend. Dat mag wel beschouwd worden als het laatste belangrijk historisch ‘hoogtepunt’ in de geschiedenis van de schuttersgilde.
De schuttersgilde legde de wapens neer in september 2010, toen het contract met de karabijnschutters werd opgezegd. De meeste leden sloten zich achteraf aan bij Sint-Barbara Gullegem, anderen maakten zich lid in Zwevegem. De gilde had laatst haar schietstand in de Marktstraat achter haar lokaal ,café ‘De Reisduif’.
Op 14 juni 1900 nam de gilde deel aan de plechtige installatie van Baron Emmanuel de Bethune tot burgemeester van Marke.
Op 12 mei 1901 werd na een hevige strijd de koningsvogel afgeschoten door burgemeester Baron Emmanuel de Bethune.
De hoofdmannen waren toen: Polydoor Lepere – Charles Vandorpe – Maurice Glorieux (zoon van Constant en Adelaïde Van Belleghem)– Cyriel De Brabandere .
Jules Moreels was schatbewaarder en Henri Vanhoenackere (gemeentesecretaris) greffier.
Op zondag 17 mei 1903 deed het niets anders dan stortregenen en werd Baron Emmanuel zonder schieten tot koning uitgeroepen. Hij werd dan ‘dobbelen koning’. Op maandag 8 juni volgde de koninklijke prijsschieting. Ieder jaar werd na de koningsschieting de koninklijke prijsschieting gehouden….en dat gezegd om niet telkens in herhaling te vallen.
Tot 5 mei 1907 werd niets bijzonders genoteerd. Toen werd de koningsvogel, na 6 jaar ‘koningsschap’ van Baron Emmanuel de Bethune, door Leopold Vandenberghe, timmerman te Marke, neergehaald.
In 1909 werd in algemene vergadering besloten dat de koningsvogel jaarlijks zou geschoten worden, in plaats van ieder 2 jaar. Dus moest jaarlijks koningsgeld betaald worden.
Op zondag 23 mei 1909 werd Achiel Theys, vlashandelaar en gebuur van het lokaal, toen café ‘Maison de Commerce’ , (in de Marktstraat) tot koning gelauwerd.
Op 19 juli 1909 overleed burgemeester Baron Emmanuel de Bethune. Hij was 40 jaar erevoorzitter van de gilde.
Rouw werd in 1910 omgezet in vreugde. Om zoveel mogelijk het verlies te herstellen, aanvaardde Baron François de Bethune, broer van Emmanuel, na het ambt van burgemeester aanvaard te hebben , ook dat van erevoorzitter van de gilde. Baron François gaf op 18 september een bijzondere prijsschieting , met een waarde van 80fr.
Op 21 mei 1911 werd veldwachter Aloïs Brasseur koning.
In 1912 werd geen koningsvogelschieting en ook geen koninklijke prijsschieting gegeven.
Op 4 mei 1913 werd Georges Vanhoenackere, schrijnwerker te Marke, koning.
Op 24 mei 1914 werd Bruno Cagnie, slachter in de Markekerkstraat, koning.
Ten gevolge van de oorlog 1914-18 moesten onze gildebroeders terug hun schietoefeningen stopzetten. De Duitse bezetter had alle wapens opgeëist, bijgevolg werden die van de gilde ook ingeleverd.
Het vaandel en de oude koningsketen bleven gaaf. Baron François de Bethune had de koningsketen veilig in zijn brandkoffer geborgen. De kentekens bestonden nog, maar Sint-Barbara scheen dood. In 1919 had een lid , met name Oscar Vandenberghe ,al gepoogd om de gilde nieuw leven in te blazen.Hij had al met Jerome Ostyn en oude liefhebbers gesproken , …maar tevergeefs.
Op zondag 30 april 1922 bij de inhuldiging van Cyriel De Brabandere als burgemeester waren toch enkele oude leden met vaandel present. Ze schonken hem een bloemtuil.
In 1923 werden alle onmogelijke pogingen gedaan om de gilde te herstellen. En men gelukte er in. Teneinde de maatschappij vaste voet te geven werd een bestuur gekozen:
Maar het belangrijkste ontbrak nog: de WAPENS. Er werden dus nieuwe wapens gekocht, door toedoen van Jerome Ostyn, die de karabijnen een na een aankocht. De gildebroeders waren weer strijdvaardig en de gilde kende weer zijn voordien gekende bloei.
Op 9 september 1923 werd deelgenomen aan de stoet ter gelegenheid van de onthulling van het oorlogsmonument.
Op 14 oktober 1923 had de eerste naoorlogse koningsschieting plaats. Die werd de avond ervoor door kanongeschut aangekondigd. Theophiel Cagnie, koning sinds 1914, hernieuwde zijn koningstitel. Volgens traditie mocht de koning de 3 eerste scheuten lossen. “Met de koningsketen versierd werd met vaandel voorop en tamboer aan het hoofd een stoet gevormd en werd bij de leden schutters en herbergiers een glas gedronken.” Eens terug in het lokaal werd hem de erewijn aangeboden “Leve de Koning”.
Op 2 december 1923 was er een ‘witschieting’
De kas van de gilde was ziek. Oorzaken waren de onkosten voor herstel van het doel en de aankoop van karabijnen. Maar oorlogsschade bracht redding. Men had toen al 82 leden.
Op Beloken Pasen (27 april) 1924 had een grote witschieting plaats. Het zou ook de laatste niet zijn.
In 1924 kende de gilde een hoogtepunt : Philemond Chanterie werd als 100e lid ingeschreven. Het werd tevens gevierd en het feest werd aangekondigd door kanonschoten. Er was ook een stoet met de aanwezigheid van de fanfare Sint-Jan. De schuttersgilde kende toen een onnoembare bloei, want op het einde 1924, telde ze al 116 leden.
Godfried Foulon, met bijnaam ‘broere van de Ko of verkort broere’ werd als gildeknecht gekozen. Godfried woonde met zijn ouders in café ‘De Ko’, in de Kleine Pontestraat. Na hun overlijden ging hij wonen aan ‘Speels Kave’(zwingelarij) in de Preshoekstraat.
Op 10 en 17 augustus 1924 ging een goed peloton schutters Marke vertegenwoordigen op schietingen in Hulste en Izegem. En daar zou het niet bij blijven.
Op 24 augustus 1924 schoot Gerard Deveugele zich tot koning.
Op 4 december 1924 gaf Jerome Ostyn zijn plaats van schrijver door aan zijn broer Alfons, terwijl hij zelf de taak van schatbewaarder aanvaardde.
Wij schrijven 12 december 1924 : de maatschappij ‘Schuttersgilde Sint-Barbara’ wordt koninklijk benoemd. Het is de eerste Markse maatschappij, die zich koninklijk mocht noemen. Het feest had plaats op 26 april 1925. De groepsfoto die toen in het lokaal hing en in mijn bezit is dateert van die dag (werd mij overhandigd door Roger Slosse, baas van café ‘De Reisduif’). In het lokaal werden medaillons verkocht, die door ieder lid moesten gedragen worden. In de namiddag werd aan de Markebeke een stoet gevormd met aan het hoofd de fanfare Sint-Jan. De gilden van Izegem, Hulste en groepen liefhebbers uit Gullegem en Bissegem liepen mee langs de bevlagde straten. Alle tegenwoordige gilden hadden hun vaandel mee, echte kunststukken, die gezien hun ouderdom velen boeiden. De koningen van voornoemde gilden droegen fier het oude sieraad of koningsteken. Na de welkomsgroet greep de witschieting plaats. Het werd een hardnekkige schietpartij waaraan de beste schutters van Izegem, Hulste en Marke deelnamen. ’s Avonds volgde een smakelijk banket.
Er volgde een inschrijving voor aankoop van nieuwe moderne wapens . Er werd als tombola een karabijn Bayard verloot tussen allen die minimum 5fr. inschreven (113). De karabijn werd bij loting toegewezen aan Ferdinand Glorieux.
Op 15 augustus 1925 werd Jerome Ostyn koning.
Vanaf september 1925 werd ter gelegenheid van Marke-kermis jaarlijks een grote prijsschieting gehouden.
Op 16 mei 1926 werd Jerome Ostyn voor de 2e maal koning: ‘dobbelen koning’.
Op 13 juni 1926 werd Emile Vandenweghe gevierd als 50 jaar lid.
In 1926 bracht timmerman Leopold Vandenberghe de nodige veranderingen aan het lokaal, want sinds lange tijd klaagden de schutters over de gebrekkige beschutting tegen onguur weer.
In 1927 werd Jerome Ostyn voor de derde keer koning en bijgevolg als keizer gelauwerd, dat was sinds meer dan 50 jaar niet meer gebeurd, verzekerde Emile Vandenweghe. Daar het regelment echter wil dat er jaarlijks een koning is, zo werd de schieting voortgezet. Dit jaar werd een nieuwe regeling ingevoerd, namelijk dat alle aanwezige leden mochten schieten naar de koningsvogel. Het was niet meer wie het eerst de koningsvogel afschoot, maar wel wie er het langst de vogel zou kunnen afschieten. Omer Courcelles, uit Moeskroen, werd koning.
In 1927 kwam een nieuwe stand op 12 m. uitgevoerd door lid Gerard Leman, aannemer.
In april 1927 werd door het huis ‘Sauveur’ een nieuwe loop op de karabijn geplaatst.
Op 12 april 1928 werd in Izegem deelgenomen met vaandel aan de begrafenis van Evarist Wittouck (+7 april 1928) gewezen pastoor van Marke.
Op 13 mei 1928 werd Albert Van Overschelde tot pastoor benoemd in Marke.
Ter gelegenheid van het gouwfeest van de turners ‘Voor Outer en Heerd’ op 17 juni 1928 schonken de schutters een beker.
Er werd op 13 augustus 1928 deelgenomen aan de blijde intrede van de echtelingen Baron Jean de Bethune- de Vinck.
In 1928 werd Arthur Verhaege koning.
Om overtollig drukwerk te besparen besloot men een algemene lijst van de schietingen uit te hangen in het lokaal en een bord uit te hangen aan de kerk om de schietingen kenbaar te maken.
In 1929 gaf Alfons Ostyn zijn ontslag als schrijver en Arseen Delcour nam zijn plaats in op 3 mei 1929.
Op 13 augustus 1929 werd Arthur Delporte koning. Albert Deveugele werd gildeknecht benoemd in plaats van Edmond Fillieux die naar Moeskroen verhuisd was. Fillieux was de opvolger Godfried Foulon .
In 1930 werd in Luik tijdens de wereldtentoonstelling deelgenomen aan de vaandeloptocht. De schutters kwamen teleurgesteld terug, want ze moesten zich tevreden stellen met een gedenkpenning.
Georges Vanhoenackere werd koning gekroond.
In 1931 moest Georges Vanhoenackere zijn titel verdedigen tegen vijf schutters. Gezien de magere opkomst werd de koningsschieting uitgesteld. De zeventienjarige André Ockier werd koning.
In 1932 werd de zeventienjarige André Ockier weer koning.
Cyriel Brasseur, ingekomen in 1882 was in 1932 50 jaar lid, maar wilde niet gevierd worden.
In 1932 werd een tweede cible geplaatst. Arthur Maenhout zorgde voor de stenen en Joseph Glorieux voor het cement.
In 1933 was het weer de beurt aan André Ockier, die keizer werd. Medard Deconinck uit Kortrijk werd koning .
In 1934 was Medard Deconinck weer koning.
In 1935 werd door tussenkomst van Barones Thérèse de Bethune het vaandel hersteld. Baron Jean de Bethune schonk een nieuwe vaandelstok en een prachtige valies om het vaandel in te bergen.
Het regelment wilde dat er jaarlijks een koning benoemd werd: de nieuwe koning was Achiel Ostyn.
In 1935 wist Medard Deconinck zich weer tot koning te kronen en was bijgevolg keizer.
Het gildeboek doet een sprong van 33 jaar. Spijtig genoeg noteerde men sinds 1936 geen enkele inschrijving. Ik weet alleen dat er een nieuw regelment werd uitgevaardigd.Geen enkel teken van leven aangaande de werking van de Sint-Barbaragilde werd geboekt. Mogen we spreken van verzuim of nalatigheid. In ieder geval zaten de oorlogsjaren er ook voor een deel tussen. Men moest steunen op de herinneringen van de oudste leden. Doch het resultaat hiervan was dat sommige verhalen zeer vaag waren en er maar zeldzame inlichtingen naar voor kwamen.
1935-36 was ook het jaar van een nieuwe lokaaluitbater: Georges Delcroix- Elisa Vanrobaeys (dochter van café ‘In de Keizer’) . Het logo van het café veranderde toen ook in ‘Het Schuttershof’. Volgens Georges paste de naam beter, omdat twee schuttersverenigingen er hun lokaal hadden : ‘de karabijnschutters Sint-Barbara’ en de boogschutters ‘De Liggende Wip’.
Toch werd in 1937-38-39-48-49-50 tot 1966 geschoten, dat getuigen uitslagen van wedstrijden die men terugvond.
Café ‘Het Schuttershof’ werd op 14 mei 1943 gebombardeerd en de schietoefeningen werden stopgezet.
Robertine Delrue, weduwe Achiel Ostyn:
“ Tijdens de oorlog 40-45 moesten de wapens ingeleverd worden. Doch de meeste schutters, in Marke althans staken zelf hun wapen weg. Er warden er ook gestolen door de Duitsers en zelfs door particulieren.
De Koningsketting , het vaandel, en het oude gildeboek werden door iemand in veiligheid gebracht en daarna teruggegeven.
Ook het koperwerk moest ingeleverd worden. Georges Delcroix vond het niet beter dan alle bekers in een zak te gieten en te geven voor koper.”
Roger Slosse (Marke 1912- Kortrijk 2000):
“Op 01/09/1939 ging café “De Reisduif” open. Ik kwam dus met mijn ouders van café “De Handboog” ,ik trouwde met Maria Vlieghe en gingen dan in het nieuwgebouwd café “De Reisduif” wonen .Mijn ouders gingen mee .We zijn weggegaan uit “De Reisduif” op 15/11/1963.We werden opgevolgd door Etienne Van Iseghem-Scholten.
De karabijnschutters kwamen erin in 1948, nadat hun lokaal “Het Schuttershof” gebombardeerd was.”
Vóór 1940 bestond in de gilde een ereraad en een werkend bestuur. In 1948 maakten deel uit van de ereraad:
Cyriel Vandermeersch
Aloïs Brasseur
Richard Glorieux
Arthur Maenhout
Joseph Glorieux
Theophiel Cagnie
Het werkend bestuur was samengesteld als volgt:
Alfons Ostyn
Alphonse Vandeghinste
Omer Supply
Gabriël Verhaege
Jan Debuyser
Marcel Jacques en Deveugele Gerard.
Op 19 november 1966 werd in algemene vergadering een nieuw bestuur gekozen:
Erevoorzitter:Baron Jean de Bethune
Voorzitter Arthur Verhaege
Ondervoorzitter : Anger Meersman
Leden: Luc Clement-Werner Defever – Frans Declercq – Koenraad Dejonckheere – André Rosseel – Gabriël Verhaege.
Op aandringen bleef de post van schrijver en schatbewaarder open…men weet niet waarom.
Algemene vergadering van 5 november 1967:
Erevoorzitter Baron Jean de Bethune schonk een royale gift van 15.000fr. voor de nieuwe stand. De totale kost beliep 31.655fr.
Op de bestuursvergadering van 20 juli 1968 besloot men om het gebruikelijk geldelijk voorschot ,ingesteld sinds enkele jaren , ten voordele van de koning voor de aankopen van de koninklijke prijs te vervangen door een gedenkplaat of schaal, als blijvende herinnering van het konings- of keizersschap.
Sinds vele jaren werd op 2e Paasdag de klassieke eierschieting gehouden.
Er bestond ook een kampioenschap verbondschietingen – schuttersgilden West-Vlaanderen.Hier wil ik Werner Defever vernoemen, die kampioen was in 1953-1957-1958-1960 en in 1969 samen met Frans Declercq.
In het kampioenschap van België op 12m, wist Bernard Dessauvage (uit Frankrijk), lid in Marke, zich als 2e te klasseren in de 1e kategorie, doch werd niet opgenomen in de rangschikking omdat hij de Franse nationaliteit bezat.
Frans Declercq was koning in 1953- 1957 (zie foto) -1958 en 1967.
In 1968 werd Anger Meersman koning.
In 1969 Koenraad Dejonckheere koning.
In 1970 Bernard Dessauvage.
In 1971 Frans Declercq.
Op 12 juni 1971 werd Baron Emmanuel de Bethune aangesteld als burgemeester.
In 1971 was Arthur Verhaege 50 jaar schutter, maar die hield niet van vieringen! Dat jaar gaf Arthur zijn ontslag als algemene voorzitter van het verbond van schuttersgilden –West-Vlaanderen gezien zijn gevorderde ouderdom. Arthur ,geboren in Bellegem in 1891 overleed in Kortrijk op 20 juli 1980. Anekdote : volgens zijn wil werden geen rouwberichten en bidprentjes gedrukt. Op zijn sterfbed verwittigde hij ook de pastoor om niet te veel te ‘zeveren’rond zijn persoon. Pastoor Joris Vandenberghe volgde zijn wil.
In 1972 werd Koenraad Dejonckheere koning en in 1973 Gabriël Verhaege.
In 1974 noteerden we het ontslag van Achiel Ostyn, sinds 1956 secretaris en penningmeester en 51 jaar werkend lid van de gilde. Rudy Vandemeulebroucke werd koning.
In 1975 werd Gabriël Verhaege koning. Hij was al voor de derde keer koning.
In 1975 werd Lucien Segers voorzitter in opvolging van Arthur Verhaege. Men stelde toen voor Arthur Verhaege erevoorzitter te benoemen, doch Arthur was er niet voor te vinden, te meer omdat Baron Emmanuel de Bethune al erevoorzitter was. Naar zijn mening was één erevoorzitter meer dan genoeg. Men gooide het over een andere boeg en ter gelegenheid van zijn 85e verjaardag in 1976 werd de schietstand ‘ STAND ARTHUR VERHAEGE’ genoemd.
Op voorstel van secretaris Jerome Ostyn en voorzitter Arthur Verhaege, werd na de eerste wereldoorlog, een verbond gesticht tussen de schuttersmaatschappijen: Marke-Kortrijk-Izegem-Gullegem-Vichte-Wervik-Beveren-Leie – Heule en Kuurne. Ook Komen en Meulebeke maakten een zekere tijd deel uit van het verbond. Er werd jaarlijks een fel betwiste intercommunale wedstrijd gehouden.
UITTREKSEL UIT DE TOESPRAAK VAN VOORZITTER LUCIEN SEGERS BIJ DE OPENING VAN DE AUTOMATISCHE SCHIETSTAND OP 1 MEI 1979.
Tot nog toe moest men het scorebord met een manivelle naar zich toe halen om het behaalde resultaat te zien. Nu zou alles automatisch, wil zeggen motorisch gebeuren.
“Vandaag 1 mei 1979 een historische dag voor de Koninklijke Karabijnschutters Sint-Barbara te Marke. Gesticht omstreeks 1752 met het doel de toenmalige gemeenten te verdedigen, tegen mogelijke aanvallers of overvallers, waren de schuttersverenigingen in deze gemeente een even grote noodzaak als op heden de brandweer, de politiekorpsen of rijkswacht in de verschillende steden en gemeenten. Ook hier bleef de tijd niet stilstaan,als gevolg van de grote en snelle evolutie van de maatschappij, verdwenen stilaan de zeer talrijke schuttersverenigingen, terwijl het andere deel beleef bestaan en op het sportieve vlak zijn verder bestaan kon verrechtvaardigen.
Wat de Koninklijke Schuttersgilde Sint-Barbara Marke betreft, deze vereniging bezit een rijk verleden, daarvan getuigen de talrijke prijzen die in clubverband konden worden bijeengebracht.Het verslagboek een der oudste nog intact, evenals de clubvlag doen ons denken aan een roemvol verleden. Dit alles was mogelijk door de onverdroten ijver der verscheidene besturen sinds het oprichen van de maatschappij. Voor ons echter staat het als een paal boven water, dat onze karabijnschutters zeker zouden verdwenen zijn, ware het niet geweest door de vernieuwde ijver en het doorzettingsvermogen van onze, alom gekende en gewaardeerde 89 jarige, gewezen voorzitter Arthur Verhaege, die in goede en kwade dagen , de vereniging wist in stand te houden. Het is dan ook normaal dat we vandaag hier in deze zaal in aanwezigheid van zoveel mensen graag openlijk hulde brengen aan de pionier van de schuttersvereniging.
De tijd staat echter niet stil. Nadat de schutters van Kuurne als een der eersten een automatische stand hadden ingericht, volgden weldra de anderen één voor één. Marke werd de voorlaatste club die zich een automatische stand zou inrichten. Na lange discussies in de verscheidene bestuursvergaderingen werd dan eindelijk besloten de stap te wagen. Deze automatisatie is het werk van een bestuur en haar leden, die van aanpakken wisten en de meeste tegenslagen werden overwonnen en dit vooral, en niemand zal het mij tegenspreken door de inzet en de ideeën van twee van onze mensen, die hun technische kennis in dienst van de club hebben gesteld. Ik vernoem hier zeer graag en dank hen van harte: Ronny Braem en José Catteeuw. Ook de anderen, die hebben gezorgd voor het onderhoud, het schilderwerk, de veiligheid en zoveel zaken meer waren teamwork.
Deze automatisatie kon echter niet tot stand worden gebracht, zonder en dank zij de financiële medewerking van verscheidene personen en firma’s. Ook hier een speciaal woord van dank aan Arthur Verhaege, firma Vandewiele en zoveel anderen die wensen onbekend te blijven……….”
Dan nog een woordje Frans voor de clubleden van Moeskroen in Marke. Hulde werd gebracht aan Bernard Ducatteeuw, keizer ( koning 1976-1977 en 1978) uit Moeskroen en lid in Marke.
“ Heer schepen (Antoon Sansen), mag ik u thans vragen de automatische standen in werking te stellen. Aan allen dank.”
DE MECANICIEN VAN OBLT. KURT WOLFF VAN JASTA 11. _____________________________________________ Hermann Lohmeyer was de vliegtuigmecanicien bij Oberleutnant Kurt Wolff. Na zijn leertijd in Drepholz als blikslager en installateur, kwam hij op 21 november 1916 aan bij de Fliegersatzabteilung 5 in Hannover. Kort daarna werd hij tot vliegtuigmecanicien opgeleid. Begin 1917 kwam hij terecht bij de Jasta 11, die toen in de omgeving van Douai-Arras gestationeerd was.Op dat ogenblik was Manfred von Richthofen de Staffelführer. Van daar ging het eerst naar Harelbeke (Flugplatz Harelbeke), vervolgens naar Marke (Flugplatz Markebeke). In juli 1917 crashte Leutnant Kurt Wolff met zijn Albatros D III tussen de rails op de spoorweg tussen Kortrijk en Marke. Op 12 september 1917 werd hij tot Oberleutnant bevorderd. Op 11 juli 1917 kreeg Kurt Wolff een kogel door de hand en werd verzorgd in het Lazarett 76 ( Sint-Niklaas Kortrijk). Hij lag er in dezelfde kamer als Manfred von Richthofen, die getroffen werd op 6 juli in het achterhoofd. Op 15 september werd Oberleutnant Kurt Wolff ten noorden van Wervik neergeschoten in zijn driedekker F1/102, die totaal vernield was. Hij had 33 overwinningen op zijn palmares . De resten van het toestel, het lijk en de motor werden op een kleine vrachtwagen weggebracht. Op 18 september 1917 werd het stoffelijk overschot van de Sint- Jozefkerk (Karmelieten), waar de begrafenisdienst plaats had, overgebracht via het station van Kortrijk, richting Memel (Duitsland) in noord-oost Pruisen. Hermann Lohmeyer was na de dood van Oberleutnant Kurt Wolff mecanicien bij Leutnant Eberhardt Mohnicke van Jasta 11, die 9 overwinningen op zijn actief had. Later was hij nog werkzaam bij andere piloten. Foto’s: -1978 in Wittmundhafen JG 71 : v.l.n.r. Hermann Lohmeyer- Christoffers en Georg von der Osten (Jasta 11) , Richard Kraut (Jasta 4) bovenaan. -het gecrashte vliegtuig van Kurt Wolff , toen nog Leutnant ,op de spoorweg tussen Kortrijk en Marke.
“Als het vlas ging, alles ging”: een uitdrukking die vroeger dikwijls uit de volksmond te horen was.
Onze eerste stationschef, August Vanderbauwede ( Moeskroen 1864-Marke 1941) , een Waal, dacht daar anders over en zei wel eens “de vlas de vier (vuur) mag erin’, als een vlashandelaar een wagon verhandelde op het goederenstation.
Wel, er kwam nooit ‘vier’ bij te pas…..want de sporen van de zo belangrijke vlasnijverheid, die gedurende enkele eeuwen, aan honderden werk verschafte, zijn vanzelf gewist. Industrieel erfgoed dat net zoals onze pannenfabriek , onze weverij (NV De Witte-Visage) en onze brouwerij (De Brabandere) niet aan de tijd kon weerstaan.
Het roten van het vlas in de Leie nam toe in de 18e eeuw . In de 19e eeuw kreeg de Leie de bijnaam ‘The Golden River’.
Wat betekende de vlasindustrie voor de arbeidersstand. Niemand kon het beter uiteenzetten dan Félix Bethune, burgemeester van Kortrijk:”…het vlas was een bron van inkomsten voor het land dat het cultiveert, een broodwinning voor de arbeider die het bewerkt, een rente voor de vlasfabrikant die het laat bewerken en tenslotte een winstgevende zaak voor de handelaar die het verkoopt en uitvoert.” (‘De Houding van het Parlement ten opzichte van de Vlascrisis in Kortrijk (1830-1850) Marèse Vriens ).
Vlasbewerking, gekoppeld aan landbouw, en spinnen en weven vormden destijds het voornaamste bedrijfsinkomen van onze landlieden. Begin 19e eeuw zaaiden de meeste landbouwers vlas. Die laatsten lagen aan de basis van de roterijen langs de Leie. Het spinnen was meestal vrouwenwerk: men telde 225 spinsters op de gemeente op 1526 inwoners in 1816. Er waren 40 linnenwevers. Spinnen en weven waren winterwerk. Rond 1830 waren, omwille van de kritieke toestand, de weefstoelen tot de helft verminderd. De vlasindustrie ging trapsgewijze te niet. De textielthuisnijverheid stortte ineen door een heftige landbouwcrisis. In 1843 bereikte de armoede haar hoogtepunt. Het Bureel van Weldadigheid moest dringend ingrijpen. In Marke ontbrak het niet aan pogingen om de armoede wat te verzachten. Maar men zou het over een andere boeg moeten gooien.
Uit een gemeenterapport van 1846 vernemen we :”Industrie linière presque totalement abandonnée. Filage et tissage sont les métiers ordinaires à Marcke.”
In 1848 :”Industrie linière: ruine de cette industrie..”
In 1860 :” De vlashandelaars langs de Leie hebben grote verliezen gekend door de overstroming van november 1860. Nog enkelen houden zich bezig met het spinnen , niettegenstaande de teloorgang van de vlasnijverheid.”
Sedert onheuglijke tijden kende men hier de zeer gunstige rooteigenschappen van het Leiewater. De weefstoelen en spinnewielen ruimden weldra de plaats in voor een nieuwe nijverheid, de vlasvezelbereiding, die de welstand en de welvaart van ons volk verzekerde. Talrijke vlaswerkers, ‘Leiewerkers’ en zwingelaars kwamen zich hier vestigen tussen 1860 en 1880.
De levensomstandigheden verbeterden merkelijk vanaf 1861-62. Een gemeenterapport van toen luidde: “Honderden roten en zwingelen.” Het rootbedrijf deed de bevolking aangroeien. Men mag 1862 aanzien als de start van de ‘industriële revolutie’ in Marke. De levensomstandigheden verbeterden merkelijk, gevolg van de toename van de Leieroterijen. Onze gemeente kende toen ook een ware expansie: in 1861 : 1595 inwoners , in 1880 : 1808 , in 1890: 2075 en in 1900 : 2502. De weverij De Witte-Visage stond er sedert 1897 en de pannenfabriek van Marke werd gesticht in 1899.
Een rapport van 1863:” De vlasindustrie is de belangrijkste te Marke. Zij schenkt aan de vlaswerkers , tijdens de zomer een luxueus loon. Tijdens de winter wordt het vlas gesorteerd, hetgeen veel handenarbeid vraagt.”
In 1856 werd een nieuwe kasseiweg gedecreteerd: de weg Kortrijk-Rekkem. Aannemer Tacquenier uit Lessen beëindigde de werken in 1860. In 1876 voorzagen de gebroeders Louis en Alexander Vergracht uit Zwevegem de Kerkdreef en in 1879 de Plaats en de Hellestraat van een kasseidek. In 1885 werd de Markestraat door Raymond Lommens uit Zwevegem bestraat.
In een minimum van jaren was het een en al hekken dat men in de Leie zag.
In een lijst gedateerd 22 januari 1866 vinden we volgende vlashandelaars:
-Eduard Pycarelle - Pierre Steenhuyse - Marcellin Van Belleghem – Victor Vandewiele – Severin D’Hespeel – Pierre Leveugle ( 2 werknemers)- Petrus Schoore – François Descamps – Kinderen Benoit D’Hespeel – Louis D’Hespeel – Jean François Dumortier – François Dupont – Désiré Herman – Constantin Holvoet.
De eerste stoommachines in Marke:
-Petrus Schoore 13 juni 1867 (vlaszwingelarij)
-Benoit D’Hespeel 1872 (vlaszwingelarij)
-Ferdinand Vanneste 31 december 1874 (vlaszwingelarij)
-Frederic Dekimpe 17 juli 1875 (vlaszwingelarij)
-Augustin Claerhout 15 december 1876 (steenbakker)
-Leo Callewaert 1883 (vlaszwingelarij)
-Marcellin Brasseur 13 januari 1889 (vlaszwingelarij)
-Emile Vanneste 10 november 1889 (molenaar)
-Polydoor Benoot 20 april 1890 (smidse)
-Constant Glorieux 1897 (vlaszwingelarij)
Roterijbazen in die tijd waren Joannes Slosse (vader van pastoor Slosse) , hoeve Coopman– François Van Belleghem, het gebied tussen de Aardweg tot over de Koedreef( 10 werknemers) – Amatus Van Belleghem-Vanneste, hoeve Bekaert op de Markebeke ( 10 werknemers) – Jean François Dumortier ,achter het kasteel de Bethune ( 2 werknemers).
In 1869 zou Edouard Pycarelle een roterijbedrijf uitbaten, gelegen vanaf de Leiebrug tot aan de Aardweg.
Oscar Dendooven (Marke 1902 – 1986) :”Het vlas werd begin de 20e eeuw twee maal geroot. Het twee maal gerote vlas was het schoonste vlas. Men sprak dan van ‘rote’ en ‘herrote.’
1/ eerste rote: april tot begin mei. Het water was nog niet warm genoeg. Men liet het dan 6 à 10 dagen roten. Na de eerste rote werd het vlas in schelven gezet langs de Leie.
2/ tweede rote: juli-augustus.Het water was warmer en de rote was beter. Na die rote werd het in kapellen gezet om te drogen. Maar na het kapellen werd het eerst in mijten gezet. Daarna ging het op de wagen naar de schuur. In de winter werd het gezwingeld.”
Vroeger gebeurde het zwingelen met het handzwingelmes en betekende dat zwaar handwerk. Daarna ontstond de trap-sterremolen (met de voeten trappen en terzelfder tijd zwingelen)
Eén zwingelmolen had 12 zeilen of zwingels.
Men sprak dan van een vlaszwingelarij van X aantal planken.
Een vlaszwingelarij van 10 planken was een fabriek waar 10 man kon staan , dus had de vlaszwingelarij 10 zwingelmolens.
In het laatste kwart van de 19e eeuw werden de sterremolens met stoom bewogen, daarna met elektrische motor. En na 14-18 kwamen de zwingelmachines (zwingelturbines) te voorschijn.
De laatste Leieroterijen in Marke:
-René Vannieuwenhuyse (landbouwer)
-Gustaaf Coopman (landbouwer)
-Arthur Delcour (landbouwer)
-Henri Lambrecht (landbouwer)
-de kinderen Verspaille (landbouwers)
-René Delabie (landbouwer)
-Achilles Desmet
-Aimé Bekaert (landbouwer)
Voor Marke was 1932 het laatste jaar van het Leieroten. Aan de hoeve Bekaert lagen dat jaar nog een 15-tal hekkens. Alle landbouwers die de oevers van de Leie bewoonden in Marke verhuurden hekkens. Door een K.B. van 1939 was het officieel verboden om te roten in de Leie.
Hier in Marke zagen enkele warmwaterroterijen het daglicht, waardoor de Leie als rootkoningin onttroond en verlaten werd:
-Frans De Brabandere in de Aardweg in 1927
-Georges Wyseur aan het huidig sportstadion in 1929
-Jules Holvoet in de Kalvariestraat in 1929
-René Vannieuwenhuyse in de Hospitaalweg in 1938. Die werd afgebroken voor de verbreding van de spoorweg in 1949. In 1952 werd een nieuwe roterij gebouwd ter hoogte van de huidige burelen van de A.C.V.K.
Na de grote stakingen van 1911 ,gelanceerd door de vlasarbeiders-bonden, beseften de vlaspatroons dat zij moesten samenspannen om front te kunnen vormen tegen de groeiende macht van de arbeidersbewegingen. De eerste wereldoorlog zou immers alle activiteiten verlammen.
In 1919 stichtten E.H. Achiel Jonckheere, onderpastoor te Wevelgem en Honoré De Gryse, vlaspatroon , de eerste vlasbond in Wevelgem. Al vlug werden contacten gelegd met vlassers uit de omliggende gemeenten opdat ze op hun beurt een vlasbond zouden uit de grond stampen. Een centraal bestuur werd gevormd en de vlasbazenbond was een feit.
De vlasbazenbond in Marke werd gesticht rond 1924. De juiste datum is niet bekend. Bij de overstroming van 1 mei 1925 werd een schadeclaim ingediend bij de vlasbazenbond van Marke door Cyrille Ameye, Leo Gheysen, Camiel Vanhalst, Eduard Vanfleteren en Petrus Desmet, die met 11.500fr. de grootste schade had .
Het bestuureinde jaren ’30 :
_______________________
Marcel Desmedt (Marke 1915-1996)“De eerste voorzitter was ‘de Rosten Delcour’(Henri Delcour-Vanhoutte) en de ondervoorzitter was ‘de Zwarten Delcour’ (Henri Delcour-Declercq).
Alle gemeenten hadden dergelijke afdeling. De zetel was in de middenstand te Kortrijk. De voorzitter was Honoré De Gryse, de secretaris was Laurense en de proost deken Achiel Jonckheere. Het ABV (Algemeen Belgisch Vlasverbond) komt daar van voort.”
Voorzitter : Omer Vanhoenacker
Ondervoorzitter : Georges Wyseur
Schrijver : Marcel Desmedt
Bestuursleden: Gerard Holvoet – René Desmedt – Oscar Vanhoenacker.
Gerard Holvoet werd in 1958 gekozen tot voorzitter van het A.B.V. ( Het Algemeen Belgisch Vlasverbond).
De leden die aangesloten waren :
____________________________
1/ Gebroeders Vanhoenacker (Omer en Oscar)
2/ Gebroeders Flamen (Omer en Gerard)
3/ Gebroeders Lefever (Arthur en Maurice)
4/ René Desmedt
5/ Gebroeders Wyseur (Georges en Frans)
6/ Gebroeders Holvoet ( Gerard en Pol)
7/ Alfons Josson
8/ Achiel Desmet
9/ Alidor Decock
10/ August Ostyn
11/ Camiel Vandewiele
12/ Jerome Vandenweghe
13/ Henri Vanneste
14/ Camiel Fiévé
15/ Néothère Ameye
16/ Paul Verrue
17/ Richard Vanneste
18/ Jules Dekimpe
19/ Medard Dendoncker
20/ Aloïs Lefever
21/ Jean Maelfait
22/ Alfons Coopman
23/ Remi Delabie
24/ Gerard Brasseur
25/ Jerome Van Essche
26/ Achiel Theys
27/ Remi Decraene
28/Camiel Dumortier
29/ Julien Buyck
30/ Joseph Decraemer
31/ Hyppoliet Ameye
32/ Nestor Delcour
33/ Cyrille Ameye
34/ Alfons Steenkiste
35/ Leopold Verrue
36/ Henri Delcour – Vanhoutte
37/ Victor Maelfait
38/ Achiel Vlieghe
Bijna de helft van de bestaande vlassers in Marke was geen lid van de vlasbazenbond:
Kort na de tweede wereldoorlog werd een einde gemaakt aan het bestaan van de vlasbazenbond in Marke.
-foto van 1910/ De vlaswerkers van Henri Delcour-Declercq ( met bolhoed) op de koer van de vlasfabriek in de Rekkemsestraat:
Van boven naar onder, van links naar rechts: Leopold Verrue- Marcel Delcour(kind) –‘vuurmaker’ Deschamps – Gentiel Libbrecht – Achiel Verrue –Richard Vercaemer- Cyrille Vinckier –Louis Nuttin –Achiel Vandesonneville – X –Gustaaf Breye – Nestor Delcour – Richard Verrue-X-X-X-X-X- Jules Verrue – xDesmet – René Vandesonneville – X-X- Bruno Verborgh –x Vandesonneville.
-foto begin de jaren '30 van de vlasroterij van de gebroeders Pol en Gérard Holvoet in de Kalvariestraat. Achteraf sedert einde de jaren '60 Boekbinderij Delabie & Co.
-2 foto's van de vlaschaard van de gebroeders Pol en Gérard Holvoet op het einde van de jaren '60. Ze stopten hun vlashandel in 1971.
HOOG BEZOEK BIJ LEUTNANT WERNER VOSS LEIDER VAN JASTA 10.
HOOG BEZOEK BIJ LEUTNANT WERNER VOSS LEIDER VAN JASTA 10 __________________________________________________________
Op 31 augustus 1917 kwamen rijkskanselier Georg Michaelis en generaal Friedrich Sixt von Armin ,opperbevelhebber van de 4.Armee, een bezoek brengen op de Markebeke om de demonstratievluchten van de nieuwe Fokker F1 of Dr.1 bij te wonen. Halverwege september kreeg Jasta 10 het bezoek van Aartshertog Carl Albrechts van Oostenrijk (Pula 1888 – Ostervik bij Stockholm 1951) een artillerie-kolonel (Wikipedia). We zien hier de Oostenrijkse aartshertog in gezelschap van Leutnant Werner Voss in de Marktstraat voorbij ‘De Wittens’ reke ‘ wandelen in de richting van Markeplaats ( foto). De volgende foto werd genomen op de Markebeke op dezelfde dag, na de 47e overwinning van Werner Voss. 2e van links is Werner Voss, rechts ernaast de Oostenrijker en rechts Hauptmann Helmut Wilberg (Berlijn 1880- 1941 bij Dresden), Kommandeur der Flieger van de 4.Armee. Tijdens de 2e wereldoorlog was die laatste General der Flieger. Hij verloor het leven in een vliegtuigcrash in november 1941, toen hij op weg was naar de begrafenis van Generalleutnant Ernst Udet (Frankfurt 1896-Berlijn 1941). Ernst Udet werd in maart 1918 bevorderd tot leider van de Jasta 11 door Manfred von Richthofen. Na de dood van Manfred von Richthofen nam hij de leiding van Jasta 4. Hij had 62 overwinningen op zijn actief. Leutnant Werner Voss werd neergeschoten met zijn nieuwe Fokker driedekker – na 48 overwinningen - op 23 september 1917, en viel neer in een veld dicht bij Langemark. Naar het schijnt zou hij begraven geweest zijn in een bommentrechter. Zijn naam prijkt nu op een paneel op het Kameradengrab (massagraf) in Langemark.
Derde foto : Werner Voss en de Oostenrijkse aartshertog in gesprek met ernaast Hauptmann Helmut Wilberg ,naast de nieuwe driedekker. Met dank aan mijn broer Roger.
Foto genomen in 1917 op de Markebeke . Op de achtergrond bemerkt men de schuur en het huis van Polydoor Lepere (Marke 1850-1914) , vlashandelaar en kleermaker . Vóór de oorlog hield Polydoor er café "Hendrik Conscience”open . Polydoor en zijn vrouw Elodie Verschuere (Deerlijk 1850- Marke 1915) hadden geen kinderen .
Adolf Gomar Verschuere (Deerlijk 1891), zoon van Petrus, een broer van Elodie, en van Marie-Louise Dick ,was voorbestemd als opvolger van Polydoor en Elodie, doch sneuvelde als soldaat van het 2e Linieregiment in Montpellier (Fr.) op 17 maart 1917.Hij had zijn domicilie in Marke en daarom staat zijn naam gegraveerd op het oorlogsmonument .In 1919 werd het complex via de rechtbank verkocht aan vlashandelaar Jerome Vandenweghe (Marke 1891- Wevelgem 1979).
Bertha Dick ,een jongere zus van Marie-Louise trouwde met Modest Tollenaere. Ze gingen in Oostakker wonen. Uit dat huwelijk werd de bekende Reimond ( Oostakker 1909- Kopcy 1942) geboren.
Holzapfel, Richthofens mecanicien, zit hier op de romp van een Engelse driedekker van Naval Sqdn No.10, die door de Jasta 11, met leider Freiherr Manfred von Richthofen, buitgemaakt werd. Boven het dak van het huis Lepere is de hoge schoorsteen nog te zien van de vlaszwingelarij. Links bemerkt men het laag dak van de nu nog bestaande schuur.
Foto einde jaren ’70 van vorige eeuw met het huis en de schuur .Het dakvenster is ook gebleven.
Kort na de aanleg van de spoorweg in 1842 liet brouwer August Tack uit Kortrijk café ‘In de IJzere Poort’ bouwen op de hoek van de Marktstraat en Rekkemsestraat , tegen de viaduct. Het café werd gesloopt in 1981.
In 1946 werd door de NMBS plannen gemaakt voor een nieuwe overbrugging aan de ‘IJzerenpoort’, in het vooruitzicht van de uitbreiding van het vormingsstation. Tot nu toe deed een smalle, donkere viaduct van 10m. lang en 5m. breed , dienst als verbinding van de Marktstraat met de Markebekestraat! De NMBS was van plan die enkel te verlengen tot 50m, de breedte zou blijven.
Ons gemeentebestuur was daarmee niet akkoord , riep de hulp in van de gouverneur en eiste dat de viaduct een breedte zou hebben van 12m., om zo ‘kruismogelijkheid’ te bekomen, gezien het groeiend doorgaand verkeer (brief van wd. burgemeester Cyriel Vandermeersch van 7 februari 1946).
De NMBS gaf te kennen dat de kosten van verbreding van de viaduct door de gemeente zouden worden gedragen . Waarmee de gemeente natuurlijk niet akkoord was . Het was tenslotte de NMBS die plannen maakte voor uitbreiding van haar vormingsstation. Marke kreeg toch haar zin.
De eerste week van april 1949 werd het gewoon verkeer langs de ‘IJzerpoort’ voor onbepaalde tijd onderbroken. Voetgangers konden wél nog hun pintje ‘pakken’ in café ‘In de IJzere Poort “.
Een lange tunnel in gewapend beton zou het vorige vervangen . De kogel was door de kerk. Die viaduct zou 70m. lang , 12m. breed en 4,50m. hoog worden. Autobusuitbater Alfons Verhenne was er niet het minst om blij, het was niet altijd evident in zo een smal gat een bus te sturen.
Onze gemeenteoverheid was fier dit monumentale gewrocht los te krijgen van de NMBS, die het nodig achtte voor de uitbreiding van het vormingsstation .
Hiervoor moesten ook 4 huizen wijken, die er nog geen 50 jaar stonden.
1/Foto Roger Faillie van café ‘In de IJzere Poort’ in 1980.
Café “In de Sterre” in de Kloosterstraat bestond al op het einde van de 19e eeuw en was toen gelegen rechtover “Au Café Belge” . Het café was eigendom van de brouwerij van Stacegem. Het klooster wilde het goed kopen , omdat de ouderlingen van het rustoord er veel te vaak zaten. Brouwer De Coninck van Stacegem wilde het café verkopen aan het klooster op voorwaarde dat er weer een café met logo “In de Sterre” zou mogen komen in de omgeving. En inderdaad het klooster kocht het café en maakte het met de grond gelijk. Op die plaats herbouwde en vergrootte het klooster in 1947-48 het rustoord .Brouwer De Coninck bouwde zijn nieuw café in de Vagevuurstraat.
Wat geschiedenis:
Het goed (huis + tuin) in de Kloosterstraat was oorspronkelijk eigendom van Joseph Maertens, wagenmaker in Marke. Zijn zoon Victor Maertens erfde het goed en verkocht het aan Ivo Deloof-Wyseur, die het huis afbrak en er in 1885 een gloednieuw gebouw zette café “In de Sterre”. De brouwerij van Stacegem kocht het café op 18 juni 1894.
De nieuwe “In de Sterre” in de Vagevuurstraat:
Bij erfenis kwamen de goederen ,zijnde gans de hoek Markeplaats, café “In de Belle Vue” inbegrepen, en daarbij de 2 woonhuizen met inbegrip van de grond tot en met de kapel toegewijd aan de H. Theresia (de kapel werd in 1927 gebouwd) , in handen van E.H. August Van Belleghem, onderpastoor in Diksmuide en van Juffrouw Nathalie Vanwambeke, religieuze wonende in Brugge. De goederen kwamen uit de erfenis van Petrus Franciscus Van Belleghem –Glorieux en de ouders van Nathalie namelijk Ivo Vanwambeke-Amelia Roisse.
Op 29/12/1874 verkochten August Van Belleghem en Nathalie Vanwambeke de goederen. Jean –Baptiste Josson en zijn zuster Adelaide kochten de 2 woonhuizen nrs. 17 & 18 met bijgaande grond tot en met de kapel H.Theresia . Hun ouders, gareelmakers, woonden er al sinds 1797. Het gezin telde 12 kinderen en allen werden er geboren.
In 1877 bouwden de Jossons een huidvetterij achter de 2 woonhuizen.
Jean-Baptiste Josson overleed in 1887 en Adelaïde in 1889 : de 2 huizen met het hele erf werden in 1888 verkocht aan Aloys Josson de jongste broer , die gareelmaker was in Wevelgem.
Aloys stierf in 1895 te Wevelgem ; zijn dochter Victorine Josson, getrouwd met Alfons De Brabandere, zoon van de burgemeester van Wevelgem erfde alles.
In 1921 verkocht Victorine Josson alles : “twee samenhoudende woonhuizen en verdere gebouwen met erve en lochting, bewoond door Petrus Goegebeur en Jean Vandemaele” aan Polydore Benoot-Eulalie Josson . Na het overlijden van haar ouders erfde dochter Rachel Benoot alles. Polydore Benoot overleed te Marke 09/01/1922 en Eulalie Josson op 05/11/1924.
Emma Vanryckeghem (+ 1935), weduwe van Petrus Goegebeur , kocht in 1929 aan Rachel Benoot de 2 aaneenhoudende huisjes en een perceel bouwgrond strekkende vanaf de twee huizen tot aan de grond waar het huis stond bewoond door Albert Vancauwenberghe ( “In de Sterre”), inbegrepen. Emma hield een kruidenierswinkel open in het 1e huisje.
De brouwerij van Stacegem kocht grond aan Achille Goegebeur , zoon van Petrus en Emma, in de Vagevuurstraat en bouwde er het nieuw café “In de Sterre” rond 1939.
Bij het uitbreken van de oorlog was het café onbewoond tot de komst van Albert Vancauwenberghe (Heestert 1916 – Kortrijk 1992) met zijn vrouw Alice Vanhoutte (Desselgem 1911 – Kortrijk 1990) in juni 1941. Albert Vancauwenberghe , kleermaker, kwam van Otegem naar Marke het café openhouden .Het was café (één venster naar de Plaats toe) en winkel van stoffen en klederen (één venster naar de Pauvre Leute toe). Albert kocht het goed aan de brouwerij van Stacegem in 1946 en stopte met café te houden. Hij hield er enkel een stoffen- en kleerwinkel , ‘De Sterre’ genaamd ,open. Hij overleed in 1992 en in 1993 na grondige verbouwingen kwam een optieker in de plaats.
De gerestaureerde brandglasramen van het verdwenen café “In de Sterre” in de Vagevuurstraat zijn in het bezit van Jo Moerman in Stacegem.
Foto’s:
Kloosterstraat ca. 1907
Kloosterstraat in de jaren ’80 van vorige eeuw
“De Sterre” : Albert Vancauwenberghe-Vanhoutte, maatkleermaker. Vagevuurstraat, in de jaren '50 van vorige eeuw.
Café 'Den Beer' in de Kloosterstraat. _________________________________ Ten zuiden van café ‘In den Belle Vue’ (Markeplaats) lag in de Kloosterstraat , volgens de eerste kadasterkaart (Poppkaart ca.1840) , een stuk vage grond . De grond was eigendom van Joannes Be(c)kaert. Na het overlijden van Joannes Be(c)kaert kwam de grond in handen van zjn dochter Marie-Anna Bekaert (Marke 1797-1875), die getrouwd was met Petrus Van Belleghem (Marke 1813- 1901), zoon van Joannes-Baptiste en Rosalia PLanckaert . Door het vroegtijdig overlijden van Marie-Anna Bekaert werd haar echtgenoot eigenaar (testament van 1862). Sinds 1664 stonden de Van Belleghems aan het hoofd van onze gemeente, zowel als baljuw , burgemeester en ook ook als schepenen ,tot 1898 (overlijden van burgemeester Leopold Van Belleghem). Op een stukje van die grond, nu Kloosterstraat nr.18, lieten de Van Belleghems in 1895 een huis bouwen . De bedoeling was dat Eduardus Van Belleghem ( Marke 1819 ) er verder zou kunnen rentenieren. Maar dat ging niet door, want hetzelfde jaar nog in augustus overleed Eduardus, nadat hij er enkele maanden gewoond had. In oktober werd het goed al verkocht aan brouwer Cyriel De Brabandere. Cyriel maakte er uiteraard een café van , met het logo "Den Beer". De voorgevel zag er als volgt uit: boven 4 vensterramen, beneden links , 2 vensterramen, dan de voordeur met opstapje, een 1 vensterraam rechts ( kant Markeplaats). De benedenverdieping kreeg in de loop der jaren verschillende bestemmingen. In het café stond Joannes Vandenbossche (Marke 1841-1904) achter de tapkast. Na zijn overlijden nam zijn weduwe Marie-Louise Laevens (Marke 1847- 1933) de zaak over. In 1920 verhuisde het gezin naar Markeplaats, naast café "In de Wapens van Marke". Hetzelfde jaar nog kwam de weduwe van Ferdinand Coopman, namelijk Sylvie Vandeplassche (Deerlijk 1851), uit Beveren-Leie, niet als cafébazin , maar als winkelierster het huis bewonen. Ze hield er een kruidenierswinkel samen met haar dochter Irma Coopman (Harelbeke 1892-Kortrijk1969). Intussen had Sylvie het huis al gekocht in 1920. In 1922 liet Sylvie de winkel over aan haar dochter Irma. Remi Delabie (Vichte 1890- Kortrijk 1971), die al als vlashandelaar samen met zijn broer Abel (gezegd René) de hoeve achter het kasteel de Bethune uitbaatte , trouwde in 1924 met Irma Coopman, en zodoende zette hij zijn vlashandel voort in de Kloosterstraat . Abel bleef landbouwer. Van dan af deed een grote kamer op de bovenverdieping dienst als vlasstapelplaats . Sylvie Vandeplassche overleed in 1942. In 1959 werd zoon Gabriël Delabie , die zich tot meubelmaker bekwaamd had, na overeenkomst eigenaar van het huis. In 1958 werden al plannen gemaakt om het ganse complex om te bouwen tot een meubelzaak. Gabriël en broer Michel waren de aannemers en Gilbert Devoldere uit Marke was de architect. De meubelzaak stopte alle activiteit in 1994. Het huis werd verkocht aan Jos Denijs, beheerder van Select Magic Mephisto uit Ieper (Pilkem) en er onstond een groothandel in goochelmateriaal. In januari 2011 verkocht Jos Denijs het huis aan de VZW Integrale Bejaardenzorg Marke, met het resultaat dat we kennen: het kinderdagverblijf “De Pagadder” .
Foto’s: 1/Kloosterstraat ca. 1907. 2/Meubels Delabie in de jaren ’80 van vorige eeuw. 3/Select Magic 2006. 4/Kinderopvang ‘De Pagadder’ 2017.
EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN
EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN. ___________________________________________________________ Dat zelfs notariële akten een licht kunnen werpen op lokale aspecten van het leven tijdens de Eerste Wereldoorlog, blijkt uit een kopie van een notariële akte van 11 augustus 1917 verleden door de Kortrijkse notaris van de familie de Bethune . De akte bevat een verklaring en een aanklacht tegen het eskader nr. 11 (Jasta 11), door Baron Joseph de Bethune (1859-1920) in eigen naam en in naam van zijn zuster Mejuffer Barones Térèse de Bethune (1862-1946). De verklaring moest dienen als geldig bewijs, zo het nodig zou blijken, voor het bekomen van een vergoeding wegens oorlogsschade. Afspraken met de Duitse bezetter waren uit den boze en gingen veelal de mist in. “De Heer Baron Joseph de Bethune, eigenaar en provincieraadslid, wonende in Kortrijk heeft een verklaring afgelegd. 1/ Midden juni 1917 heeft zijn zuster Mejuffer Barones Térèse de Bethune, alsook haar neven, de minderjarige kinderen, Jean (1900-1981) en Marie (1902-1989) van wijlen Baron Emmanuel de Bethune (1869-1909), het kasteel op de Markebeke, eigendom van de minderjarige kinderen, moeten verlaten. Ze moesten afstand doen van het grootste deel van het meubilair (1). Hij zelf heeft in dezelfde omstandigheden zijn aangrenzend kasteel van Rouxhove (Kortrijk) op 27 juni 1917 moeten verlaten (2). Sinds die datum werden het park, de moestuinen, de landerijen en de bijgebouwen bezet door Duitse troepen en namelijk vanaf begin juli door officieren en soldaten van het eskader nr. 11 (Jasta 11) (3). - Dat op 1 augustus 1917, tijdens het aansnijden van de onderhandelingen met deze heren over het vrij mogen beschikken van alle vruchten, groenten en de oogsten wassende in de tuinen van het kasteel van de Markebeke, hij door de tussenkomst van Oberleutnant Kurt Scheffer (Jasta 11), namens Manfred von Richthofen, commandeur van het voornoemde eskader volgend schriftelijk bericht ontving. Vertaling uit het Duits: “In opdracht van Rittmeister von Richthofen deel ik u mede, dat, in tegenstelling tot de overeenkomst met de barones, op één nacht, door uw tuinier alle rijpe perziken geplukt werden, en daarbij nog verscheidene andere oogsten. Wij hebben met u niets meer te bespreken. Uw tuinier (4) werkt zoals altijd verder in de moestuinen en het park, en wordt volgens onze afspraak passend betaald.” - Dat in het belang van de minderjarige kinderen, hij zich verplicht ziet te verklaren dat, noch tussen Mejuffer Barones de Bethune, noch tussen hem zelf en de officieren van de Jasta 11 een regeling of overeenkomst getroffen werd. Enkel en alléén: 1/ In een gesprek met commandeur von Richthofen op 22 juli (5) hebben Mejuffer Térèse de Bethune en hem zelf voorgesteld dat de tuinier de inschrijvingen van de geplukte en verbruikte vruchten en groenten op de rekening zou voortzetten, zoals het ook gedaan werd tot dan toe door de vorige officieren gelogeerd op het kasteel (Jasta 18). Commandeur von Richthofen antwoordde hierop dat hij de zaak zou bekijken. 2/ Bij een volgende ontmoeting op 26 juli deed een officier andere voorstellen aan Mejuffer Barones de Bethune, maar de barones onthield zich het antwoord. Ze kreeg sedertdien de kans niet meer om te antwoorden. 3/ Dat geen enkele levering van perziken, vruchten en andere producten werd gedaan, noch aan Mejuffer Barones de Bethune, noch aan hemzelf (Joseph de Bethune), sinds 23 of 24 juli, datum waarop de tuinier een laatste levering deed en dat bovendien geen enkele pluk ’s nachts werd gedaan. 4/ Dat tot 24 juli, Mejuffer de Bethune, gemachtigd was om de hand te leggen op alle vruchten en groenten die nodig waren voor haar gezin en voor de aangever (Joseph de Bethune). Maar het overgeblevene werd opgevorderd door de bezettende militairen, en sindsdien heeft het eskader nr. 11 zich uitsluitend het recht voorbehouden de voortbrengselen en de oogsten uit de moestuinen van het kasteel aan te slaan.” Getuigen bij het verlijden van de akte waren Charles Christiaens, timmerman, en Remi Depraetere, politieagent, beiden uit Kortrijk. (1) Op 11 juni 1917 kwamen 2 officieren melden aan Barones Mejuffer Térèse de Bethune dat ze het kasteel moest verlaten. Samen met de kinderen vertrok ze op 15 juni naar het kasteel Rouxhove (Ronksdreef, Kortrijk), bewoond door haar broer Baron Joseph de Bethune. Alleen de tuinier Ivo Van Welden (1857-1941) bleef ter plekke. Ook daar werden ze weggejaagd, op 27 juni. Térèse en de kinderen vonden dan een onderkomen bij haar broer Baron François Bethune (1868-1938, burgemeester) op zijn kasteel Blommeghem (Van Belleghemdreef). Op 7 september 1917 stuurde François de 2 wezen naar Leuven, in zijn huis in de Bériotstraat. Ze bleven er tot het einde van het schooljaar 1918-1919. (2) Het kasteel Rouxhove was gelegen ten oosten van het kasteel van de Markebeke, maar lag niet op het grondgebied van Marke maar van Kortrijk. Het werd door bommen vernield tijdens het geallieerde bombardement van 21 juli 1944 en werd nadien niet heropgebouwd. Rouxhove behoorde oorspronkelijk toe aan de Kortrijkse burgemeester Benoit Danneel (1805-1893). Diens erfgenamen verkochten het goed in 1894 aan de erfgenamen van Baron Jean-Baptiste Bethune (1821-1894). Mits een onderlinge overeenkomst tussen de kinderen Bethune, werd Baron Emmanuel de Bethune (1869 – 1909) de eigenaar. Baron Joseph de Bethune huurde Rouxhove van zijn broer Emmanuel en vestigde zich er in 1895 (“Le Château de Marke”, Baron Emmanuel de Bethune (1930-2011). (3) Zie het artikel in de dorpskrant getiteld "Het eerste Jagdgeschwader in wording". (4) Tuinier van dienst was Ivo Van Welden (1857-1941). (5) In een brief gedagtekend 22 juli van Leutnant Brauneck (Jasta 11) naar zijn huisgenoten: “Deze voormiddag behaalde ik mijn 9de overwinning… Deze namiddag was Rittmeister Manfred Freiherr von Richthofen bij ons op bezoek…”. (Wereldoorlog I Marke, M. en R. Faillie, blz. 279). In het fotoboek “Marke voor, tijdens en na de 'Groote Oorlog'”, M. Faillie en F. Decock, moet de datum bij foto 31, 22 juli zijn i.p.v. 20 juli.
FOTO BOVEN: MANFRED VON RICHTOFEN (2e van links) aan de arme van OBERLEUTNANT KURT SCHEFFER (uiterst links).
HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 3 laatste deel)
Vanaf 1 april 1945 tot 26 augustus 1965 was Br.Livinusschoolhoofd (overste)met klas. Hij verving Br. Pius die in ziekteverlof was en was voor de derde maal dat hij in Marke was. De komende jaren ging het hier vrij rustig. Het onderwijzerskorps zou weinig verandering ondergaan. Broeder Livinus behaalde zijn diploma in Gent op 26 augustus 1919.
Br.Livinus startte als onderwijzer van 26 augustus 1919 tot 31 augustus 1921 Sint-Kruis (Vivenkapelle) en in Kortrijk in de Veldstraat van 1 september 1921 tot 26 januari 1922.
Hij was onderwijzer in Marke van 27 januari 1922 tot 30 september 1923, in vervanging van Br.Antonius , een niet-gediplomeerde , die hier een drietal maanden verbleef, en les gaf in Kortrijk (Groeninghe). Br.Livinus vertrok weer naar de Grote Kring .
Op 1 oktober 1924 , terug van de Grote Kring, verving hij als onderwijzer Br.Veranus tot 6 februari 1932. Op 7 februari 1932 werd hij schoolhoofd te Sint-Kruis (Vivenkapelle) tot 31 januari 1945 .Op 1 februari 1945 werd hij waarnemend schoolhoofd in Marke in opvolging van Br. Gilbert, voorlopig schoolhoofd , tot 31 maart 1945. Vanaf de eerste dag klas na de oorlog op 10 april 1945 werd hij schoolhoofd (overste) in Marke. Op 26 augustus 1965 vertrok hij naar de Grote Kring en eindigde in Sint-Paulus waar hij overleed op 30 januari 1978.
Tijdens de 2e oorlog: bij ieder alarm vluchtten de leerlingen in de kelders onder het nieuwe gebouw. Daar werd les gegeven op oude schoolbanken die er nog stonden. Als het gevaar afgelopen was ging het alarm nog eens en dan ging men terug in de schoollokalen.
Na het bombardement van 14 mei 1943 werd de fel beschadigde broederschool tot 31 mei gesloten. In 1944 sloot de broederschool haar deuren van 23 februari tot 13 maart wegens kolengebrek. In mei 1944 werden de scholen voorlopig gesloten. Zowel bommen die bestemd zijn voor het vliegveld van Wevelgem, als deze die bestemd zijn voor het vormingsstation van Kortrijk kunnen wel eens hier terecht komen. Hoewel in 1943 de kelder nog versterkt werd met een dubbele muur achtten de broeders het toch veiliger elders te overnachten: bij Georges Bels in Rollegem.
In 1945 werd Br.Pius plechtig ingehuldigd in Marke, na 1 ½ jaar dwangarbeid in Duitsland.
Op 21 november 1947 werd Br.Donatus weer van de Grote Kring naar Marke overgeplaatst en overleed in Kortrijk op 2 februari 1960.
Br.Bernardus (Ernest Demeyere) kwam van de Grote Kring op 19 mei 1954 en vertrok naar Menen (Kerkstraat 16) op 27 januari 1960.
Br.Vincentius (Luciaan Mandeville) kwam van de Grote Kring op 5 augustus 1960 en vertrok weer na 1 maand naar Sint-Paulus op 13 september 1960.
Broeder Hubert (Aimé Cnudde) (Nazareth 1923 – Kortrijk 2014)”Ik was in Marke van 1943 tot 1949. In 1943, pas geprofest, stond ik in november en december in de plaats van broeder Angelus, die een appendicitis-operatie moest ondergaan. Ik was eerst in Sint-Paulus.
Ik bleef dan achteraf kok tot in 1949.Men kreeg dan nog broeders Gerard en André als koks. Broeder André vertrok achteraf naar Frankrijk.
In de jaren ’20 was er een kok (men zei Jules, de kok).Het was geen broeder, maar een leek. Alfons Vandevenne.
Er was er ook nog broeder Justinus (Declercq) die in de keuken stond en die van Marke naar Vijve Kapelle ging.”
Br.Gerard (Charles Vandercruysse)kwam hier toe van Torhout als kok van 13 september 1949 tot zijn vertrek naar de Grote Kring op 2 september 1960 en kwam terug op 12 december 1961 tot zijn definitief vertrek naar Mesen (Rijselstraat 23) op 24 augustus 1963. In de jaren ’50 was Br.André hier tussentijds kok.
Albert Haghebaert (Snaaskerke 1915 – Marke 1987):
“Tijdens de 2e wereldoorlog heb ik één jaar met mijn 3e leerjaar les gegeven in het zaaltje boven “Het Christen Werkersverbond”. Een gedeelte zat ook in de ‘Katholieke Kring’. Het laatste jaar van de oorlog werd in mei 1945 geen les meer gegeven voor het gevaar van de vijand. De kinderen kwamen dan 2 maal per week in de voormiddag achter hun schoolwerk, bij de onderwijzers elk in hun klas.
Op dat moment waren er vele mensen gevlucht. Velen gingen naar school in Aalbeke en in Rollegem , en dat waren dan volle dagen.
Na het bombardement van mei 1943 is Firmin Clement naar Aalbeke gaan wonen tot na de bevrijding”
In februari 1955 werd de oud-leerlingenbond van de Broederschool gesticht, met als doel de groei en bloei van de jongensschool te ondersteunen.
Staat van inlichtingen in 1956:
________________________
De school bestond uit 7 gebruikte klaslokalen. Een klas bleef ledig.
Met welke voorwerpen was elke klas gemeubeld: printen, kaarten, kasten, lessenaars, banken, portret van de koning en heiligenbeelden.
Waaruit bestonden de leermiddelen in elke klas: landkaarten, vormleer, meetkundig vormen en aanschouwingsmateriaal.
Het onderwijzend personeel: nog 2 onderwijzende broeders .Br.Donatus is hier op rust en Br.Gerard is kok:
Br.Livinus (Cyriel Baert) 7e en 8e
André Vandenberghe 6e
Sylvain Haghebaert 5e
Firmin Clement 4e
Albert Haghebaert 3e
Br.Victorinus (Camiel Hillegeer) 2e
Albert Mestdach. 1e
Van 5 september 1961 tot 26 januari 1962 werd Br.Victorinus in het 1e leerjaarvervangen wegens ziekte door Mw.Vereecke-Huysentruyt Georgette (Heule 1926) wonende in Heule, met diploma behaald aan de private normaalschool in Tielt in 1945. Haar laatste dienst voor zij naar Marke kwam , was de meisjesschool in Lauwe .
Van 4 september 1962 tot 31 oktober 1962 was het de beurt aan Mw. André Vanloo-Maelfait Elizabeth (Marke 1921), met diploma behaald in 1939 aan de private normaalschool in Heverlee, om voor de zieke Br.Victorinus in te springen. Br.Victorinus vertrok op 26 augustus 1965 naar Menen (Kerkstraat 16).
Godsdienst en zedenleer werden het eerste half uur gegeven.
Op vraag van Jozef Lammens, secretaris van de ‘Parochiale Werken’, stuurde Vicaris Generaal Mgr. Van Gheluwe op 19 oktober 1956 een brief met duidelijke mededeling aan wat het schoolcomité en de ‘Parochiale Werken van Marke’ zich moesten houden, want de school was geen plaatselijk bezit maar stond onder de bevoegdheid van het bisdom :
“Volgens het bisschoppelijk schoolreglement moet iedere vrije katholieke school bestuurd worden door een schoolcomité waarvan de voorzitter ambtshalve moet zijn de pastoor van de parochie waar de school gelegen is. De onderhandelingen met het gemeentebestuur voor de vernieuwing van het aannemingscontract moeten door het schoolcomité bij monde van de voorzitter gevoerd worden. De essentiële richtlijnen voor de aanpassing van dit contract aan de gewijzigde omstandigheden worden door het bisdom verstrekt. Schoolcomité en schoolhoofd ontvangen de gelden door de gemeente toegekend en die moeten door het bestuur van het schoolcomité onder leiding van de pastoor voor de noodwendigheden van de school worden gebruikt en niet voor andere doeleinden.”
Deze brief was in feite het gevolg van een beslissing genomen op een vergadering van het schoolcomité, onder voorzitterschap van Baron Jean de Bethune dd. 16 oktober 1956 . Er ontstond een twist tussen het bestuur van het schoolcomité van de ‘Parochiale Werken’ en de toenmalige pastoor Félicien Vanhauwere (Waregem 1897 – Marke 1959), die het schoolcomité stichtte bij zijn aanstelling in 1951 .De pastoor liet enkel het beheer van het onderhoud van de schoolgebouwen en schoolmeubilair aan de bevoegdheid van het schoolcomité van de ‘Parochiale Werken van Marke’. Baron de Bethune vroeg aan de pastoor , dat in de onderhandelingen van het nieuwe schoolcontract met de gemeente, de opdracht zou toegekend worden aan de beheerraad van ‘De Parochiale Werken’, en dat hij zoals vroeger de tot op heden verleende toelage van ca. 48.000fr. voor onderhoud van gebouwen en meubilair in de nieuwe overeenkomst aan het gemeentebestuur zou aanvragen. Pastoor Vanhauwere weigerde en Baron de Bethune kon dat niet aanvaarden.
Schooljaar 1965-66 : het onderwijzend personeel na de broeders Van Dale:
De ‘Torrewachter’ ( voorloper van ‘Kerk en Leven’) van september 1965 stond te lezen: “André Vandenberghe werd op voorstel van het parochiaal schoolcomité door de bisschoppelijke commissie benoemd tot bestuurder van de jongensschool”.
André Vandenberghe (Marke 1911-Bissegem 2006)
Behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1931.
Hij was eerst waarnemend onderwijzer op Walle (Kortrijk) van 13 juli 1931 tot 31 juli 1931 en dan op de ‘Barakken’ in Menen van 17 september 1931 tot 7 oktober 1931. In Marke was hij waarnemend van 24 tot 28 november 1931 . Hij was tussentijdig onderwijzer van 30 november tot 7 december 1931 en van 21 tot 24 december 1931 en van 2 tot 29 februari 1932 in vervanging van André Pauwels, die ziek was. Hij werd vast benoemd op 1 maart 1932, in vervanging van Br.Livinus, die toen het 1e leerjaar gaf. Vanaf 1 september 1965 tot 30 september 1965 was hij waarnemend schoolhoofd en vanaf 1 oktober was hij vast benoemd als schoolhoofd.
Hij was de eerste wereldlijke onderwijzer in de Markse jongensschool die in Marke geboren was.
André Vandenberghe :”In 1923 was Marcel Deloose kok bij de broeders Van Dale. Daarna werd hij “garçon” te Brugge in de “Ramier d’Or”[het zou kunnen gaan om Medard Deloos(z)e, een uitgetreden broeder, die op een foto van 1916 te zien is].
Ik was waarnemend onderwijzer van november 1931 tot februari 1932 en vast benoemd onderwijzer op 1 maart 1932. Diploma Torhout 30 juni 1931.
Ik werd directeur in Marke van de broederschool na het weggaan van de broeders ,van 1965 tot 1971.
In 1971 werd André Schacht (uit Staden) directeur.”
Sylvain Haghebaert (Snaaskerke 1913-Marke 1968)
Diploma in Torhout op 30 juni 1932. Hij begon als waarnemend onderwijzer in Oostende van 2 tot 7 juli 1932 en van 18 tot 19 juli 1932. In Marke startte hij als waarnemend onderwijzer van 9 tot 30 september 1932. Werd vast benoemd op 1 oktober 1932 in de 6e klas. René Vermeersch (Damme 1907), wonende in Oostkerke, verving Sylvain tijdens zijn krijgsdienst in 1934 en 1935.Albert Sergoris (Sint Martens-Lennik 1915), met een diploma in St. Thomas in Brussel (Nieuwland) in 1934 ,verving op 15 april 1937 , gedurende 10 dagen ,Sylvain Haghebaert, die zijn legerkamp deed.
Sylvain werd gemobiliseerd vanaf 25 september 1939 tot 10 mei 1940 en werd vervangen door Mw.Soetaert-Gaeremyn Louise (Antwerpen 1905), als waarnemende leerkracht , met diploma lager onderwijs en bibliothecaris ( normaalschool Antwerpen 1921).
Firmin Clement (Aartrijke 1914 - Kortrijk 1994)
Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1933.
Was waarnemend onderwijzer van 11 september 1933 tot 28 februari 1934 en verving de zieke Maurice De Bree. Maurice De Bree ging met pensioen op 1 februari 1934 en Clement werd vast benoemd op 1 maart 1934. Op 23 juli 1934 werd hij opgeroepen voor zijn legerdienst tot september 1935. Van 27 november 1935 tot en met 30 november 1935 was hij ziek en werd hij vervangen door Firmin De Meyere (Desselgem 1916, gediplomeerd in Torhout 1935)uit Kortrijk. In april 1937 kwam Jozef Mertens (Halle 1915) uit Bellingen (Brabant), met een diploma behaald in St. Thomas in Brussel in 1935 , gedurende 1 maand (van 12 april tot 22 mei 1937) , Firmin Clement vervangen, die zijn legerkamp deed. Jozef Mertens gaf les in Heule van 1 tot 14 maart 1937.
Albert Derdeyn (Oostende 1919, met diploma in Brussel 1939) uit Slijpe(Oostende) verving , als waarnemende leerkracht, van 18 september 1939 tot 30 juli 1940 (halve dagen) Firmin toen hij gemobiliseerd was.
Firmin Clement :” Ik kwam hier in het onderwijs te staan op 11 september 1933 in het 4e leerjaar. Diploma Torhout 30 juni 1933. Broeder Eusebius (Vanacker Valère) was overste. Meester De Bree was in ziekteverlof en heeft op dat moment geen les meer gegeven.
Ik kwam dan als interimaire van meester De Bree. Ik werd vast benoemd in maart 1934.
In 1935 kreeg ik het 1e leerjaar toegewezen .In die tijd waren het nog staande borden.”
Albert Haghebaert (Snaaskerke 1915- Marke 1987)
Albert Haghebaert ,broer van Sylvain kwam toe te Marke in 1934, als waarnemend onderwijzer van23 juli 1934 tot 29 juli 1935 en van 14 september 1936 tot 30 september 1936 . Hij werd vast benoemd op 1 oktober 1936. Behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1934.
André Allyns (Kortrijk 1928-2017) uit Kortrijk, met diploma in Torhout 1948, verving hem als waarnemend onderwijzer van 6 tot 10 september 1950.
André Allyns was waarnemend en voorlopig onderwijzer in Tiegem van 16 november 1948 tot 29 oktober 1949. Hij was 2 maand waarnemend in Kortrijk ( Beekstraat), vervolgens in Kuurne, weer in Kortrijk (Beheerstraat) en (Beekstraat) tot 15 juli 1950.
Albert Haghebaert :”Sylvain Haghebaert, mijn broer, kwam toe in Marke in 1932, als onderwijzer. Op 31 augustus 1971 had ik 35 jaar dienst.
De broeders verminderden en verouderden. Er kwamen geen nieuwe meer bij.
Albert Mestdach (Poesele 1915- Zottegem 1997)
Hij werd vast benoemd op 1 april 1941 .Diploma in St. Thomas in Brussel op 30 juni 1936. Hij begon als interimair in Landegem, vervolgens in Deurle. Hij was waarnemend onderwijzer in Marke van 9 januari 1939 tot 30 november 1940. Robert Dosfel (Menen1920), gediplomeerd in Torhout op 30 juni 1938, trad in dienst als vast benoemd op 1 september 1938, maar moest zijn proeftijd doen tot nieuwjaar 1939, tijd van zijn legerdienst.Hij kwam in dienst bij de inrichting van de 8e klas. Hij kwam terug van het leger op 11 juni 1940 en Albert Mestdach verving nu Sylvain Haghebaert, die gemobiliseerd was (van 25 sepember 1939 tot 10 mei 1940), omdat Mw. Soetaert –Gaeremyn het onderwijs verlaten had. Hector Baekelandt (Menen 1919, diploma Torhout 1938) , wonende te Menen ,verving als voorlopig onderwijzer Mestdach van 8 november 1940 tot 7 maart 1941, gedurende 164 halve dagen.
André Schacht ( Staden 1913- Kortrijk 1995)
Hij behaalde zijn diploma te Torhout op 30 juni 1932. Hij werd vast onderwijzer in Marke benoemd vanaf 14 januari 1963. Hij werd eerst waarnemend onderwijzer in Vlamertinge vanaf 17 oktober 1932 tot 4 februari 1933 en in Brugge in de gemeenteschool nr.2 vanaf 6 februari 1933 tot 25 maart 1933. Hij onderwees in Kortrijk in de Vanden Peereboomlaan van 1 april 1933 tot 30 april 1934. Na enkele dagen in september 1934 les gegeven te hebben in Staden centrum onderwees hij nog in de gemeenteschool van Staden van 1 oktober 1934 tot 8 september 1944.
In 1962 werd ,gevolg van de bevolkingsaangroei, een nieuwe klas opgericht. Edgard Hespeel (Izegem 1943) wonende te Ingelmunster, gediplomeerd aan de normaalschool van Alsemberg in 1962, deed dienst in de nieuwe klas vanaf 1 september 1962 en trad uit dienst op 13 januari 1963.
André Schacht volgde de laatste op en werd vast onderwijzer benoemd vanaf 14 januari 1963 en gaf toen het 4e leerjaar. Hij werd nog schoolhoofd in 1971 tot 1976.
In 1965 viel meteen het doek over de episode Broeders Van Dale in Marke. Zo onverwacht zij hier toen gekomen zijn, zo onverwacht verlieten de huidige broeders de gemeente. Ruim 70 jaar zorgden ze voor het geestelijk welzijn van onze kinderen. Ze werden andere taken toegewezen, zoals missionering en gehandicaptenzorg .
In de ‘Torrewachter’ van 1-8 augustus 1965 staat vermeld dat “de broeders tot andere werkzaamheden geroepen werden. Ze wilden hun toewijding besteden aan de opleiding van gehandicapte en blinde jongens .”
De twee laatste broeders waren Br.Livinus en Br.Victorinus. Beiden werden vervangen door Adrien Theys en Ignaas Dujardin . De “broederschool” veranderde gewoon in “jongensschool”.
Adrien Theys
Diploma St. Thomas in Brussel . Vast benoemd vanaf 1 september 1965. Werd schoolhoofd op 1 september 1977 van de vrije centrumschool (gemengd kleuter- en lager onderwijs).
Ignaas Dujardin
Diploma St.Thomas in Brussel . Waarnemend van 1 september 1965 tot 30 september 1965. Vast benoemd op 1 oktober 1965.Werd schoolhoofd ‘ad interim’ in 1976, in vervanging van André Schacht, door ziekte weerhouden.
Bijzondere leermeesters (godsdienst): onderpastoors Lodewijk Willemyns (Kortrijk 1924 – Veurne 2016) en Albert Vandenbroucke ( Waregem 1915- 1995) vanaf 1-9 -1965.
Broeder Donatianus : “Broeder Overste (Livinus) was reeds met pensioen en broeder Victorinus , die wat ziekelijk was ging de verantwoordelijkheid als broeder overste niet kunnen waarnemen, vandaar ook dat de broeders op rust gingen. Alles werd dan overgenomen door het St. Amandscollege.”
(1)Bij akte van 30 mei 1861 voor notaris Galloo in Radinghem(Fr.) verkocht Henri Julien Leon Bidé de Lagrandville en Caroline marquise de Beauffort , van het kasteel in Beaucamps (canton d’Haubourdin Nord) aan Felix Baron Bethune, uit een grotere oppervlakte ,het stuk land SA 311. In 1879-80, vlak voor zijn dood zette hij er een nieuwe constructie op, bestaande uit een huis en een school. Door erfenis kwam het gebouw in handen van Baron Jean Baptiste Bethune (+1894)- van Outryve d’Ydewalle. Hun zoon Baron Emmanuel de Bethune (+1909) werd er eigenaar van bij verdeling in 1895. Na het overlijden van Baron Emmanuel werden zijn minderjarige kinderen Baron Jean de Bethune en Barones Marie de Bethune, onder de voogdij van Barones Thérèse de Bethune (+1946) ,er eigenaars van.
Er werd gestart met de bouwwerken van het schoolcomplex in april-mei 1879, zegge 1 jaar voor het overlijden van Baron Felix Bethune ( zie blog-artikel ‘De brief die schoolmeester Emiel Debeurme de nek brak’)
In november 1879 gaf Emiel Debeurme , onze eerste onderwijzer, al les in de nieuwe vrije school.
(2)Aimé Demuynck (Tiegem 1862- Kortrijk 1925) kwam hier aan in april 1881 en trouwde te Marke in 1883 met Coleta Moreels (Marke 1856- Bovekerke 1903), dochter van Désiré (Tiegem 1822 – Marke 1896), die hier toegekomen was als koster uit Tiegem in december 1849. Aimé had zich gevestigd in het woonhuis van de school en leerde zo zijn gebuurmeisje Coleta kennen, die met haar ouders in de Pastoor Van Dommeledreef woonden . Désiré Moreels was tevens ook bakker. In Marke werd één zoon geboren: Octaaf ( januari 1884 ) die onderwijzer werd in Nieuwpoort en er overleed in 1935. Aimé had graag de plaats van koster ingenomen van zijn schoonvader, doch die was voorbehouden aan zijn schoonbroer Jules( Marke 1855-1924) . Vandaar dat hij in 1885 zijn ontslag nam om in Bovekerke de vacante plaats van onderwijzer-koster in te vullen. Hij keerde in februari 1906 terug naar Kortrijk ,volgde Richard Reynaert, eerste koster van Sint-Rochus , op en nam ontslag in 1919. In 1916 hertrouwde hij met Marie-Louise Herman (Marke 1861-Kortrijk 1929). Uit zijn eerste huwelijk werden in Bovekerke nog drie kinderen geboren: Marie Joséphine (1887) , Omer (1893-1946), die een gekende drukker was te Kortrijk, en Joseph (1885-1916) , die onderwijzer was op Walle (Kortrijk)en ook als hulpkoster van zijn vader fungeerde.
(3)Louise Raepsaet (Zuster Agnes) gaf al les sinds 1880 , aan de vrije gemengde school ,naast schoolhoofd Aimé Demuynck . Zij was geboren in Kortrijk in 1857 en werd overste van het klooster Onbevlekte Ontvangenis te Marke van 1894 tot haar overlijden in 1907. Zij behoorde tot de Kortrijkse burgerij. Zij is binnengetreden in 1877 en geprofest in 1880. Zij behaalde haar onderwijsdiploma aan de normaalschool ‘Dames de Saint-André ‘ in Brugge op 20 augustus 1880.
(4) Lees meer over Jozef Van Dale (Kortrijk 1716 – 1781), de stichter van de congregatie, in ‘De Gazette van oud Cortryck’ van maart 2016 nr.17.
Jeanne-Thérèse Van Dale (Kortrijk 1721 – 1776), een zuster van Jozef, trouwde te Kortrijk in 1747 met Jean-Baptiste Bethune (Rijsel 1722 – Kortrijk 1791). Hun zoon Jean-Baptiste ( Kortrijk 1757 – 1791)trouwde met Thérèse Henriette Delebecq ( Rijsel 1768-Kortrijk 1844), waarvan Felix (Kortrijk 1789-1880), die de nieuwe school liet bouwen in de Markekerkstraat.
(5) Mededeling van Algemeen Overste Broeder Noël Van Noorden:
“Het is inderdaad zo dat er bij ons ook drie etappes worden afgelegd vooraleer iemand “volwaardig” broeder wordt : postulaat (6 maanden), noviciaat (1 jaar), waarna de novice aanvaard (of geweigerd !) kan worden om zijn professie af te leggen. Sinds enige jaren is er nog een ‘facultatieve’ vierde etappe aan toegevoegd : het scolasticaat, een soort vervollediging van de vorming. Meestal gebeurde dit gedurende een soort van stage ‘in het werkelijke leven’ van een broeder. Op 30 december 1929 werd het noviciaat van Torhout overgebracht naar Sint-Paulus in Kortrijk.
De algemene overste wordt gekozen door alle stemgerechtigde broeders, voor een mandaat van vijf jaar, hernieuwbaar. Voorheen was dat onbeperkt hernieuwbaar. Wij zijn een diocesane congregatie, d.w.z. dat de bisschop van Brugge onze hoogste overheid is. Wij hangen dus niet af van Rome.
Wij, leden van een diocesane congregatie, leggen ‘eenvoudige geloften’ af, zoals trouwens in praktisch alle broedercongregaties.
Het was vroeger normaal dat “een school van de broeders” –meestal waren dat parochiescholen- door een broeder werden bestuurd. Zij werden dan ook benoemd door de Algemeen Overste en de Kloosterraad, met akkoord van de pastoor van de parochie, uiteraard.”
Br. Donatianus :” Er waren broeders die gingen waken en afleggen. Ik deed het voor Gustaaf Lannoo in 1938. Ik ging ook waken bij Alberic Theys(1945). Broeder Hubert en Broeder Angelus gingen waken bij Jacques ( Alfred in de volksmond) Demeulemeester(1947). De zusters gingen ook afleggen.”
(6) De Algemene Oversten volgens de panelen van ‘de overleden broeders van het Gesticht van den Eerw. Heer Joseph Vandale’, (in mijn bezit), aangevuld door broeder Roger Huyghe:
- Franciscus Deridder (Rijsel 1822 – Kortrijk 1877)
- Bruno Dejonghe (Br.Aloysius)(Izegem1826- Kortrijk 1892) was 29 jaar Algemeen Overste.
- Petrus Van Besien (Br.Alphonsus)( Lapscheure 1847- Kortrijk 1908) .Vanaf 1892 tot 1898.
- Henri Dufour (Br.Dominicus) (Pittem 1853- Brugge 1911).Vanaf 1898 tot 1901.
- Petrus Van Besien (Br.Alphonsus) weer Algemeen Overste tot zijn overlijden in 1908.
- Franciscus Serlet (Br.Joseph of Jozef)(Moerkerke 1861- Kortrijk 1928) van 1908
tot 1921 , toen hij ontslag nam door ziekte.
-August Demunck (Br.Edwardus)( Wevelgem 1858- Kortrijk 1926) van 1921 tot
1924.
- Franciscus Serlet (Br.Joseph of Jozef) opnieuw Algemeen Overste vanaf augustus 1924 tot zijn
overlijden in 1928.
-Arthur Dejaeghere (Br.Firminus)(Hulste 1878- Kortrijk 1965).Gedurende 20 jaar Algemeen Overste.
- Louis Casselein (Br.Eligius) (Wattrelos (Fr)1898-Kortrijk 1961).
- Albert Volcke (Br.Medard) van 1956 tot 1967. Uitgetreden.
- Urbain Vannoorden (Br.Hugo) van 1967 tot 1972.Uitgetreden.
- Roger Huyghe (Br.Rafaël , nu Br.Roger) van 1972 tot 1987.
- Georges Gheysens (Br.Walter)( Kuurne 1924 –Kortrijk 2006) van 1987 tot 1997.
- Jozef Coene (Br.Hendrik) ( Bissegem 1936 – Kortrijk 2005) van 1997 tot 2005.
- Noël Vannoorden (Br.Rudolf)( Menen 1935 – Kortrijk 2017) van 2005 tot 2017.
Momenteel blijven nog 2 broeders over : Roger Huyghe (Br.Roger) en Gustaaf Declercq (Br.Dirk).
(7)Br. Stanislaus volgde als dagscholier de lessen bij de Broeders Van Dale in Kortrijk. Hij werd misdienaar in de Sint-Maartenskerk in Kortrijk. Hij volgde ook de lessen van de zondagsschool bij dezelfde broeders. Hij deed zijn intrede in 1878. Hij ontving nog hetzelfde jaar het kloosterkleed en werd geprofest in 1879. Op 4 november 1889 hielp hij het hulpklooster in Mont-à-Leux stichten. Op 1 oktober 1894 benoemde men hem tot de eerste overste te Marke, en in 1898 in de Kerkstraat te Menen.
(8)Gabriël Vanneste (Lauwe 1894 – Kortrijk 1980) : “Meester Desmet [woonde in Marke] van Kortrijk, was de zoon van een plakkersbaas . Het was een heertje van een jaar of 20 .In de Marktstraat ,naast Achiel Theys naar de plaats toe woonde Leopold Deprez een bakker. Bij Deprez waren er 3 dochters en het schoolmeesterke draaide achter één van die dochters. De schooljongens lachten met die schoolmeester. Hun straf was dan: alle jongens die lachten moesten dan op hun knieën in hun klompen zitten en dat was zeer pijnlijk.
Achille Deleersnijder die naast de “Vlaamse Leeuw” woonde was een gebrekkige jongen (had een slecht been en hand).Deze moest dan ook die straf ondergaan. Doch Pee Deleersnijder ging protesteren. Het kwam zelfs zo ver dat de gendarmen moesten tussenkomen. Want sommigen gingen de schoolmeester aftroeven. Er waren toen 4 klassen en meester Desmet had toen de minste klas(1e en 2e).”
(9)Henri Robijn (Br.Camille) werd geprofest in 1903 en is uitgetreden in 1919 . In 1919 telde men een groot aantal uittredingen , gevolg van de oorlog 14-18. De eerste post die Henri Robijn kreeg was Marke in 1903 , waar hij als kok fungeerde. Het is niet geweten of hij een onderwijsdiploma had. In die tijd hadden vele onderwijzers geen diploma, vooral de broeders hadden er geen, omdat ze hoofdzakelijk voorbestemd waren om de ‘armen’ te onderwijzen en te ‘onderhouden’. In 1911 staat hij geboekstaafd als ‘ religieux -instituteur’ in de Grote Kring in Kortrijk. In december 1911 vertrekt hij naar Mesen. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog komt hij terug naar de Grote Kring. In januari 1916 werd hij naar Sint-Kruis(Vivenkapelle) gestuurd en in december keert hij terug naar de Grote Kring als ‘garde-malade’. Op het einde van 1916 werd hij als ziekenverzorger naar Marke geroepen .
Hij verzorgde er namelijk Remi Vandendriessche ( Marke 1881), die smid was aan de ‘Prinse’. Remi overleed in september 1919 aan tuberculose en Henri Robijn trouwde op 3 juli 1920 met Zulma Millecamps ( Rollegem 1883 – Kuurne 1965), zijn weduwe. Uit het eerste huwelijk sproten 4 kinderen , uit het tweede 3.
Joannes Vandendriessche (Deerlijk 1838 – Marke 1913) verliet in 1877 Bellegem om hier aan ‘De Prinse’ de smidse van Désiré Lauwers, over te nemen . Zijn zoon Remi zette de zaak voort. Omer, een zoon van Remi, heeft er nog een bepaalde tijd fietsen gerepareerd.
(10)Gerard Naert (Br.Donatianus) :
“Onder de naam broeder Donatiaan gaf ik het 5e leerjaar in Marke van 18/05/1937 tot 03/09/1939, dat was onder het gezag van overste broeder Pius. André Vandenberghe gaf toen het 6e leerjaar. Broeder Pius gaf het 7e en het 8e leerjaar.”
Nu heet ik broeder Geert . Mijn wereldlijke naam is Gerard .Vele broeders hebben in de loop der jaren hun naam veranderd , om de simpele reden dat ze liever een andere naam hoorden.”
(11)‘Parochiale Werken van Marcke’: het doel van de vereniging is het geven, besturen en ondersteunen van het onderwijs met confessioneel katholiek karakter, in de parochie van Marke. Deze VZW werd opgericht op 29 april 1929, bij akte van notaris Pieter Dossche in Oostrozebeke, door Baron Jean de Bethune, Gustaaf Lannoo, Michel Vandewiele, Ferdinand Glorieux, Remi Bekaert, Paul Gaston Callens, Gerard Holvoet, Auguste Derdeyn, Cyriel Lapauw, Alfons Meganck en pastoor Albert Vanoverschelde( Menen 1872 – Zwevegem 1949). Hij was pastoor van 1928 tot zijn verplaatsing naar Zwevegem op 8 juli 1931.
In 1929 werden de schoolgebouwen bij overdrachtsakte overgedragen aan de ‘Parochiale Werken van Marcke’, met de bijzondere voorwaarde dat ze ten dienste moesten staan van het onderwijs en de Broeders Van Dale. Het betrof een schenking van Baron Jean de Bethune – de Vinck.
(12) Br.Pius stak zijn afkeer voor de Duitse bezetter niet onder stoelen of banken .Kinderen kwamen hem melden dat er een hakenkruis was geschilderd in een toilet, gaf hij als zijn mening te kennen dat hakenkruisen daar thuishoren. Niet iedereen was opgezet met dergelijke uitspraken .Hij werd verklikt door twee van zijn eigen leerlingen , die er andere gedachten op nahielden en het mededeelden aan een Markse SS-er. Een van die verklikkers was in de Hitlerjeugd en had Duitse propaganda uitgedeeld aan de klasgenoten en broeder Pius had ze afgenomen . De leerling die in de Hitlerjeugd was , was een gebuur van de SS-er . Die lichtte de Kommandantur in en op 24 juni 1942 werd hij opgepakt door de bezettende overheid en op 10 juli veroordeeld tot 18 maanden tuchthuis en 5 jaar ontzetting uit zijn rechten.
FOTO’S:
1/Bij het afscheid van de Broeders Van Dale in 1965:
x Br.Wilfried Br.Livinus Aimé Bekaert Br.Medard André Goderis
Br.Celestinus werd in september 1924 opgevolgd als hoofdonderwijzer door Br.Eusebius . Br.Eusebius startte zijn carrière in Kortrijk vanaf 16 september 1892 tot 20 september 1893.
Hij was 5 jaar onderwijzer in de gemeenteschool in Heule (1893-98), en 11 jaar (1898-1909) hoofdonderwijzer. In Mesen werd hij hoofdonderwijzer van 1909 tot 1911. Hij trok naar Brugge van 1911 tot 1919. Hij gaf les in Oostende (Vuurtoren) van 1919 tot 1924. Hij was nog 3 maanden in de Veldstraat te Kortrijk van 30 juni tot 27 september 1924 , toen hij naar Marke kwam en er bleef tot 30 april 1935. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 13 augustus 1892.
Jozef Libbrecht verving sinds oktober 1921 Br.Pacificus en gaf op 5 april 1924 zijn ontslag.
Maurice De Bree, diploma normaalschool Torhout op 20 september 1923, was vrijgesteld van diploma wegens het aantal dienstjaren (besluit van 15 september 1919) (10).
Alfons Vandevenne (Kortrijk 1861- Marke 1941) kwam uit Kortrijk en was kok vanaf 25 augustus 1926. Hij kreeg de naam van broeder Jules, niettegenstaande hij een leek was. Hij was gedomicilieerd in de Markekerkstraat nr.8 van 1926 tot 1934. Als weduwnaar van Maria Bardou (+Kortrijk 1919) , trouwde hij op 3 april 1934 met Stephanie Maertens (Roeselare 1857), weduwe van Adolf Defraeye (+ Marke 1932). Ze vestigden zich in de Preshoekstraat. Hij overleed plotseling voor de kerkdeur op 22 januari 1941 terwijl hij het lijk van zijn gebuur, Aloïs Matton (Desselgem 1872- Marke 18 januari 1941) , ten grave hielp dragen.
Armand Vandemoortele, kwam uit Oostende (Vuurtoren)op 16 juni 1924 en vertrok 3 maanden later in september naar Moeskroen ( Mont-à-Leux ).
Schoolboeken en schoolgerief werden geleverd door Arthur Esquenet-Vanackere uit de Sint-Janslaan te Kortrijk. Hij was de schoonbroer van Br.Eusebius.
Dienstjaar 1927:
_______________
Br.Eusebiushoofdonderwijzer sedert 1 oktober 1924 tot 30 april 1935.
Maurice De Bree
Br.Hieronymus
Br.Pacificus, was hier weer sinds 27 september 1924.
Br.Livinus, was hier sinds 1 oktober 1924 tot 6 februari 1932 en verving Br.Veranus.
Dienstjaar 1928:
______________
Br.Eusebius,hoofdonderwijzer.
Br.Hieronymus
Br.Livinus
Marcel Remmerie(L) gaf zijn ontslag op 23 december 1928. Raphaël Decock (L) kwam hem vervangen.
Maurice De Bree
Volgens de kiezerslijst van 1928 waren de bewoners van de Kerkstraat nr.8 (school): Br.Hieronymus – Br.Eusebius – Br.Pacificus – Br.Livinus – Alfons Vandevenne (kok).
Het onderwijzend personeel op 2 augustus 1929 , onder het bestuur van ‘De Parochiale Werken van Marke’ (11):
Raphaël Decock (Roeselare 1908), diploma Normaalschool Torhout op 30 juni 1927.
In september 1929 werd Robert Maddens(L) (Roeselare 1908), gediplomeerd te Torhout in 1927, benoemd tot onderwijzer.
Aimé Bekaert vertelde mij dat hij altijd het schoolcomité geweten heeft .De onderwijzers werden benoemd door het schoolcomité. Toen Aimé Bekaert burgemeester was legde hij er de nadruk op bij de broeders Van Dale dat het schoolcomité volledig moest gescheiden blijven van de VZW Parochiale Werken. Hij eiste dan ook dat er een boekhouding op punt moest gesteld worden om de in- en uitgaven in te noteren, en dat de boeken onder het toezicht zouden staan van het schoolcomité.
Dienstjaar 1930:
_____________
Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.
Br.Hieronymus
Br.Livinus
Maurice De Bree
Robert Maddens
In 1930 werd een nieuwe speelplaats aangelegd op de oostzijde. Deze werd genomen op de hof, die veel lager lag. Bijgevolg moest opgehoogd worden. De landbouwers kwamen overeen om met beurtrollen in februari en maart aarde aan te brengen.
Camiel Faillie (Marke 1919 – Kortrijk 1993):” Toen ik vanaf 1926 tot 1932-33 naar de broederschool ging was broeder Eusebius overste.Hij gaf toen ook avondlessen. Zijn zuster was getrouwd met drukker Esquenet uit de Sint-Janstraat te Kortrijk.
Ik heb ook nog broeder Livinus – broeder Pacificus (broeder Sieke) – broeder Jerome - meester Debree- André Vandenberghe en Firmin Clement gekend . Broeder Jules, die feitelijk geen broeder was, was toen kok.
Broeder Jerome gaf het 3e leerjaar.
Het 7e en 8e werden gegeven door Broeder Eusebius. Broeder Livinus gaf toen het 1e leerjaar.Ieder donderdag werd er van 11 tot 12u. in de hoogste klas (7e en 8e ) 1 uur snelschrift (stenografie) gegeven door een speciale lesgever.
Iedere dag 2 uren Franse les (7e en 8e ) door Broeder Eusebius.
Bij de prijsuitdeling in de katholieke kring heeft hij eens lelijk tegen de schenen gestampt van vlaamsgezinden door te zeggen dat het een schande was dat die heren hun kinderen naar Doornik of Mons zonden om hun Frans te leren en dat men hier te Marke geen Frans zoude mogen leren aan de kinderen.”
Dienstjaar 1931:
______________
Pauwels André(L)( Oostnieuwkerke 1909) kwam Robert Maddens vervangen op 1 november 1930. Hij bleef er maar twee jaar. Hij bleef gedomicilieerd in Marke gedurende zijn dienst. Op 9 november 1932 gaf hij zijn ontslag en Br.Mattheüs had al een tijdje zijn plaats ingenomen.
Op 21 maart 1931 kwam Rudolf Callewaert(L), (Roeselare 1911) de zieke André Pauwels vervangen. André Vandenberghe (L) werd van 30 november tot 7 december 1931 tussentijdig onderwijzer in de plaats van André Pauwels, die ziek was.
In maart en april 1931 vervingen Karel Delattre (L) (Bredene 1911) en Maurice Beyne(L) (Zuienkerke 1909) Maurice De Bree, die ziek was.
De broederschool was met haar 5 klassen overbevolkt en voor het schooljaar 1932-33 werd gestart met een nieuwe klas. Het schoolcomité bekostigde de meubilering en Gustaaf Lannoo voorzag in de andere onkosten.
Dienstjaar 1933:
_____________
Br.Eusebius, hoofdonderwijzer.
René Vermeersch (L) (Damme 1907) uit Oostkerke , gediplomeerd ,werd op 17 april 1934 tot 16 mei 1934 waarnemend onderwijzer in de plaats van Br. Eusebius die door ziekte weerhouden was. Hij kwam van de jongensschool in de Beekstraat te Kortrijk. In hetzelfde jaar in juli was hij waarnemend onderwijzer van 23 juli tot 30 juli 1934 en van 10 september 1934 tot 29 juli 1935 in vervanging van Sylvain Haghebaert(L) die zijn krijgsdienst vervulde.
Br.Hieronymus
Br.Mattheüs kwam in dienst op 9 september 1932. Hij verving André Pauwels die ontslag nam. Hij was eerst waarnemend onderwijzer van 9 september 1932 tot 30 september 1932, daarna vast onderwijzer van 1 oktober 1932 tot 13 mei 1937. In november 1932 werd hij wegens ziekte vervangen door Jan Valckenaere(Br.??)(Torhout 1910)
Hij behaalde het diploma lager onderwijs voor de ‘middenjury’ in Gent op 14 december 1917 en 30 juli 1921. Hij had het diploma van landmeter behaald in Brugge op 23 augustus 1921 en van de 4e graad te Gent op 26 april 1924.
Hij begon als onderwijzer in Kortrijk van 15 september 1918 tot 1 december 1919. Hij gaf 3 jaar (19 september1921-17 september 1924) les in Sint-Kruis (Vivenkapelle), 5 jaar in Menen ( 18 september1924- 6 januari 1930) en nog 2 ½ jaar in Kortrijk (7 januari 1930- 31 augustus 1932).
Hij bleef in Marke tot 13 mei 1937 toen hij naar Heule vertrok.
In februari 1933 vervingen Jozef Vanhoutte (L) (Kanegem 1913) en Marcel Vandewaetere (L) (Izegem 1907), Maurice De Bree, door ziekte verwijderd. En op 5 april was Jozef Bielen (L) ( Herk St. Lambert 1902 ,diploma Leuven in 1923) aan de beurt om hem te vervangen. Hij was onderwijzer in Ghlin van 19 september 1923 tot 15 augustus 1925 en in Doornik van 19 september 1925 tot 1 september 1927.
In maart 1934 werd Firmin Clement (L) benoemd tot onderwijzer. Hij verving Maurice De Bree , die op pensioen ging.
André Vandenberghe(L) is vast benoemd geweest op 1 maart 1932.
Sylvain Haghebaert (L) , was in dienst als waarnemend onderwijzer en vanaf 1 oktober 1932 in vaste dienst in de 6e klas.
Op 1 mei 1935 werd Br.Arnoldusschoolhoofd in Marke met klas, tot 31 januari 1936. Toen verplaatste hij zich naar Menen (Kerkstraat) . Hij had een diploma behaald op 20 oktober 1916 voor de ‘middenjury’ in Gent.
Br.Arnoldus begon zijn carrière als onderwijzer op de Grote Kring in Kortrijk van 1 januari 1917 tot 14 september 1922. Hierop werd hij schoolhoofd in de Veldstraat in Kortrijk tot 30 september 1926. In 1926 vertrok hij naar Heule tot 30 april 1935.
Br.Victor (Alfons Naessens) werd kok in Marke op 11 september 1934. Hij kwam van Moeskroen (Mont-à-Leux ). Hij vertrok naar de Grote Kring op 16 september 1937. Hij kwam terug van Mesen naar Marke als kok op 31 juli 1963 na het vertrek van Br.Gerard (Charles Vandercruysse), en vertrok naar de Grote Kring op 26 augustus 1965.
Br.Daniël kwam hier ook nog als kok. Hij kwam hier al aan van de Grote Kring op 25 november 1936 tot hij vertrok naar Torhout op 17 januari 1944.
In december 1936 kwam een 7e klas.
Het onderwijzend personeel in 1936:
______________________________
Br.Guido kwam in september 1936 de vacante plaats innemen van de overleden Br.Eusebius. Hij was waarnemend onderwijzer van 14 september 1936 tot 30 september 1936 en vast onderwijzer van 1 oktober 1936 tot 31 augustus 1937. Hij behaalde zijn diploma op 30 juni 1936.
Br.Pius werd schoolhoofd met klas van 1 februari 1936 tot 31 maart 1945, in vervanging van Br.Arnoldus, die zijn ontslag indiende. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 1 augustus 1914.
Br.Pius onderwees in Sint-Paulus toen de Duitse troepen de stad Kortrijk binnenvielen op 18 oktober 1914 .Het klooster werd bezet door 30 à 40 soldaten van de sanitaire dienst en later door de postdienst. De klassen waren bezet door 100 à 150 soldaten. Tijdens de oorlog gaf Br.Pius les in café ‘Sint-Elooi’ op de Markesteenweg. Op 16 september 1918 werd hij vervangen door Br.Mattheüs . Hij werd schoolhoofd in de Veldstraat van 17 september 1918 tot 13 september 1922 . Hij vertrok naar Menen als onderwijzer op 14 september 1922 tot 30 september 1926, en werd weer schoolhoofd in de Veldstraat van 1 oktober 1926 tot 6 januari 1930 .Hij vertoefde te Menen van 7 januari 1930 tot 31 januari 1930 en was er voorlopig bestuurder. Van 1 februari tot 30 juni 1931 was hij er bestuurder met klas. En van 1 juli tot 1931 tot 30 september 1935 bestuurde hij er zonder klas. Van 1 oktober 1935 bleef hij er onderwijzer tot 31 januari 1936. In 1952 werd hij nog overste in Moeskroen (Mont-à-Leux ).
Op 14 mei 1937 werd Br.Mattheüs vervangen door Br.Donatianus, die zijn diploma behaalde te Torhout op 30 juni 1936, en waarnemend onderwijzer was van 14 mei 1937 tot 31 mei 1937 en vast van 18 mei 1937 tot 3 september 1939 in het 5e leerjaar. Hij gaf eerst les in Menen van 1936 tot mei 1937.
Op 13 december 1939 vertrok hij naar de Grote Kring.
In juli 1937 kwam Br.Victorinus toe in Marke:
“ Van begin juli 1937 tot de grote vakantie in 1937 gaf ik het 2e leerjaar (33lln).Vanaf het nieuwe schooljaar 1937-38 gaf ik het 1e leerjaar tot en met januari 1945. In 1943-44 had ik maar 15 leerlingen, het jaar daarna 35. Vanaf februari 1945 tot 1949 gaf ik het 6e leerjaar. Dan was ik in ziekteverlof tot het begin van het schooljaar 1953-’54. Toen gaf ik les in het 2e leerjaar tot einde juni 1959. Vanaf het schooljaar 1959-60 kreeg ik het 1e A tot ik Marke verliet met broeder Livinus in 1965. Ik trok naar Menen en veranderde mijn naam in Br.Camiel.”
Dienstjaar 1938: 7 klassen.
______________
Br.Pius ,hoofdonderwijzer , gaf les in de 7e en 8e klas.
Br.Victorinus had de 1e klas ; hij behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1937. Op 1 september 1937 verving hij Br.Guido . Door zijn zwakke gezondheid gaf hij les al vallen en opstaan en werd hij regelmatig vervangen , vooral in de zestiger jaren .
Albert Haghebaert gaf les in de 2e klas.
Firmin Clement ,3e klas.
Sylvain Haghebaert ,4e klas.
Br.Donatianus , 5e klas.
André Vandenberghe, 6e klas.
In 1938 vergrotings- en verbeteringswerken aan de schoolgebouwen. Het parochieboek of ‘Liber Memorialis’ getuigt : “ Men startte de werken in augustus 1938. De bestaande schoollokalen werden van nieuwe ramen en banken voorzien. De nieuwbouw bevat een overdekte speelplaats , bergplaats voor rijwielen en twee klassen. Een stenen trap leidt naar de nieuwe en de oude klassen. De toiletten werden gans vernieuwd en modern ingericht. De eetplaats van de broeders wordt verfraaid met een ‘loggia’ aan te bouwen, die uitgeeft op den ‘hof’. Zo heeft de vrije jongensschool nu acht klassen, drie broeders en vijf leken onderwijzers. De nieuwe schoollokalen konden gebruikt worden met het begin van het schooljaar 1938-39. De onkosten van de nieuwe bouw en de herstelling van het oude deel , met de vernieuwing van een deel der meubilering wierden gedragen door de gemeente voor een som van 185.000fr. Het overige gedeelte hetzij 60.000fr. door de familie de Bethune.”
In zitting van de gemeenteraad van 17 juni 1938 werd 185.000fr. toegekend aan het schoolcomité met voorzitter Baron Jean de Bethune en secretaris pastoor Jozef Lammens.
Jozef Lammens (Brugge 1871 – Marke 1962) werd benoemd tot pastoor in Marke op 8 juli 1931.
Op 4 september 1939 werd Br.Donatianus door Br.Angelus, die zijn diploma in 1939 behaalde aan de normaalschool in Torhout, vervangen.
De oorlogsperiode 40-45:
_____________________
Uit de verhandeling van een leerling:
“……..Zo kwamen we later dan gewoonlijk aan de school waar de onderwijzers en de leerlingen in groepjes stonden te praten.
Plots wezen enkele jongens naar de lucht en we ontdekten drie grote vliegtuigen. Vlug moesten we schuilen, want het waren Duitse toestellen. Weldra waren ze verdwenen en mochten we weer op de speelplaats. Intussen schreef Broeder Overste op een groot bord dat we vlug en in stilte naar huis moesten gaan. Iedereen dient binnen te blijven en niet in groepjes langs de straat te ravotten. Zondagsmis niet verplichtend. De school voor onbepaalde tijd gesloten….”
“’s Avonds 26 mei 1940 werd de jongensschool bezet door een 150-tal soldaten van het Rode Kruis. Doch in de loop van de week vertrokken ze al naar Rijsel.”
Op 22 april 1939 nam Br.Frans , gediplomeerd op 30 juni 1931, de functie van waarnemend schoolhoofd waar tot 13 mei 1939, in vervanging van Br. Pius, die in geneeskundige behandeling was.
Hector Baekelandt (L) (Menen 1919), gediplomeerd in Torhout op 30 juni 1938, was waarnemend onderwijzer van 8 november 1940 tot 7 maart 1941, gedurende 164 halve dagen.
Op 30 juni 1942 werd Maurits Van Damme (L) (Moerkerke 1921), wonende in Moerkerke ,gediplomeerd in Torhout op 25 juli 1940, tijdelijk als waarnemend schoolhoofd aangesteld tot 18 juli 1942 om Br.Angelus te vervangen, die waarnemend schoolhoofd werd.
Op 25 juni 1942 schrijft de voorzitter van het schoolcomité pastoor Jozef Lammens volgende brief naar het gemeentebestuur van Marke:” Daar de aangenomen jongensschool der Kerkstraat tijdelijk van haar schoolbestuurder beroofd is, heeft het schoolcomité den heer Adolf Deprez, onderwijzer aan genoemde school, tot dienstdoend schoolhoofd benoemd, en het zal zohaast mogelijk voor een interimaris zorgen om de voorlopig open gekomen plaats van onderwijzer in te vullen.”
Br.Gilbert was waarnemend schoolhoofd van 1 september 1942 tot 20 juli 1944 in vervanging van Br.Pius (12) in gevangenschap. Br.Angelus werd weer titularis van zijn vorig studiejaar tot hij verhuisde naar de Grote Kring op 22 juni 1945.
Br.Gilbert werd voorlopig schoolhoofd van 1 september 1944 tot 31 januari 1945. Op 1 februari 1945 vertrok hij als vast schoolhoofd naar Sint-Kruis (Vivenkapelle) waar hij Br.Livinus verving die naar Marke kwam als waarnemend schoolhoofd. De schoolbevolking was verminderd en een klas werd afgeschaft.
Br.Gilbert verkreeg zijn diploma in Torhout op 29 juli 1922 enbegon als waarnemend onderwijzer in Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 31 juli 1922 tot 12 augustus 1922.
Hij kwam naar Kortrijk terug nu eens als onderwijzer, dan eens als waarnemend schoolhoofd in de Doorniksewijk (Kortrijk) van 1922 tot september 1931. Hij werd schoolhoofd in de Veldstraat van 1 oktober 1931 tot 31 augustus 1942. Daarna was hij waarnemend schoolhoofd in Marke (zie hoger).
Br. Donatianus : ” Br.Gilbert die een beetje Vlaamsgezind was, was volgens sommigen hier niet op zijn plaats in Marke. Br. Livinus werd de laatste overste vanaf 02/02/1945.”
Jozef Craeynest :” ..de vader van broeder Gilbert was kleermaker en senator (ACW).”
Br.Bruno kwam van Sint-Paulus op 29 september 1942 naar Marke vertrok naar de Grote Kring op 17 januari 1944.
Br.Angelus behaalde zijn diploma in Torhout op 30 juni 1939. Na waarnemend onderwijzer te zijn vanaf 4 september 1939, werd hij vast benoemd op 1 oktober 1939 tot 24 juni 1942. Hij was waarnemend schoolhoofd van 25 juni 1942 tot 31 augustus 1942, in de plaats van Br.Pius, weggevoerd door de Duitsers, en werd weer gewoon onderwijzer vanaf 1 september 1942 tot 31 januari 1945. In november en december 1943 moest Br.Angelus een appendicitis-operatie ondergaan, hij werd vervangen door Br.Hubert. Br. Hubert was hier kok van 1943 tot 1949.
Ik wil zeker niet beweren dat er geen hiaten in mijn verhandeling te vinden zijn. Het is immers geen sinecure om dergelijk werk in goede banen te leiden.
Ondanks de hardnekkige tegenwerking van de liberale overheid tijdens de schoolstrijd 1879-84, werd onze gemeenteschool, door koninklijk besluit van 24 februari 1885, toch afgeschaft .Telkens botste de overheid op ons onverzettelijk, door en door , katholiek gemeentebestuur. Pierre Verhaegen schreef toen: “ Die zes jaren van liberale overheersing en godsdienstvervolging tellen onder de woeligste die België sedert 1830 heeft doorleefd : zij verwekten de scherpste spanning tussen de Kerk , verdedigd door de katholieken, en de vrijdenkerij, gesteund door al de liberale krachten.” De kerkelijke overheid deed er alles aan om de onderwijzers van gemeentescholen tot ontslag te bewegen en ze in nieuw gestichte vrije scholen onder te brengen. Zowel katholieke ouders als leerkrachten werden aangespoord om het gemeentelijk onderwijs, in hun ogen ‘goddeloos’ ,vaarwel te zeggen. De overheid probeerde zelfs bij ons een gemeenteschool op te richten voor meisjes, maar ons gemeentebestuur moest van geen liefde weten , want “ een gemeenteschool oprichten voor meisjes zou overbodige kosten meebrengen en daarbij zou die nieuwe school weinig bevolkt zijn, zoals getuigt de knechtenschool…”
Felix Benoot (Loppem 1824-Marke 1887) , onderwijzer van de gemeenteschool sinds 1850 ,stond inderdaad voor een moeilijke keus : nam hij ontslag, dan verdiende hij niet alleen minder, maar hij verloor ook zijn recht op pensioen. Dus verkoos hij aan te blijven…maar voor hem liep alles mis.
Zijn gemeenteschool liep immers leeg en de bevolking van Marke was eenparig akkoord met haar afschaffing. Felix Benoot kreeg zelfs de goedkeuring van de bestendige deputatie om verder de onderwijswoning, met uitsluiting van de school, in de Vagevuurstraat, te huren (brief 30 oktober 1885, commissariaat Kortrijk).
De gemeenteraad van Marke had op 5 november 1884 aan de overheid gevraagd om de gemeenteschool af te schaffen. In 1879 werd gestart ,in opdracht van Baron Felix Bethune, met het bouwen van een nieuwe vrije school in de Markekerkstraat (1). In november 1879 kwam hier als eerste onderwijzer Emiel Debeurme, die al in december 1880 uit zijn ambt werd ontzet (zie artikel blog ‘ De brief die schoolmeester Emiel Debeurme de nek brak’). In 1881 kwam de nieuwe vrije gemengde school met 73 leerlingen onder de leiding van diens opvolger meester Aimé Demuynck (2) , die op 1 augustus 1881 het diploma van 2e klas had bekomen aan de normaalschool in Torhout.
Hoeveel pech kan men hebben ,op 1 september 1885 gaf Aimé Demuynck al zijn ontslag en Marke zat weer met een probleem (brief van 1 september aan het gemeentebestuur). Via het commissariaat van Kortrijk werd in een brief van 19 september 1885 bevestigd door de gouverneur dat Aimé Demuynck ontslag genomen had en ook de gemeente verlaten had : “Je vous prie ,Messieurs, de vouloir bien m’informer d’urgence (onderlijnd) de la situation scolaire de votre commune, et de me faire connaître les mesures prises pour assurer la marche régulière de l’enseignement primaire.” Aimé Demuynck werd uitgeschreven uit de bevolkingsregisters in oktober 1885.
Op 24 september 1885 vroeg de gediplomeerde onderwijzeres Louise Raepsaet (Zuster Agnes, overste van het klooster ‘ Onze Lieve Vrouw Onbevlekte Ontvangenis’ van Marke) (3) aan het gemeentebestuur om Aimé Demuynck te mogen vervangen en les te geven in hetzelfde lokaal en aan dezelfde voordelen en voorwaarden. Van toen af werd de vrije gemengde school bestuurd door alleen twee zusters : Louise Raepsaet (Zr. Agnes) en Elodie Van Simaey ( Zr. Martha, Kruishoutem 1859- Marke 1929), die al onder Aimé Demuynck les gaven vóór 1885. De kroniek van het klooster meldt :” Met Aimé Demuynck en zusters als onderwijzers gedurende de schoolstrijd in de school ,welke de gemeenteschool verving in 1885……. van dit jaar opnieuw door zusters en (zie verder)sinds 1 oktober 1894 door de broeders Van Dale uit Kortrijk…”
Op 30 september 1885 gaf de gemeenteraad een gunstig gevolg aan de wens van Louise , die aangenomen werd in de geadopteerde gemengde lagere school van Marke. Op 3 oktober 1885 werden de belangrijkste schoolmeubelen (2 lessenaars met stoel voor de onderwijzer-een zwart bord –een meter –een telraam en 2 lessenaars voor de leerlingen- de kaarten van Europa, België, West-Vlaanderen en de wereldkaart) teruggevorderd van Benoot.
Via een brief van 10 oktober 1885 eiste de gouverneur van de arrondissementscommissaris van Kortrijk een kopie van de benoeming van zuster Louise Raepsaet ,waarop werd gerepliceerd : “ Le conseil communal est sorti de ses attributions en ce sens q’un conseil communal n’a pas à intervenir dans la nomination du personnel enseignant d’une école adoptée”. De gemeenteraad had de bevoegdheid niet om te benoemen. Het aannemen van de school van Louise Raepsaet ,was de enige stap die ze moest zetten.
In 1894 werd ons plaatselijk onderwijs eens te meer op de proef gesteld . Ons gemeentebestuur was te weet gekomen dat Louise Raepsaet (Zr.Agnes) haar ontslag zou geven . Doch ons gemeentebestuur eiste een schriftelijk ‘ontslag’ en vroeg ook of Marie –Louise Simoen (Zr.Augustine) haar taak niet zou overnemen. Op 25 augustus 1894 ontving burgemeester Leopold Van Belleghem volgende brief van Zuster Agnes:
“Aan de Achtbare Heeren Burgemeester en Schepenen,
Ik bedank U voor de goede gevoelens van eerbied en dankbaarheid, die gij mij bewijst. Ik ben er zeer gevoelig aan, en zal er altijd het geheugen van bewaren. Weest voorzekerd dat het met een waar spijt is, dat, ik door de omstandigheid gedwongen mijn ontslag geef. Bij gevolg alle kwaadwillige uitleggingen kunnen geene plaats grijpen. Ik herken vol geern, dat gij mij altijd volle voldoening gegeven hebt in al onze betrekkingen, en dat ik altijd ten uiterste voldaan geweest ben. Ik ben ook overtuigd, dat gij geenszins mijn ontslag begeert, ik verzeker U nog eens recht uit, dat het bijzondere omstandigheden zijn, die mij tot die beslissingen dwingen. De ondervinding heeft ons bewezen, dat de eerweerde Zuster Augustine op vele naar de noodige gezondheid niet bezit om dien last te kunnen dragen.
Gij kent verders, geachte Heeren Burgemeester en Schepenen de vriendelijke overeenkomst, waarover ik zeer tevreden ben , die gij met den Eerweerden Heer Pastoor, in mijnen naam sprekende, hebt aangegaan. En ingezien onze aanhoudende goede betrekkingen en den goeden wil, met den welken ik U bezield gevonden heb, meende ik dat mijn schriftelijk ontslag, voor den oogenbik niet noodig was. Zooveel te meer , dat gij de begeerte uitgedrukt hebt, mij tot het einde van ’t jaar in de officieele stukken te laten herkennen.
Gelieft achtbare Heeren Burgemeester en Schepenen, de herhaalde verzekering van mijne dankbaarheid en hoogachting te aanveerden.
Marke den 25e augusti 1894
Louise Raepsaet (Overste) “
Zuster Agnes werd in 1894 , weliswaar tegen de zin in van andere zusters, verkozen tot overste van het klooster en zou het daar al druk genoeg hebben. Zuster Marie-Louise (Regina Wyseur) die tot dan toe de school in de Kloosterstraat leidde werd door Zuster Augustine (Marie-Louise Simoen) vervangen.
Volgens pastoor Leopold Slosse (Marke 1842- Rumbeke 1920), heemkundige, zou Constantinus Samyn (Bavikhove 1838- Marke 1895), pastoor van Marke van 1893 tot 1895 ,er voor gezorgd hebben dat de Broeders Van Dale naar Marke kwamen (4). Maar de verwantschap van de familie de Bethune met Van Dale was daar zeker ook niet vreemd aan. Op 28 augustus en 2 september 1881 werden de 12 broeders Van Dale in Kortrijk , uitgedreven. De enen (8) vertrokken vrijwillig , de anderen (4) werden minder vredelievend aangepakt ( zie hiervoor artikel van Stéphane Van Laere ‘De Schoolstrijd te Kortrijk en de Uitdrijving der Broeders Van Dale op 2 september 1881’ in de “Gazette van Oud Cortryck”, maart 2016 nr.17).
Na de verkiezingen in 1884 was de meerderheid aan de Katholieke Partij en kregen de broeders eerherstel.
Een gedetailleerd onderzoek werd gedaan aan de hand van, gemeentearchief, bevolkingsregisters, schoolarchieven en ook archieven van de Broeders Van Dale zelf ,die toen nog in het Sint-Paulusgesticht berustten en voor Marke weinig te bieden hadden. De lijst met de geestelijke namen van de overleden niet-uitgetreden broeders, die ik kreeg van mijn broer Roger (via broeder Roger Huyghe) was uiterst belangrijk voor het opmaken van dat werk, want in bovenstaande archieven werden de ‘kloosterlingen’ meestal vernoemd bij hun wereldlijke naam.
Eerst en vooral wil ik u de indrukwekkende lijst meegeven van de broeders – met opgave van de geestelijke (alfabetisch) en wereldlijke naam , en het jaar van intrede en profes - die hier in Marke werkzaam waren, al was het ook maar voor enkele maanden:
LIJST van de broeders: Br.= Broeder Ko.= Kortrijk
______________________________________________
Intr. Prof(5)
________________
Br.Amatus (Cyriel Despriet) Ko 1872 (uitgetreden in 1919) 1892
Br.André ( Roger Chombar)Menen 1935 –Roeselare 2012 KOK 1956 1958
Florent Verschaete (Hulste 1880) , een broeder ,uitgetreden na 1904 ?
Jerome Cuvelier (Alveringem 1873) ,een broeder ,uitgetreden na 1900 ?
Henri Dejaeghere: een broeder,uitgetreden na 1903 ?
Remi Devolder (Koolskamp 1887), een broeder, uitgetreden na 1913 ?
Alfons Allegaert, een broeder? Uitgetreden na 1907 ?
Achiel Derdeyn (Menen 1891), een broeder. Uitgetreden na 1914 ?
Achille Cheneau (Veurne 1875) broeder. Uitgetreden na 1899 ?
Jules Tack (Ingelmunster 1882) broeder. Uitgetreden na 1900 ?
Victor Roose(Lichtervelde 1887) broeder. Uitgetreden na 1911 ?
Emile Deprince(Koekelare 1874) broeder. Uitgetreden na 1908 ?
Edmond Grimonpon , broeder.Uitgetreden na 1921 ?
Renaat Wambeke( Schuiferskapelle 1894), broeder. Uitgetreden na 1921 ?
Remi Deweer (Avelgem 1874) broeder ziekenverzorger. Uitgetreden na 1923?
Armand Vandemoortele ( Moeskroen 1899) broeder. Uitgetreden na 1924?
Uit de bevolkingsregisters van Marke kon ik uitmaken dat tussen de beginperiode van 1894 tot 1965, het jaar dat de broeders het onderwijs verlieten, 47 verschillende broeders , waarvan 13 uittraden, gedomicilieerd waren op het adres Kerkstraat (Markekerkstraat) nr.8 . De broeders die uittraden waren : Amatus - Camillus – Franciscus - Justinus (Albert Declercq) – Florent Verschaete – Jerome Cuvelier – Remi Devolder – Achille Cheneau – Jules Tack – Victor Roose – Renaat Wambeke – Remi Deweer – Armand Vandemoortele.
15 broeders , waarvan 9 uittraden, waren nooit gedomicilieerd in Marke. De 6 die niet uittraden waren: de broeders André – Antonius – Bernardus (Remi Timperman) – Frans – Guido – Justinus (Gustaaf Couckuyt) .
De 9 broeders die uittraden: Julianus – Lucianus – Marcel –Vedastus – Henri Dejaeghere – Remi Devolder -Alfons Allegaert – Achiel Derdeyn – Edmond Grimonpo
Enkele stichtingsdata in het belang van wat volgt:
Uit de bevolkingsregisters van 1890 tot 1910 leidde ik af wie de eerste kloosterlingen-bewoners waren van de Kerkstraat nr.8:
Ernest Vanhaverbeke (Br.Stanislaus): aankomst uit Moeskroen (Mont-à-Leux) op 15 oktober 1894, en op 25 juni 1898 naar Brugge ( Sint-Pieters-op-den-Dijk).
Emiel Despriet (Br.Gerardus): aankomst 20 oktober 1894 ,naar de Grote Kring (Kortrijk) op 5 juli 1901.
Gustaaf Crop (Br.Paulinus): aankomst uit Menen op 15 november 1894 , naar Brugge ( Sint- Pieters-op-den-Dijk) op 22 oktober 1896.
Theophiel Van Kerschaver (Br. Victor):aankomst uit Moeskroen(Mont-à-Leux) op 26 oktober 1896 en terug naar Moeskroen (Mont-à-Leux) op 21 mei 1898. Was hier weer ,komende uit Kortrijk op 15 oktober 1908 en vertrok naar Moeskroen(Mont-à-Leux) op 8 augustus 1911.
Adiel Ameye (Br.Hilarius):aankomst uit Menen op 15 juli 1898 en naar Kortrijk op 13 december 1898.Hij was aanwezig op de opening van de Sint-Paulusschool op 19 september 1899 en trok naar Menen op 21 april 1900.
Petrus Dubaere(Br.Paschalis) :aankomst van Kortrijk op 29 juli 1898 tot 2 maart 1899, toen hij vertrok naar Menen.
Arthur Dejaeghere(Br.Firminus): aankomst uit Moeskroen (Mont-à-Leux) op 6 oktober 1898 tot 29 september 1900, toen hij vertrok naar Kortrijk. Hij kwam terug uit Kortrijk op 19 april 1904 en ging terug naar Kortrijk op 15 september 1909.
Achille Cheneau : aankomst uit Kortrijk op 30 november 1898 en op 30 september 1899 terug naar Kortrijk.
Henri Deroo (Br.Philippus):aankomst uit Sint-Kruis (Vivenkapelle)op 15 maart 1899. Op 20 september weer weg naar Sint-Kruis (Vivenkapelle).
Franciscus Serlet (Br.Jozef): aankomst op 8 oktober 1899 uit Menen en op 18 januari 1900 naar Kortrijk. Werd in mei 1908 tot Algemene Overste gekozen .
Jules Tack : aankomst uit Kortrijk op 18 januari 1900 tot 6 september 1900, toen hij weer naar Kortrijk verhuisde. Hij was eigenlijk gedomicilieerd in Emelgem.
August Demunck( Br.Edwardus): aankomst van Kortrijk op 29 september 1900.
Terug naar Sint-Paulus ( Kortrijk ) op 15 mei 1902. Hij was aanwezig op de opening van de Sint-Paulusschool op 19 september 1899. Bij de stichting van het Sint-Paulusgesticht op 27 mei 1900 werd hij onderoverste benoemd.
Hij was hier terug ,komende uit Mesen, op 28 september 1907 en vertrok toen naar Heule op 10 oktober 1912.
Jerome Cuvelier : aankomst uit Sint-Kruis(Vivenkapelle) op 28 september 1900, naar Waarschoot op 8 oktober 1901.
Henri Ghekiere(Br.Franciscus): aankomst uit Kortrijk op 15 december 1900, naar de Grote Kring ( Kortrijk) op 24 januari 1901.
De kloosterlingen tussen 1900 en 1910:
Henri Dufour(Br.Dominicus) was in 1898 Algemeen Overste(6)tot 1901: aankomst van de Grote Kring (Kortrijk) op 5 juli 1900, naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 24 september 1907.
Cyriel Despriet(Br.Amatus)( uitgetreden in 1919): aankomst uit Menen 15 januari 1902, naar Brugge(Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 10 september 1903.
Henri Dejaeghere (uitgetreden ?): aankomst in maart 1902, naar Menen in 1903.
Emiel Rijsman (Br.Donatus): aankomst uit Sint-Kruis(Vivenkapelle) op 2 januari 1902, naar Sint-Paulus op 21 september 1907.
Camille De Splentere( Br.Joachim): aankomst van de Grote Kring op 15 mei 1903, naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 12 juni 1903.
Henri Robijn(Br.Camillus)(uitgetreden in 1919): aankomst uit de Stompaertshoek (Kortrijk ) op 16 juni 1903 als kok , naar Mesen op 25 april 1906 ( zie voetnota 8).
Florent Verschaete (Hulste 1880): aankomst uit Heule op 6 november 1903,naar de Grote Kring (Kortrijk) op 15 april 1904, en hierop uitgetreden.
Arthur Dejaeghere(Br.Firminus): aankomst van de Grote Kring op 19 april 1904, naar de Grote Kring op 15 september 1909.
Aloïs Levecque (Marke 1893-Lauwe 1986):” Toen ik naar school ging in Marke was daar broeder Firminus. Men noemde hem broeder ‘plakpoot’ omdat hij zo grote voeten had. Hij was zeer streng en deinsde er niet voor terug om de kinderen te slaan.”
August Savels (Br.Hyacinthus) sloot de rij : aankomst uit Mesen op 30 april 1906, naar Heule op 10 juni 1907. Hij was hier terug, komende uit Torhout, op 17 juni 1912 en was weer weg naar Sint-Kruis(Vivenkapelle) op 14 november 1913.
Victor Roose kwam van Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) op 7 juni 1910 en vertrok terug naar de Grote Kring op 21 juli 1911.
Emile Deprince kwam van Kortrijk op 29 maart 1907 en keerde terug van waar hij gekomen was op 15 januari 1908.
Gezien er bepaalde broeders niet terug te vinden waren in de gepubliceerde naamlijsten van de congregatie, was ik zo vrij te concluderen dat die uitgetreden waren ( voor de exacte lijst van uittredingen moet KADOC KU Leuven geraadpleegd worden, als ze tenminste beschikbaar is…).
Algemeen Overste Noël Van Noorden (Br.Rudolf)(in een email) : “….wat ik ook weet is dat er een groot aantal uittredingen geweest zijn in het bewuste jaar 1919. En dat wordt rechtstreeks gerelateerd met de oorlog 1914-1918.”
Het archiefmateriaal dat ik doornam was verre van volledig. Door onzorgvuldigheid zijn belangrijke documenten verloren gegaan. Een ding is zeker , dat in Marke, één keer verbrand is geweest in 1971, door de toenmalige directeur André Schacht, die als argument de bescherming van de privacy verdedigde !! Jammer! Dat werd mij verteld door meester Albert Haghebaert.
Ik heb bewust gekozen om in mijn verder exposé de broeders enkel bij hun geestelijke naam te vernoemen. Voor de niet-geestelijken heb ik geopteerd voor (L).
Hoofdonderwijzer is een synoniem voor overste.
De school , die ten tijde van Aimé Demuynck uit een enkel lokaal bestond, met langs de ene kant 3 en aan de andere kant 4 vensters, werd nu in twee verdeeld :
De eerste klas was 5m25 lang, 7m breed en 5m hoog en telde 41 leerlingen.
De tweede klas was 7m25 lang, 7m breed en 5m hoog en telde 59 leerlingen.
Er waren drie vensters (10,5m²) in de eerste en vier (16m²) in de tweede klas. Er was 293,25m² voorzien als speelplaats, vroeger maar 261m².
Men gaf 33 uren les en 5 uren godsdienst per week.
Op 20 oktober 1894 werd een overeenkomst getekend tussen burgemeester Leopold Van Belleghem en Br.Gerardus (Emiel Despriet), bestuurder van de ‘knechtenschool’ van Marke : “Tussen Leopold Van Belleghem , burgemeester van Marcke en Emile Despriet, bestuurder der school voor knechtenjongens te Marcke, die de school overnomen heeft van Zuster Louise Marie Raepsaet, ten andere zijde ,is er overeengekomen zoals volgt : de heer Emiel Despriet verklaart toe te stemmen dat zijne vrije lagere school aangenomen worde om de plaats in te nemen van gemeenteschool ten behoeve der schoolknechten der gemeente Marcke, onder last voor de gemeente van hem jaarlijks, bij kwartaal te betalen een eenige globale som van veertien honderd frank, ten titel van vergoeding voor het onderwijs der behoeftige kinders en schadeloosstelling voor verwarming en levering van schoolgerief.
Het onderwijzend personeel zal bestaan uit twee onderwijzers.
Het programma der aangenomen school zal bevatten de verplichtende leerstoffen volgens de bewoordingen der 1e paragraaf van artikel 4 der wet van 20 september 1884, alsook het onderwijs van in den Godsdienst en in de zedeleer van den Katholieken eeredienst.
Het onderwijs in den Godsdienst en in den zedeleer zal gegeven worden bij den aanvang der schooluren (vroeger in het begin en op het einde van de lesuren).
De kinders wiens ouders zulks vragen zullen ontslagen worden het bij te wonen.
Er is nog besproken dat het verbreken van deze aanneming zal moeten voorafgegaan worden van eene schriftelijke waarschuwing van zes maanden ten minsten. De burgemeester verbindt zich deze overeenkomst vooren te dragen aan de goedkeuring van den gemeenteraad.”
De eerste broeders- onderwijzers :
Br.Stanislaus(7). Hij kwam hier in 1894 als eerste broeder aan in Marke . Op zijn rouwprentje staat hij bestempeld als de eerste overste, omdat hij hier enkele dagen eerder was dan Br.Gerardus (Emiel Despriet). Hij trad binnen in 1878 en werd geprofest in 1879.
Br.Gerardus (Emiel Despriet)trad in bij de Broeders Van Dale in 1885 en werd in 1889 geprofest. Bij zijn aankomst in Marke ,enkele dagen later dan Br.Stanislaus, werd hij tot overste gekozen. Hij behaalde zijn diploma van onderwijzer op 17 augustus 1888 aan de Normaalschool in Torhout.
Br.Gerardus (Emiel Despriet) gaf les in de 1e en Br. Stanislaus in de 2e klas .
Alfons Van Besien (Br.Alfons) was toen algemeen overste van de Broeders Van Dale sinds 2 maart 1892 in vervanging van Bruno Dejonghe (Br.Aloysius), die overleed na 29 jaar aan het bestuur te zijn geweest. In de zes jaren dat hij algemeen overste was stichtte hij het weeshuis in Menen (21-9-1893), het hulpklooster te Heule (1-10-1893) en te Marke (1-10-1894).In 1880 was hij overste in Sint-Kruis( Vivenkapelle) .Hij was de eerste overste in 1889 van het hulpklooster in Moeskroen ( Mont-à-Leux).
In november 1894 noteerden wij de aankomst van Br.Paulinus. Hij bleef er tot oktober 1896 en vertrok dan naar Brugge ( Sint-Pieters-op-den-Dijk). Hij werd vervangen door Br.Victor (Van Kerschaver), die van Moeskroen (Mont-à-Leux) kwam en er terug ging in mei 1898.
Op 13 juni 1896 beraadslaagde de gemeenteraad van Marke:” Gezien de organieke wet op het lager onderwijs de gemeente verplicht te zorgen dat al de kinders die op het kosteloos onderwijs recht hebben, dit onderwijs kunnen ontvangen . Overwegende dat het thans onmogelijk is aan deze voorschriften te volkomen, daar vooral het lokaal bestemd voor de knechtenjongens te gering geworden is en niet toelaat om nog leerlingen te aanveerden. Overwegende dat de vrije lagere school voor beide geslachten (van de kloosterschool) gegeven door Juffrouw Marie-Louise Simoen gevolgd wordt door 22 knechtjes en 29 meisjes, waarvan er 42 recht hebben tot het kosteloos onderwijs….Besluit de vrije lagere school voor beide geslachten wordt aangenomen…..”
Op 15 september 1898 sloot Br.Gerardus (Emiel Despriet), overste, een overeenkomst met Leo Debrabandere( Kanegem 1842-Marke 1902), pastoor te Marke vanaf 1895 :” De Heer De Brabandere, pastoor van Marcke en ook zijn opvolgers verplichten zich jaarlijks voor elken Broeder de somme van zeven honderd frank evenals een behoorlijke huisvesting om volgens hunne statuten te kunnen leven te bezorgen. Indien de broeders verplicht zijn zondagsschool te houden, zal ieder der daartoe gebruikte broeders vijf en twintig frank ’s jaars en het noodige gerief voor bovengemelde school ontvangen.
Van hunnen kant verplichten zich de Broeder Overste en zijne opvolgers te zorgen dat er gediplomeerde Broeders genoeg zijn opdat al de klassen kunnen aanveerd worden door de gemeente. De inkomsten dier aanveerding evenals de opbrengst der betalende leerlingen zullen samengevoegd en rond den eersten september van elk jaar zullen de algemeene en plaatselijke overste zich ermede bij den heer Pastoor begeven, die na aftrek gedaan te hebben van de uitgaven voor ’t schoolgerief der behoeftige leerlingen, voor licht en vuur ter verwarming der klassen, voor belastingen ,onderhoud der gebouwen en verzekeringspremiën, het overschot zal ontvangen of het tekort zal aanvullen.
Aan deze overeenkomst mag niets veranderd worden noch van de eene noch van de andere zijde zonder volle toestemming van zijne Doorluchtige Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge (het betreft hier een diocesane congregatie, dus heeft niets te maken met Rome).
Aldus in vierdubbel opgemaakt te Kortrijk, den 15 september 1800 acht en negentig en door beiden onderteekend.
Gezien en goedgekeurd , Brugge den 19 september 1898.”
In 1898 werd het bestaande schoolgebouw opgetrokken en er kwam een nieuwe 3e klas . Aannemer timmerwerken Charles Louis Lannoo mocht 14 banken leveren, aannemer metselwerken Emile Vandenweghe witte de muren en de weduwe Gustaaf Vandaele mocht het schilderwerk op zich nemen. De toegang werd verschaft met een trap tussen het huis en de hoogste klas. Br.Gerardus (Emiel Despriet) schatte dat er zeker 25 meer jongens zouden bijkomen door het veranderen van de aangenomen klas voor gemengde leerlingen, onder het bestuur van Zr.Augustine (Marie-Louise Simoen), in een klas voor meisjes alleen.
Op 26 september 1898 werd er tussen het college van burgemeester en schepenen en Br.Gerardus ( Emiel Despriet), hoofdonderwijzer, zeg maar overste, een overeenkomst gesloten , waarbij de gemeenteraad de ‘knechtenschool’ van de broeders, met de nieuwe 3e klas , aannam voor de duur van tien jaar. De overste mocht niets veranderen zonder de voorafgaande toelating van de gemeenteraad.
“ De gemeente zal betalen aan de onderwijzers gediplomeerd of niet, die deel uitmaken van eene geestelijke vereeniging ,eene jaarwedde : voor de hoofdonderwijzer 1000Fr. Voor den eersten en den tweeden hulponderwijzer 800Fr. Zij worden per maand betaald. De overste kreeg ook 2Fr. per leerling rechthebbende op kosteloos onderwijs, voor eigenlijke schoolbehoeften.”
Br.Hilarius kwam in juli 1898 hulp bieden in Marke als 2e onderwijzer en verving Br.Stanislaus , die naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) vertrok .In december van hetzelfde jaar ging hij terug naar Kortrijk. Br.Paschalis, een geboren Markenaar, kwam in juli 1898 naar Marke tot maart 1899. Br.Philippus kwam hem vervangen tot in september 1899. Br.Jozef kwam hier voor enkele dagen tot nieuwjaar 1900.
Op 30 september 1898 werd de school weer aangenomen voor de duur van 10 jaar. De schoolinspectie wees Br.Gerardus (Emiel Despriet) er op “…dat er slechts twee toiletten zijn voor 70 leerlingen. Er moet echter 1 latrine voor 25 knechten en 1 urinoir voor 15 knechten voorzien zijn. Aangezien er 159 leerlingen zijn moeten er 7 latrines en 10 urinoirs zijn.” De twee bestaande toiletten waren ook slecht geïnstalleerd , ze waren gelegen onder de galerij tegen de noordelijke muur en kijkend naar de middagzon en waar de kinderen gingen schuilen bij slecht weer. Dat was tegen de regels van de hygiëne in, want de geur bleef er hangen .De nieuwe toiletten moesten heropgebouwd worden op de zuidoostkant (zoals we ze nog altijd gekend hebben in de jaren ‘50). Er werd ook op gewezen dat een bergplaats moest komen voor het bewaren van de kolen, het hout voor de verwarming de borstels en de emmers voor het kuisen van de klaslokalen.
De derde klas had een lengte van 14m en dat was te lang, want de onderwijzer was verplicht luid te spreken. De open trap op het uiteinde van de klas moest voorzien zijn van een bescherming, want tijdens de winter zou het zeer koud zijn. De school moest zich ook een ‘historische kaart’ van België aanschaffen voor de les van geschiedenis.
Het onderwijsteam zag er toen uit als volgt :
Br.Gerardus (Emiel Despriet) ,hoofdonderwijzer.
Br.Firminus, hulponderwijzer, had zijn diploma behaald in Torhout op 15 augustus 1896.
In juli 1900 zakte Br.Dominicus , een gediplomeerde , van de Grote Kring in Kortrijk af naar Marke en werd er in 1901 hoofdonderwijzer in de plaats van Br.Gerardus (Emiel Despriet). Hij behaalde in 1886 zijn diploma te Gent voor de jury . Op 14 augustus 1901 , een door het bisdom ingevoerde nieuwigheid, aanvaardde pastoor Leo De Brabandere het patronaat van de school, en opnieuw werd een nieuwe overeenkomst gesloten met het gemeentebestuur voor de aanneming van de school voor de duur van tienjaar. Pastoor Leo De Brabandere overleed op 3 juni 1902 en werd opgevolgd door zijn broer Louis De Brabandere (Kanegem 1846- Marke 1919).
Beiden waren zonen van Leo De Brabandere , burgemeester van Kanegem.
Op de vraag gesteld door de hoofdinspectie van het schoolkanton Menen op welke naam de school aangenomen werd, was het antwoord: “op pastoor Leo De Brabandere “(brieven van 30 juli 1901 en 24 september 1901).
Jerome Cuvelier (Alveringem 1873) , gediplomeerd in de normaalschool van Torhout op 20 augustus 1894, en Br.Edwardus, niet gediplomeerd , beiden toegekomen in september 1900 , werden er respectievelijk 1e en 2e hulponderwijzer .
Jerome Cuvelier vertrok in oktober 1901 naar Waarschoot en verliet toen hoogstwaarschijnlijk de congregatie. Op 11 juni 1901 keerde Br. Edwardus terug naar Sint-Paulus en werd hier in Marke vervangen door Br.Franciscus.
Br.Edwardus werd op 24 september 1904 overste benoemd in de nieuwe stichting van Mesen en in Sint-Paulus vervangen door Br. Franciscus, die van Marke kwam.
Het jaar 1902:
____________
Br.Dominicus was nog altijd hoofdonderwijzer tot in oktober 1907, hierna vertrok hij naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) . Br.Edwardus nam toen zijn taak over, als overste. Naast Br.Dominicus werkte sinds januari 1902 Br.Amatus (Ko 1872) , ene met het diploma verdiend aan de normaalschool in Torhout ,op 14 augustus 1891. Die vertrok naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) in 1903 en is uitgetreden op 5 november 1919.
Br.Donatus, niet gediplomeerd , kwam in januari 1902 van Sint-Kruis (Vivenkapelle) naar Marke en vertrok in 1907 naar St.Paulus (Kortrijk) en van daar in oktober 1910 naar Brugge (Sint Pieters-op-den-Dijk) .
Jozef Desmet (L) (Ko 1886) (8), ongehuwd ,niet gediplomeerd , deed in 1906 dienst in Marke en was er ook woonachtig . Hij was 3e hulponderwijzer.
Op 30 augustus 1907 kwam Br.Vedastus uit St.Paulus om Jozef Desmet te vervangen, die noodgedwongen naar Kortrijk werd verplaatst . Op 26 april 1909 vertrok Br.Vedastus naar Mesen, en op 20 november 1911 hield hij de hoogste klas in St.Paulus. Hij werd op 1 augustus opgeroepen naar het leger. In juni 1942 werd ,door zijn broer Maurice Meheus,schepen van Financies in Menen,een attest van lesgeven in Marke gevraagd, dienende voor zijn op pensioenstelling. De ex-broeder gaf op dat moment les in de 'Regentschool' in Gent.
Op een gegeven moment in 1903 zat men hier met 4 onderwijzers ,waarvan slechts 2 gediplomeerd waren.
Verschaete Florent (Hulste 1880) , een broeder , met een diploma verkregen voor de jury in Gent op 4 augustus 1899, verhuisde van Heule naar Marke in november 1903. Hij vertrok weer naar de Grote Kring in april 1904. Br.Firminus kwam in zijn plaats op 19 april en vertrok weer naar Kortrijk op 15 september 1909. In 1928 , na het overlijden van Br. Joseph werd hij nog tot Algemeen Overste benoemd en zou nog een twintigtal jaren de congregatie leiden. Hij vierde zijn gouden jubileum op 1 september 1947 en zijn diamanten op 29 september 1957.
Op 1 augustus 1903 kwam een 4e klas bij, onder het patronaat van pastoor Louis De Brabandere. De grote klas boven werd in 2 klaslokalen verdeeld en de bestaande trap werd vervangen door een ijzeren wenteltrap buiten. Br. Camillus) (9) kwam op 16 juni 1903 van Kortrijk naar Marke en vertrok in april 1906 naar Mesen (is uitgetreden in 1919). Hij werd hier vervangen door Br. Hyacinthus die van Mesen kwam en weer vertrok in juni 1907 naar Heule.
In 1908 werd een nieuw gebouw gezet op de oostkant. De benedenzaal werd gebruikt als jongenspatronage en toneelzaal. De speelplaats werd eveneens verruimd met de breedte van het nieuw gebouw, vermeerderd met een deel van de tuin. Vanaf 1910 werden hier twee of drie maal per week muziekherhalingen gehouden onder leiding van Edward Demeulemeester uit Kortrijk , dirigent van de fanfare Sint-Jan en ook kleermaker van de broeders Van Dale.
Hoe zag er ons onderwijzend personeel uit op 1 oktober 1907:
Br.Dominicus: werd vervangen als hoofdonderwijzer door Br.Edwardus ,een niet gediplomeerde.
Jozef Desmet: niet gediplomeerd werd vervangen door Br.Vedastus, gediplomeerd.
Br.Donatus: werd vervangen door Alfons Allegaert, niet gediplomeerd.
Br.Victor (Theophiel Van Kerschaver) fungeerde hier als kok van 15 oktober 1908 en vertrok dan in augustus 1911 naar Moeskroen (Mont-à-Leux).
In 1909 telde de jongensschool 127 leerlingen, in 1910 waren er 133 .
Op 22 september 1911 werd beraadslaagd over de aanneming van de school, met de inrichting van een 5e klas.
Onderwijstoestand op 28 september 1911:
Br.Edwardus, hoofdonderwijzer (dus overste).
Remi Devolder, kwam uit Torhout op 23 september 1909 en was weer weg op 11 juni 1913 naar de Grote Kring .
Br.Marcel (Alfons Vanneste)
Achiel Derdeyn (Menen 1891)
Jules Vandeputte (L) (Izegem 1878). Hij was agent van de Red Star Line te Kortrijk. Hij stond op 1 oktober 1911 in de nieuwe 5e klas. Hij had zijn diploma behaald in Torhout op 15 augustus 1896. Hij gaf op 30 december 1913 zijn ontslag en werd vervangen door AchielDerdeyn , die in september 1914 uit Marke wegtrok.
Vanaf 13 september 1908 tot 15 september 1911 onderwees Br.Hieronymus (in de volksmond broeder Jerome), die vrijgesteld was van diploma , in Marke. Hij begon les te geven in Kortrijk (Groeninghe) van 15 september 1900 tot 15 september 1903. Van daar ging het naar de Grote Kring van 15 september 1903 tot 15 september 1905.
Hij was onderwijzer in Marke van 15 september 1908 tot 15 september 1911. Van 1911 tot 1912 was hij in Menen en in Oostende (Vuurtoren) van 1912 tot 1919. Van 15 september 1919 tot 1 mei 1935 was hij in Marke, tot zijn vertrek naar Menen.
Br.Hieronymus ontving zijn getuigschrift op 1 september 1916 van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten – Beheer van het Lager Onderwijs.
Jozef Craeynest :” broeder Jerome was een korte dikke. Hij deed de kinderen bons meebrengen van de sigaretten Belga.”
Broeder Donatianus :”Iedereen had het recht te onderwijzen.In 1919 werd de schoolwet gestemd, d.w.z. de leerplicht. Deze die toen 5 jaar in klas stonden mochten voort onderwijzen. Dezen die geen 5 jaar in klas stonden moesten bijkomende examens doen, zoals Broeder Jerome.”
De onderwijzers op 13 augustus 1912:
Br.Edwardushoofdonderwijzer (kwam in 1907 terug uit Menen en vertrok in oktober 1912 naar Heule).Br. Philippus , niet gediplomeerd , kwam hem hier vervangen tot september 1914, tot Br.Celestinus tot overste benoemd werd.
Remi Devolder (Koolskamp 1887) kwam in september 1909 Br.Firminus vervangen en vertrok in september 1912 weer naar Kortrijk. Hij behaalde zijn diploma in Torhout op 31 Juli 1909. Hij werd toen vervangen door Br.Julianus, gediplomeerd (uitgetreden in 1919).
Br.Marcel(Alfons Vanneste) (Roeselare 1891), met diploma behaald in Torhout was al weg in augustus 1912. Br.Hyacinthus kwam hem vervangen en vertrok weer weg in november 1913 naar Sint-Kruis (Vivenkapelle).
Achiel Derdeyn , met diploma in Torhout op 30 juli 1910, was hier sinds 30 augustus 1911 in vervanging van Br.Justinus (Gustaaf Couckuyt), gediplomeerd, die hier al was van 30 april 1909, en op 14 september 1911 vertrokken was naar Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk).
Jules Vandeputte
De onderwijzers werden uitbetaald voor de 9 eerste maanden van 1914, dus tot het uitbarsten van de eerste wereldoorlog. Uit de loonstaten kon ik uitmaken , wie in die periode les gaf:
Br.Philippus
Br.Julianus
Br.Pacificus
Achiel Derdeyn.
Albert De Vlaeminck (L) gaf les sinds 16 april 1912.
De oorlogsperiode :
__________________________
Op 17 januari 1917, tijdens de eerste wereldoorlog, verhuisde de Kommandantur van de villa De Witte in de Rekkemsestraat naar de broederschool in de Markekerkstraat.
Br.Pacificus gaf les in het ‘zwingelkot’ van de vlasschuur van Henri Delcour-Declercq in de Rekkemsestraat (naast het nr.157). In de vlasschuur zelf was ook een klas ondergebracht, waar Br.Julianus les gaf. De klassen bleven er tot de oorlog voorbij was. De banken van de broederschool werden naar de vlasfabriek overgebracht. De klas in de vlasschuur bevond zich vlak boven de ‘pedair’(kelder) in de vlaskamer. Er werd ook les gegeven in de bolletrog van café ‘In de Gouden Leerze’ in de Kloosterstraat en in de ‘botekamer’ van Aloïs Ostyn in de Vagevuurstraat ( omgevormd in de ‘Katholieke Kring’ in 1919).
Br.Pacificus was ook ‘kruidendokter’, ‘grasdokter’ genoemd en kreeg veel bezoek. Hij was bekend voor zijn thee. Hij ging ook ‘doden’ gaan afleggen ( verteld door Jozef Craeynest).
Het onderwijzend personeel op 24 februari 1917 en 25 maart 1918 : 4 geestelijken en 1 leek.
Albert De Vlaeminck (L) (Kortrijk 1891) trad in dienst te Marke vanaf 16 april 1912 en was niet gediplomeerd. Hij was gekend als ‘ballonvaarder’. Hij stal de show in 1926 tijdens de Sint-Jansfeesten in Kortrijk.
Hij trouwde te Marke op 21 mei 1913 met Marie Verfaill(i)e (Marke 1890-Kortrijk 1919), die de zuster was van bakker Arthur Verfaille ( Marke 1881) uit de Markekerkstraat. Leon (Marke 1913) volgde zijn vader op als bakker.
Br.Lucianus (uitgetreden in 1919) was in Marke vanaf 15 september 1914.
Hij startte op 4 oktober 1908 in de Grote Kring , in mei 1909 gaf hij de 2e klas in Sint-Paulus, in september 1909 was hij in de Grote Kring, in 1910 terug in Sint-Paulus en afwisselend in de Vanden Peereboomlaan tot september 1911. Hij was dan onderwijzer gedurende 1 jaar in Menen. Daarna in Kortrijk ( Groeninghe) van september 1912 tot maart 1913. Hij was in Moeskroen (Mont-à-Leux )van 30 maart 1913 tot 14 september 1914.
Br.Pacificus was in Marke vanaf 1 februari 1912.Diploma op 14 augustus 1893.Hij startte als onderwijzer in de Grote Kring vanaf 25 september 1893 tot 30 september 1894. Erna in Heule van oktober 1894 tot 23 april 1900. Hij was 1 jaar in Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) tot 15 september 1902, en terug in de Grote Kring tot 15 september 1908. Vandaar naar Kortrijk (Groeninghe) tot 31 januari 1912. Hij trok in 1921 naar Heule als hoofdonderwijzer en kwam terug naar Marke op 27 september 1924 tot hij vertrok naar Menen op 7 oktober 1932.
Br.Julianus (uitgetreden in 1919) was in Marke vanaf 17 september 1912. Diploma op 15 augustus 1896.
Begon zijn onderwijzerscarrière in de Grote Kring op 1 oktober 1896 tot 3 april 1898. Daarna in Heule tot 23 april 1900. Bleef dan 12 jaar in Menen tot 30 april 1912. Hij toefde in Kortrijk ( Groeninghe) tot 16 september 1912.
Br.Celestinus . Hij behaalde zijn diploma op 14 augustus 1890. Hij onderwees sedert 1890 te Kortrijk, Moeskroen ( Mont-à-Leux) en Menen , was in Kortrijk (Groeninghe) van 1896 tot 1899 en hoofdonderwijzer te Brugge (Sint-Pieters-op-den-Dijk) van 1899 tot 1907 en te Mesen van 1907 tot 1909. Hij onderwees achteraf nog te Heule, Menen, Oostende (Vuurtoren) om op 17 september 1914 hoofdonderwijzer te worden in Marke. Door WOI bleef hij waar hij toen was en kwam slechts terug op 18 juni 1919 .Hij gaf hier zijn ontslag in september 1924 en vertrok naar Doorniksewijk (Kortrijk) op 25 september.
Alle schoolgerief en boeken werden aangekocht aan Emiel Boussier, gemeentesecretaris, drukker en boekenhandelaar in Marke.
In september 1919 waren volgende onderwijzers werkzaam:
Br.Celestinus, hoofdonderwijzer.
Br.Pacificus : vertrok naar Heule in 1921 .
Br.Veranus, kwam hier aan uit Mesen op 15 juni 1920 en trok weer naar Sint-Paulus op 25 september 1924.
Br.Hieronymus, kwam Oostende (Vuurtoren) op 15 september 1919 en vertrok naar Menen (Kerkstraat 16) op 1 mei 1935.
Victor René Leplae (L) (Lauwe 1894), een gediplomeerde , was hier sinds sinds 1 september 1919.
In juni 1920 kwamen Br.Bernardus (Remi Timperman) en Br.Veranus , de plaats innemen van de broeders Henri Vancoillie (Br.Julianus) en Désiré Vandecasteele (Br. Lucianus), die wat later uittraden.
Brief uit Kortrijk van Br.Edwardus ,Algemeen Overste van de Broeders Van Dale, aan de Burgemeester en Schepenen van Marke de data 31 januari 1922 :
“Ik neem de eerbiedige vrijheid U te laten kennen hoe het staat met ons onderwijzend personeel.
Met september laatstleden waren wij verplicht een Broeder te verplaatsen; doch er bood zich tezelfdertijd een wereldlijke onderwijzer aan om zijn plaats te vervangen. Alles was dus in regel. Maar ongelukkiglijk , die onderwijzer kwam niet af en de klas was dus zonder meester. Broeder Overste was zoo goed twee klassen in eens te bezorgen, maar dit gaat zeer moeilijk, dat kunt ge wel raden. Nergens waren er onderwijzers te krijgen. Uit medelijden voor de kinders zonden wij hem een niet gediplomeerden broeder. Dit kwam lastig voor ons, aangezien hij van staatswege niets kon trekken.
In menig andere gemeente die in ’t zelfde geval verkeerde betaalde de gemeente daartoe een hulpgeld.
De gemeente heeft het recht vergoeding of toelage te verleenen in buitengewone en onvoorziene gevallen. Het was dus billijk onzen Broeder die daar drie maanden goeden dienst gedaan heeft eenige vergelding toe te staan. Wie werkt er heden nog voor niet? Daarbij alles is tegenwoordig zoo duur en wij krijgen ook niets voor niet. Hij heeft dus drie maanden zich geslachtofferd voor de kinders van Marcke; hij kon aldus gebruikt worden en eene schone huur winnen, mijns dunkens was het maar rechtveerdig hem voor zijn bewezen goeden dienst te vergoeden.
Sinds zooveel jaren staan de Broeders ten dienste van Marcke. De vergelding daarvoor was bitter klein in vergelijking van hetgeen zij deden vóór den oorlog en wat hebben zij sedert meer dan 25 jaar niet gedaan wat nooit vergoed geweest is !! Nu hebt gij de schoone gelegenheid om uwe edelmoedigheid te toonen en enigszins uwe erkentelijkheid te bewijzen.Gij weet bij ondervinding dat de Broeders zich nooit teruggetrokken hebben, als het er op aan kwam een handje toe te steken, tot geluk der Marckenaars. Ik ken U en Uwe gemeente maar al te veel, meer dan zes jaar heb ik er ook mijn steke gestaan, daarom zult gij gretig aan mijn beroep beantwoorden en mij in de overtuiging laten,dat gij niet ten achter zult blijven bij de genegenheid, welke uwe voorgangers ons altijd betoond hebben.
Ik hoop dat gij de weinige regelen zult willen in aanmerking nemen en mij een gunstig antwoord verleenen.
Aanvaardt, Mijne Heeren, de verzekering mijner gevoelens van genegenheid en hoogachting.
De Algemeen Overste der Broeders Van Dale “
Get. Br.Edwardus
In die periode was Br.Celestinusoverste. Op 2 oktober 1921 deed Br.Pacificus geen dienst meer in de school (in september 1921 naar Heule) en Edmond Grimonpon, een broeder, gaf op 2 oktober zijn ontslag (was niet lang aan de slag) . Jozef Libbrecht(L) kwam in vervanging. Renaat Wambeke, die van de Grote Kring kwam op 26 februari 1921, vertrok naar Kaïn op 18 maart 1922, en is toen waarschijnlijk uitgetreden. Br.Livinus (zie ook verder) was onderwijzer in Marke vanaf 27 januari 1922 tot 30 september 1923 in vervanging van Br.Antonius, een niet-gediplomeerde, die hier een 3-tal maanden verbleef.
Remi Deweer, kwam van de Grote Kring op 18 oktober 1922 als ziekenverzorger. Hij ging terug naar de Grote Kring op 22 september 1923 en trad later uit.
De naoorlogse periode was wel gekenmerkt door enkele hindernissen. Een tal van uittredingen was daar niet vreemd aan.
In 1919 was pastoor Evarist Wittouck (Winkel St.Elooi 1863 - Izegem 1928, na een heelkundige ingreep. Hij was pastoor van 1919 tot 1928) beheerder van de aangenomen broederschool. Hij schreef een brief naar het gemeentebestuur waarin hij mededeelt dat zijn school ‘ nogal geleden had onder de oorlog en door hetbezet van de soldaten’. Hij vroeg dan ook een toelage om de vernielde schoolmeubelen te vervangen en te herstellen.
Dienstjaar 1923:
_____________
Br.Celestinus, hoofdonderwijzer.
Jozef Libbrecht(L) was in dienst sinds 2 oktober 1921
Br.Veranus
Br.Hieronymus
Br.Livinus vertrok in oktober 1923 naar de Grote Kring en Maurice De Bree (L) kwam zijn plaats innemen. Op 1 oktober 1924 kwam hij voor de 2e maal terug van de Grote Kring om Br.Justinus (Gustaaf Couckuyt) en Br.Veranus te vervangen tot hij weg trok naar Sint-Kruis (Vivenkapelle) op 7 februari 1932. Hij kwam voor goed weer uit Sint-Kruis (Vivenkapelle) op 1 febr 1945.<
Op 23 en 24 september tentoonstelling "100 jaar Vliegveld Markebeke" in de voormalige Kringloopwinkel.
Op 26 en 27 augustus had het feest plaats van "100 jaar Vliegveld Kortrijk-Wevelgem".
Ik kreeg een foto voorgeschoteld, die aan de ingang van het vliegveld van Wevelgem geëxposeerd was.
Naast die foto plaats ik deze die op het vliegveld van de Markebeke (Flugplatz Marckebeke) genomen werd. Generaal Erich Ludendorff bezocht op 19 augustus 1917 de Jasta 11. Op de foto ook Manfred von Richthofen. Op de achtergrond de hoeve Bekaert en ook de kerk van Bissegem.
Wat een lef om onder de foto 'Flugplatz Bisseghem' te plaatsen !!!.
Onlangs kreeg ik het bezoek van de heer Freddy Vandevoorde en zijn vrouw Anja, die op de Markebeke wonen. Freddy is van plan een grootse tentoonstelling met rondleiding te organiseren ter gelegenheid van '100 jaar Vliegveld Markebeke' (Flugplatz Markebeke).
De lectuur over de eerste wereldoorlog en vooral het vliegveld Markebeke boeien hem zeer sterk.
In 2015 schreef ik een artikel 'Flugplatz Markebeke' op mijn BLOG. Ik publiceerde een plan van het vliegveld en daarop staan 2 bunkers gelocaliseerd. De ene langs de Overzetweg, dicht bij de Leiebrug en de andere op het gewezen vliegveld zelf , rechtover de woning van Freddy.
In het boek 'Wereldoorlog I Marke' (A.Flipts-M.en R. Faillie) (1984) (blz.344) wordt in mijn mondelinge bronnen melding gemaakt van de bunker met de juiste plaatsaanduiding. Getuigenis van burgemeester Aimé Bekaert in mijn interview van september 1979 : "....MEN BEGON BARAKKEN TE ZETTEN EN RECHTOVER DE SCHUUR VAN VANDENWEGHE ( de trappen zijn nu nog zichtbaar) WERD EEN BETONNEN BUNKER GEBOUWD....." . Ook de getuigenis van Maurice Helin op blz.268. Alle mondelinge bronnen, uit de mond van Markenaren, in dat boek komen van mij.
Ik gaf hem een paar foto's mee uit 1979, waarop de 2 zijmuren zichtbaar waren, en zei hem ook waar de bunker juist gelegen was.
Freddy, enthousiast als hij is, ging onmiddellijk aan het graven en inderdaad met succes. De eerste treden lagen, na enkele dagen zwoegen , bloot.
Op 1 juli 1879 verscheen onder de liberale regering de fameuze wet Van Humbeeck, die een regelrechte schoolstrijd inluidde (1). Die wet bepaalde dat in elke gemeenteschool het godsdienstonderricht buiten de normale lesuren moest gegeven worden, en alleen op uitdrukkelijk verzoek van de ouders. De kerkelijke overheid deed alles wat ze kon om de onderwijzers van de gemeentescholen tot ontslag te bewegen en ze in nieuw gestichte vrije scholen onder te brengen. Voor die onderwijzers viel een moeilijke keus : namen ze ontslag, dan verdienden ze niet alleen minder, maar ze verloren ook hun recht op pensioen.
Felix Benoot, onderwijzer van onze gemeenteschool verkoos aan te blijven, maar hij had pech want zijn school liep leeg. In het 4e kwartaal van 1879 telde zijn school nog één leerling (gemeenteraadszitting van 25 januari 1880).
In afwachting dat , door toedoen van de familie de Bethune, een nieuwe vrije school zou worden opgetrokken, in de Markekerkstraat, gingen de jongens les volgen bij de zusters van het klooster.
Er werd gestart met de bouwwerken in april-mei 1879, zegge 1 jaar voor het overlijden van Baron Felix Bethune.
De Gazette van Kortrijk van 2 augustus 1879 : “ Te Marcke doet de heer Baron Bethune eene nieuwe katholijke schole bereiden.” (Beeldbank Kortrijk)
De Gazette van Kortrijk van 19 september 1879 :” Het nieuw schoollokaal is daaromtrent gedekt. Het binnenwerk gaat zeere voort, en al het schoolgerief zal er zijn tegen oktober.” ( Beeldbank Kortrijk)
Vanaf november 1879 was de school al toegankelijk, het woonhuis daarentegen was nog niet bewoonbaar. School en woonhuis waren pas totaal afgewerkt halfwege 1880. De laatste facturen dateerden van april-mei 1880 . Henri Sanelé boomplanter uit Lauwe zorgde in oktober 1879 voor de beplanting met bomen . Charles Lenoir uit Brugge leverde - per spoor- 'savonniéres' stenen als bouwmateriaal. J. Brico beheerder van de 'magasins de Groeninghe - Rivage du Canal' uit Kortrijk leverde drempels en dorpels . Jacques Mahieu, plafonneerder en witter uit de Wetstraat in Kortrijk trok zich in april en mei 1880 het plakwerk en het witten aan.J. Vanbeveren-Biebuyckx uit de Magdalenastraat in Kortrijk zorgde voor de schouwen in spreekkamer,salon, keuken en eetkamer.(Archief Stichting de Bethune).
In november 1879 verscheen Emiel (Aloïs) Debeurme, als eerste onderwijzer ,in de nieuwe vrije school. Emiel Debeurme en zijn vrouw vestigden zich, met hun twee kinderen, in de Marktstraat en baatten er een winkel uit (2), naast het latere café ‘Het Hof van Commerce’ ( ook ‘Maison de Commerce’), dat in 1883 uitgebaat werd door Eduard, de broer van gemeentesecretaris Henri Vanhoenackere. In 1889 werden Ivo Petit en zijn vrouw Marie Ghyssel er uitbaters van . Daarna Edmond Verhaege .Georges Delcroix en Elisa Vanrobaeys betrokken het vanaf 1935-36 en veranderden het logo in ‘Het Schuttershof’.
Emiel Debeurme was geboren in Heestert op 24 mei 1843 en zijn vrouw Octavie Coussement in Deerlijk op 31 oktober 1850. In Marke werd op 8 maart 1880 hun derde kind geboren : Astère Debeurme, die overleed in Heestert in 1952.
Hij werd hier dus onderwijzer in de kersverse vrije school in de Markekerkstraat, laat ons zeggen in een nog niet geheel afgewerkt gebouw (hiervoor refereer ik ook naar een volgend artikel ‘De Broeders Van Dale en het onderwijs in Marke van 1894 tot 1965’).
Lang zou hij het hier niet uithouden, want voor ons plaatselijk fanatiek katholiek bestuur, zat er na één jaar al een kink in de kabel. Wat kon men beter doen dan de familie Bethune raadplegen, die een zeer goeie band had en zeer goed bevriend was met de toenmalige bisschop van Brugge, Mgr.Johan Joseph Faict. Zoals gebruikelijk in die tijd richtte de schoolraad een schrijven naar de kerkelijke overheid in casu de bisschop.
Op 28 november 1880 vergaderde de schoolraad van Marke in de pastorie (3), onder het voorzitterschap van pastoor Franciscus Xaverius Depoortere, geheimschrijver André Declercq en de leden, onderpastoor Felix Devos, Désiré Herman en Petrus Van Belleghem (4) .Al geruime tijd hielden ze de schoolmeester in de mot, en vonden ze de moment gekomen om toe te slaan… en het papier en de inkt was gewillig.
“ Aen zijne Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge,
Doorluchtige Hoogweerdigheid,
Wij ondergeteekende, leden van den katholijken schoolraed van Marcke, vergaderd in de pastorij den 28 november 1880, hebben beraedslaegd over hetgene ons te doen stond met den schoolmeester Emiel Deb(e)urme, zijnde in huwelijk met drie minderjarige kinders.
Ten 1sten: wij hooren sedert eenigen tijd, zonder er iets van geweten te hebben tijdens zijne benoeming als schoolmeester in november 1879, dat hij vele schulden hadde eer hij alhier schoolmeester wierd; schulden die hij gemaekt heeft binst dat hij opvolgentlijk gemeenteontvanger, onderkoster, winkelier en koopman in guano en kolen was te Heestert, en die beloopen tot de somme van ten minsten 4500fr.
Wij hooren en wij weten zeker dat hij hier te Marcke en te Kortrijk nieuwe schulden maekt, die verscheidene honderde franks bedragen, om zijn oude schulden te betalen.
Ten 2den: aengaende den drank, wij en weten niet dat hij juiste dronkaerd is, maer wij zijn zeker dat hij hier te Marcke en te Kortrijk in verscheidene herbergen kleene schulden maekt met zijnen drank niet te betalen.
Ten 3den: de zondag binst de hoogmis is hij bij zijne kinders in de kerke, in de vroegmis en is hij niet te zien, en in de weke zeer zelden woont hij het H. Sakrificie der misse bij.
Ingezien dat er daerover hier op de parochie, te Kortrijk en zelfs in de slechte gazetten zeer vele geklapt wordt, dat daerdoor zijn eer en fame zoo goed of verloren zijn, dat diensvolgens het katholijke onderwijs zeer vele lijdt; en ware ’t niet dat onze parochie door en door kristelijk en katholijk is , dat onze knechteschole vele kinders zoude verliezen.
Ingezien dat de schoolmeester van over zeven, acht maenden daerover persoonlijk en in ’t bijzonder vermaend geweest heeft door Mr. Pastor, den onderpastor en andere leden van de schoolraed.
Ingezien dat hij , naer die persoonlijke vermaningen niet luisterende, naderhand, op het einde van september geroepen geweest heeft voor geheel den schoolraed onder voorzitterschap van Mr. de pastor, en dat hij daer opnieuw alderstrengst vermaend geweest heeft, ja zelfs bedreigd geweest heeft van afgezet te zijn van zijne bedieninge was ’t zake dat hij hem niet en beterde.
Ingezien wij over deze zaken reeds gehandeld hebben met den Eerw. Heer Dehouck, geestelijke schoolopziener te Kortrijk, en dat hij ons aenraedde van den schoolmeester af te stellen.
Ingezien eindelijk dat al die vermaningen en bedreigingen niets geholpen hebben om hem te verbeteren, maer in tegendeel dat het verergerd en dat wij voorzien en allezins overtuigd zijn dat er geen beteren noch uitkomen aen is, om al die redens besluiten wij , na rijpe overweginge en met eenparigheid van stemmen, Emiel Deb(e)urme aftestellen als schoolmeester van de katholijke knechteschole te Marcke.
Welk besluit,doorluchtige Hoogweerdigheid, wij aan uw oordeel en goedkeuring onderwerpen.
Gedaen in den schoolraed te Marcke den 28 november 1880.
Getekend door,
De voorzitter Franciscus De Poortere, pastor
De geheimschrijver André Declercq
Leden: Petrus Van Belleghem - Felix Devos, onderpastor en Désiré Herman “
Al op 2 december 1880 kwam een antwoord van het bisdom, dat instemde met de beslissing om de schoolmeester af te zetten.
Nog dezelfde maand vertrok het gezin Debeurme naar andere oorden.
In april 1881 kwam zijn opvolger Aimé Demuynck het afgewerkte woonhuis van de school in de Markekerkstraat betrekken. Deze leerde er Coleta kennen ,de dochter van koster-bakker Désiré Moreels , uit de Pastoor Vandommeledreef, en trouwde ermee in 1883.
(1)Bij de verkiezingen van 11 juni 1878 waren de liberalen de grote overwinnaars. De wet die de radicaalliberale onderwijsminister Pierre Van Humbeeck uit zijn mouw schudde, bepaalde dat elke gemeente tenminste één officiële school moest bezitten. Alle onderwijzers moesten een diploma van een officiële normaalschool bezitten. Het godsdienstprogramma werd uit het leerprogramma geschrapt. En godsdienst moest buiten de lesuren gegeven worden.Niet te verwonderen dat de bisschoppen strenge maatregelen troffen. De pastoors kregen de opdracht een vrije lagere school op te richten in hun parochie. De ouders durfden hun kinderen niet meer zenden naar de gemeenteschool en wilden niet dat ze onderwijs kregen van die ‘Goddelozen’.
(2)Later werd het nog bewoond door een zekere Verhaeghe, die er een beenhouwerij op nahield, maar niet lang.
Toen het huis gebombardeerd werd op 14 mei 1943, hield René Devos-Delporte er een winkel, die men ‘het Sarmatje’ noemde. Na de bombardementen hield het echtpaar ‘het Sarmatje’ weer open , naast café ‘De Middenstand’. Hubert Deconinck en Leona De Praeter hielden er laatst winkel.
(3)De omwalde pastorie was toen gelegen op het einde van de Pastoor Vandommeledreef, diep in de tuin van de huidige pastorie. Jarenlang hadden er pastoors te kampen met vochtigheidsproblemen. Ze was niet meer bewoond sinds 1903.
(4)Franciscus Xaverius Depoortere (Anzegem 1803-Marke 15 januari 1886). Hij was pastoor in Marke van 1854 tot zijn overlijden. Zijn zuster Rosalia (Anzegem 1791-Marke 1886), die blind werd, woonde omtrent 40 jaar bij hem. Zij stierf in het klooster te Marke een week later dan haar broer.
Felix De Vos (Lichtervelde 1850 – Jonkershove 1904, als pastoor sedert 1900).Hij was onderpastoor in Marke van 30 januari 1880 tot 1 maart 1882.
André Declercq (Menen 1820 – Marke 1886) was landbouwer op de hoeve ‘Priesterage’ in de Marktstraat.
Petrus Van Belleghem (Marke 1813-1901) woonde in het eerste huisje in de Marktstraat naast café ‘Het Gemeentehuis’. De huisjes (4) werden vernield onder de bombardementen van 14 mei 1943.
Désiré Herman (Marke 1828 – 1914) was vlashandelaar.
Foto’s:
1/ De marktstraat vanuit de kerktoren gekiekt in de jaren’20. Uiterst links woning van Achiel Theys, vlashandelaar. Ernaast café ‘Het Hof van Commerce’, en rechts het huis , waar Emiel Debeurme woonde in 1879 . Links op de achtergrond ,café met zaal ‘Het Volkshuis’, dat ook beschadigd werd door de bombardementen van 14 mei 1943.
2/ Na de bombardementen van 14 mei 1943.
3/ De pastorie rond 1948, voor ze met de grond gelijk gemaakt werd.
MARKE IN DE EERSTE WERELDOORLOG. Uit het schrift van Maurice Holvoet.
Marke in de Eerste Wereldoorlog
UIT HET SCHRIFT VAN MAURICE HOLVOET.
___________________________________
Jaren geleden gaf Maurice Holvoet mij een handschrift ter lezing : “De eerste Wereldoorlog in Marke.”
Het was onder de impuls van Maurice Holvoet (Marke 1900 – Kortrijk 1984) dat in januari 1932 het Davidsfonds, afdeling Marke, werd gesticht. Datzelfde jaar stelde hij zich kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen op de lijst van de Christelijke Werkliedenpartij. Hij werd gemeenteraadslid in 1936, als eerste plaatsvervanger van Jules Vanhalst (Marke 1882- Marke 1937). Bij de verkiezingen in 1938 werd hij gekozen tot 1945.
Deze persoonlijke getuigenis biedt een blik in vogelvlucht op de bezettingstijd van onze gemeente tijdens de eerste wereldoorlog (de originele schrijfstijl werd behouden).
“Rond 2uur in de nacht van 4 augustus 1914, luidde de klok op de kerktoren.[ De Duitsers vielen ons land binnen op 4 augustus 1914 . België weigerde toegang te verlenen en zou zware klappen incasseren, nvdr.]
Vader zaliger sprong uit zijn bed “Brand” riep hij. Buiten gaande, was er niets te bespeuren. Misschien een inbraak bij pastoor of burgemeester, was zijn tweede gedacht. Dan maar eens op verkenning uitgaan en pas enkele meters verder kwam hij reeds een gemobiliseerde champetter tegen, die hem aansprak “Oorlog! ‘k Ben aan ’t uitdragen der oproepingsbevelen. De klas van 1899 moet ook binnen.”
En dadelijk was het hele gebuurte op straat en elkeen wist te vertellen, wie er opgeroepen was, Georges Van Doorens! Berre Vanackere! Mauriske kloefkappers! enz…[ Georges Vanderroost, Albert Vanackere, Maurice Maes ] en die mensen kregen bezoek en hulp en geschenken zoveel als ze maar wilden en bij het rijzen van de dag trokken ze op, onze piotten en lansiers en kanonniers en karabiniers.
Dat was het begin van 4 jaar miserie voor de ouderen en de ouders, en het vooruitzicht van vele avonturen voor de jonkheid.
Het eerste dat gedaan werd om de vijand tegen te houden was het oprichten van een burgerwacht en het plaatsen van versperringen. De burgerwacht was uitgedost met een grote blauwe kiel en een driekleurige armband en was gewapend met al wat aan geweren geleek; jachtgeweren, tweelopen, oude legergeweren enz….. geweren die nog in orde waren, maar meest dingen die gans opgeroest waren en alleen dienden om ontzag te geven aan de dragers ervan.
In de Rekkemstraat werd een versperring opgericht, die bestond uit een balie – een stuk hout dwars over de straat- die geopend werd om gerijdsel door te laten en seffens wederom gesloten werd [ter hoogte van café “Au Jardin Botanique”,op de hoek van Rekkemsestraat en Markekerkstraat,nvdr .]
Er werden krijgsraden gehouden, ’s avonds na het werk en daar werd de Duits verslagen door de dorpsstrategen, die hun licht gingen opsteken bij een of ander burgerwacht die het meeste nieuws wist van een hoge heer met een hoed op! En niettegenstaande de geruststellende geruchten van onze plaatselijke verdedigers, kwamen andere geruchten, die min aantrekkelijk waren. Er waren Duitsers gezien te Rollegem, te Bellegem, te Moeskroen enz…. en ze namen al de mannen mede, daarom ’t beste ware dat de mannen vluchten! En sommigen deden dat.
Op een zekere middag rond halfoogst, als een lopend vuurtje: “Ze zitten reeds op de Lauwberg” En na een halfuurtje, zag men hier voorbijkomen , mannen met een ballecon op de rug, juist seizoenarbeiders die naar Frankrijk trokken, maar nu in tegengestelde richting.
Gelukkig hier te Marke, was men in ’t algemeen verstandiger en slechts weinigen gingen ook op ’t lopen tot op de Pottelberg.
Einde september 1914 kwamen hier toe, de vluchtelingen van Lier( een 350-tal) en omstreken, die door liefdadige burgers opgenomen werden en ook gedeeltelijk in het klooster werden ondergebracht. Deze mensen verbleven hier tot in januari 1915.
De eerste Duitsers werden hier waargenomen op een vrijdagavond [2 oktober 1914]. Twee Ulanen, die vanuit de richting van Rollegem kwamen door de Kloosterstraat en langs de Markestraat en Bissegemstraat naar Bissegem reden voorafgegaan door een man uit Rollegem met de klompen in de hand, die barrevoets voor hen uit moest lopen om de weg aan te wijzen![ toen noemden de mensen de Duitse soldaten in het algemeen ulanen]
Dagelijks werd gebeden aan de kapel in de Markestraat aan Callens wegelke [ kapel op de hoek van de weg leidend naar AVEVE, nvdr ]. Ook deze avond waren een 100 à 150 tal mensen aan het bidden, als almeteen de roep opging ! Duitsers! En in een oogwenk was alleman spoorloos verdwenen. Al wat maar iets hoger was dan de begane grond diende als bergplaats. De bomen van de kloefkapperij van “Kloefs” rechtover de kapel, zelfs de aardappelvoren lagen vol [Leon Waelkens, klompenmaker, was uitbater van café “De Nieuwe Kloef”, dat gelegen was in de Marktstraat ( nu nr.39). De bomen lagen een 50-tal meter verder rechtover de weg die leidt naar ‘Aveve’, nvdr ]. En zohaast de Ulanen een 20-tal meter ver waren, allen uit hun schuilplaats en terug naar huis. En de bidstonden hadden afgedaan.
’s Anderendaags [lees 6 oktober, nvdr] kwamen ze door Marke! Nu uit de richting Bissegem naar de grote baan naar Moeskroen! Ulanen met hun tafels op hun kop en hun lange lansen. Huzaren ter dood met hun hoge haren mutsen met een doodskop erop.
Dragonders met hun lange pinnen op de helm en de helm tot op de schouders.
En nu was het ook gedaan met de burgerwacht. De geweren werden in de waterlopen geworpen, de kielen en driekleuren verbrand, de versperring werd afgebroken en allen hielden zich koest [ de burgerwacht droeg een blauwe kiel, zo konden de inwoners hun verdedigers herkennen, nvdr ]
En een paar dagen later was het gebeurd. De echte burgerwachten, een tweehonderdtal aangevuld met gendarmen trokken per fiets in de richting van Lauwe en een vijftal minuten later waren ze daar (de Duitsers), te paard en te voet, zoveel ge maar wilt en seffens werd op al de deuren in krijt aangetekend x mannen - x officieren en op de schuren x paarden enz……
En bevend wachtten de inwoners hun logeurs af, die achteraf toch nog zo wreed niet waren, en heel dankbaar de hun aangeboden warme koffie aanvaardden, in ruil van hetgeen ze meehadden :marmelade en Duits brood.
Daarmee was de bezetting een feit [ de bezetting van 6 tot 8 oktober 1914, nvdr].
Zo heel braaf bleven ze niet. Er werd een Kommandantur ingericht: in de broederschool, met een afdeling in het huis nr.25 in de Markekerkstraat [naast “Pierke Strijk”, nvdr]. [ De Ortskommandantur verhuisde op 17 januari 1917 naar de broederschool in de Markekerkstraat, nadat ze zich eerst op 21 oktober 1916 geïnstalleerd had in de villa De Witte-Visage in de Rekkemsestraat ,nvdr]
De herbergen werden gesloten. Enkele bleven open, alléén voor de bezetters. En enkele voor de bevolking (Zie Blog.’Verordening caféhouders 1917’, nvdr).
Gans de oorlog was Marke opgehoopt met soldaten, die hier kwamen uitrusten na een vertoef aan het front.
De 1e Ortskommandant was een Feldwebel, een fatsoenlijk mens, die hier een drietal maanden bleef. Dan hadden we een hele tijd Ortskommandanten die hier om de week afgelost werden, naargelang de ingekwartierde regimenten.
Daarna een tamelijk lange tijd Hauptmann Rost. Een echte ros. Die de petten van de hoofden sloeg als men hem niet groette.
Deze werd in augustus 1917 opgevolgd door Feldwebel Haynau , die hier de ganse bezetting bleef, in het begin nogal menselijk was maar naargelang hun wapenfeiten minder rooskleurig waren, meer Duits werd.
Van gemeentebestuur was geen sprake meer. Alléén burgemeester en secretaris traden op als onderhandelaars met de bezetter [burgemeester François Bethune en secretaris Henri Vanhoenackere ( Bellegem 1847- Marke 1916), daarna Emiel Boussier (Wevelgem 1874- Marke 1947), nvdr].
Voor de orde werd gezorgd door de veldwachter Alois Brasseur[ Marke 1878 –1951, nvdr], bijgestaan door 2 à 3 hulpveldwachters, in de volksmond genoemd “Strontchampetters”[ Richard Deleersnijder, Valère Raepsaet, Kamiel Holvoet, Désiré Vanoverberghe en Jules Chanterie, nvdr].
Daar Marke in het Sperrgebiet gelegen was was er geen sprake naar andere gemeenten te gaan zonder Schein. Dat kon bekomen worden, in het Scheinamt, rechtover de broederschool ( Markekerkstraat nr.25) mits zeer geldige reden en op voorwaarde dat de Herr officier welgeluimd was, anders een kort “Nein en Heraus!” en het pas was gaan vliegen.
Zonder pas naar Kortrijk gaan dat was mogelijk, maar heel gevaarlijk. Langs de toegangswegen stonden versperringen met een schildwacht, en deze laatste bezat een echt geweer met passende kogels. Langs sommige binnenwegelkes kon dat gaan, maar dan opgepast van de patrouilles.
Versperringen stonden onder andere aan café “Keizer Karel” op de Markesteenweg, aan de kazerne ( nu Koninklijk Atheneum) (aan de villa De Coene), aan café “De Krone” (Pottelberg). Het best geraakten door deze versperringen jonge meisjes, die dan nog hun lange vlechten haar hadden. Ze lieten deze op hun rug hangen en konden alzo zich voor een paar jaar jonger doen doorgaan als ze werkelijk waren. En dat gebeurde veel.
Stilaan begon nood te komen aan mondvoorraad, het broodgraan steeg voortdurend… zoals we dat allen gekend hebben in de laatste oorlog.
Toch waren er in 14-18 nog meer menselijke boeren dan nu laatst. Boter! dat was een luxeartikel. Aardappelen werden er gekweekt en gegeten, dat het een plezier was.
Amerika zond broodgraan, maïs, varkensvlees, maïzena, corned beaf enz…..
Al deze waren werden in ontvangst genomen door het plaatselijk bevoorradingscomité, dat de verdeling deed per hoofd. Zo zag men wekelijks op een bepaalde dag, uit ieder huis, een man of een vrouw met mand of zak naar het “komiteit” gaan ; dat was in het poortje nevens het huis van de gemeentesecretaris, om juist te zijn, waar thans Cecile Glorieux woont (Cadolux). Daar ging het er steeds luidruchtig aan toe. Kwinkslagen, allerhande scheldwoorden naar het hoofd van de verdelers. Laster aan het adres van de leden van het comité (het was niet altijd laster, want het was soms de jammerlijke waarheid). Sommige waren werden verdeeld in “klein komiteit”. Het werk lag omzeggens stil, dus was er geen geldwinning. De gemeente liet zelf geld vervaardigen en dat werd uitgedeeld door het zogenaamd “steunkomiteit”, dat zetelde elke dinsdagnamiddag in de oude patronage (toen in de klassen op het gelijkvloers naast de tuin van de broeders). Dat geld bestond uit kartonnen ronde stukjes van verschillende kleur en waarde.[ niet te verwarren met de gemeentefondsbewijzen of het zogenaamde noodgeld, in coupures van 1,2,5 en 10fr., nvdr]
Wekelijks kon men aan de deur van een inwoner van de Kortrijkstraat, lezen wat zoal binnengekomen was en moest verdeeld worden, doch het was meestal onjuist. Bedoelde persoon trok zo maar alles in het belachelijke. Maar daar zat politiek achter. Dan reeds sprak men al van de “kommunist”[ betrof Valentin Vanhoutte , een spoorwegarbeider die tergende artikels schreef in het weekblad Het Volksrecht, nvdr ]. Hij woonde in het 2e huis rechts voorbij de Ijzeren Poort. [daar stonden 4 huizen die in 1948 verdwenen voor het verlengen van de viaduct , nvdr]
Gezien er zoveel soldaten in de gemeente waren, moesten er ook goddelijke diensten gecelebreerd worden. En zo viel het niet zelden voor dat een of andere mis vervroegd of verlaat werd, en dat er ondertussen een protestantse dienst, gevolgd door een H. Mis voor de soldaten opgedragen werd door hun aalmoezeniers. Dan was het reeds parade vóór en na de plechtigheid met veel gezang en parademars. In de kerk ook algemeen gezang; effenaf schoon!
In 1917 werden de drie klokken uit de toren gehaald en weggevoerd. De heer onderpastoor die hier op dit ogenblik was, maakte daarover een gedichtje op, dat nog wel ergens moet te vinden zijn op de gemeente. Dat werd de zondag na de roof voorgelezen vanop de preekstoel en al de aanwezigen waren diep onder de indruk.
UITZICHT VAN DE GEMEENTE:
_____________________________
Al de vlasschuren waren omgevormd in paardenstallen of grote kwartieren voor manschappen. Bijvoorbeeld de schuur van de “Rosten” Delcour(Henri Delcour-Declercq) in de Statiestraat, was een paardenstal voor 500 “Pferden”. De schuur van de “Zwarten” Delcour ( Henri Delcour- Vanhoutte, kozijn van de “Rosten”) , in de Rekkemsestraat, was een paardenstal voor 650 “Pferden”. De schuur van Jules Vanhoutte ( waar nu de weduwe Palmer Vandermeersch woont) in de Kerkstraat was ingericht voor inkwartiering van 850 man.
Dat zijn enkel de grote schuren! Andere schuren waren ingericht voor 20,10 of 5 “Pferden”. Al de gesloten herbergen en burgerhuizen waar maar enigszins plaats was, waren ingericht voor 2,4,6 of 10 man. In de huizen werden daartoe van die bedden met verdiepingen geplaatst met een papieren strozak.
Al deze werken werden uitgevoerd door dorpelingen en voor rekening van de gemeente .De benodigdheden voor paardenstallen en huisgerief werden afgehaald met auto’s naar het park te St. Cathérine Heule. Voor het inrichten van het massakwartier in de Kerkstraat werd een ganse vleugel van de drogerij van de pannenfabriek uitgebroken en al dat kostelijk hout (planken, baddens en pannelatten, alles in pitch-pin) werd verzaagd. Natuurlijk ging er ook een deel van dat hout naar een andere bestemming, het was goed brandhout, en kolen waren er niet.
Aan dat werk heb ik (Maurice Holvoet) mijn vroegere stiel van timmerman geleerd.
Soldatenbarakken werden opgericht:
1/ tussen de woningen waar thans Jozef Craeynest en Maurice Ossieur wonen, daar stonden er 3 elk van 50 à 60 man. [ Rekkemsestraat ter hoogte van de bakkerij Jan Santy-Decruyenaere, nvdr].
2/In de weide van de We Delcour in de Rekkemsestraat ook 3.
Een deel van het klooster der zusters werd opgeëist en een Feldlazaret werd ingericht. Vele gewonden werden er heengebracht en verzorgd, maar ook velen stierven en werden begraven op het Duits Kerkhof dat gij allen kent.
De pannenfabriek was ingericht als Sammelstelle; daar vond men alles wat maar dienstig kon zijn voor soldaten: schoenen, kousen,lepels,vorken, messen,nachtlichtjes,kommen, pannen enz….
Het stuk land tussen ijzerweg en Rekkemsestraat vanaf het huis thans bewoond door Willem Vandendriessche ( woonde er tot 1969, daarna niet meer bewoond, nu afgebroken. Was vroeger café “Den Hert”) tot aan de villa bewoond door Julien Sergeant in 1947 was nog een overblijfsel ervan.
De Baustelle en de Sammelstelle werden bediend door een tram die liep van : de pannenfabriek Pottelberg naar de Kleine Markestraat (de bedding van de lijn heeft lang bestaan), bachten Slossens ( café De Reisduif) om uit te komen in de Markestraat tussen de hofstede Callens en het magazijn van De Wittens, kruiste de Markestraat en richtte zich dwars door het land naar de Rekkemsestraat, omtrent de villa van Dondeyne, volgde de Rekkemsestraat tot op het grondgebied van Lauwe en vervolgde daar, onder de ijzerweg (brug van Spriets).Ook de bedding op de Lauwberg was lang te zien, deze werd gelegd door Russische en Italiaanse krijgsgevangenen. Achter café “Rubens” nu bewoond door Maurice Lefever was een tramstatie, die verbinding gaf met de pannenfabriek van Marke (Zie Blog ‘Een Stoomtram doorsnijdt Marke’).
In de weide van Dekimpe, naast het huis van Marcel Delcour was het “Gefangenenlager”, waar beurtelings Russen en Italianen vertoefden.
Er waren hier niet minder dan 2vliegvelden namelijk 1 op de Markebeke [ bedoeld wordt Jasta 4 en 11 op één vliegveld, nvdr]. De hele vlakte tussen de Bissegemsestraat en de Kasteeldreef was als vliegveld ingericht. Natuurlijk was de ganse rij bomen voor café “De Vlasbloem” tot het hof van Bekaert gerooid.
Rechtover het huis van Achille Desmet (Overzetweg) was een grote onderstand gebouwd, waarvan de overblijfselen nu nog zichtbaar zijn.
Het 2e vliegveld bevond zich rond de hofstede van Medard Vandewoestijne tussen ijzerweg en Brandelweg.
In de kleiputten, tussen de Brandelweg en de Molen Glorieux, was een schietstand voor de piloten en ook voor de soldaten. Menig uurtje brachten we als jongens door met, van op afstand, dit schieten na te gaan.
Ook hadden we hier:
-1 gevang genoemd de “cinema” in het huis van Jules Vandesonneville, in de Kloosterstraat, daar waar de schoenwinkel van Roger Naert gevestigd was, naast café “De Vlasboot”.
-1 gaskamer in de “Casino”(café) in de Rekkemsestraat naast het huis bewoond door Gustaaf Missiaen.[ daar werden in 1914 ook de duiven verzameld, nvdr]
-1 wachthuis in café “De Bascule” in de Statiestraat waar de bewakers van het station en van de ijzerweg gelogeerd waren [ in 1919 kwamen mijn grootouders Aloïs Faillie –Maria Ludovica Colpaert er met hun gezin wonen, nvdr] .
In 1918 werd het café “Au Tissage” (naast het conciërgehuis van de firma De Witte-Visage, nvdr) gelegen in de Markestraat ingericht als Casino maar werd nooit voleindigd, daar de kandidaten bezoekers naar veiliger oorden moesten vertrekken.
Van in Marke op de Pauvre Leute en op de Koekeberg [ betreft de oude bedding van de spoorweg, nvdr] kon men ’s avonds heel goed de vuurmonden zien losbranden op het front vanaf de Kemmelberg tot Ieper. De kabelballons (“zwijns”) hingen er bij tientallen en gretig werd nagegaan hoeveel er dagelijks werden neergeschoten door de vliegtuigen.
Bombardementen uit de lucht waren er genoeg op Kortrijk, en zoals in de laatste oorlog, kreeg Marke er zijn deel van.
Het eerste luchtbombardement had plaats op 29 juli 1916 op een zaterdagavond rond 18 uur. Een 3 tal bommen werden geworpen rond het station namelijk op de grond waar thans de villa staat van Georges d’Hespeel. Twee doden waren te betreuren: Celina Velghe [ haar man Victor Legley sneuvelde als soldaat op 23 augustus 1914, nvdr] en Karel Dubuisson.
Een ander bombardement of liever aanval van slechts 1 vlieger greep plaats op het vliegveld van Vandewoestijne op een morgen dat het fel geneveld was; er waren een 500 tal soldaten aan het oefenen op het veld en met bommen en boordwapens werden ze aangevallen. Er waren doden en vele gekwetsten.
Een andere maal werden de barakken in de Rekkemsestraat en de tramstatie aangevallen.De 3 barakken waren volzet met soldaten. Eén enkele ontsnapte ongedeerd maar werd zinneloos. Dat was het gruwelijkste dat ooit gezien werd.
Op halfoogst van 1917 was het vliegveld van de Markebeke vol met grazende paarden. Rond het begin van de vespers (2 u 30) wierpen een 5-tal vliegers kettingbommen op dat veld en ook op Kortrijk statie. Het was een plezier om zien hoe de paarden langs alle kanten hun heil zochten in de vlucht. Het was dan ook dat een zekere “Foten van de Cis”, die woonde in het eerste huis van het Hemelrijk, komende van de Rekkemsestraat, door dit bombardement uit zijn middagslaap werd wakker gemaakt. Al grommend kwam hij buiten en naar de lucht ziende, gromde hij “maak er kort spel mee, en werpt een op mijn huis” en zie , een slag en zijn huis lag plat. ”Verdomme smeerlappen” gromde hij “ z’ hebben het zeker gehoord”. En drie weken later had “Foten” zijn huis weer opgebouwd.
Enige tijd later opnieuw een luchtaanval (2 à 3 bommen) op het vliegveld aan Vandewoestijnes. Slachtoffers : Leon Dufrasne (+ 3 oktober 1918) en erg gekwetst zijn dochter Julia, die nadien overleed (+12 oktober 1918) in het lazaret te Deinze [ Leon Dufrasne was de vader van Valentine Dufrasne, die getrouwd was met onderwijzer Sylvain Haghebaert , nvdr].
Naarmate de oorlog vorderde, kwam de bezetter steeds driester, en moest mannen hebben om te werk te stellen op het front en in het buitenland ( streek van Verdun).
Tientallen jonge mannen werden hier bij de dagelijkse monstering der mannen aangehouden en als Zivilarbeiter weggestuurd. Enkelen kwamen niet meer terug en velen kwamen ziek terug.
Een 14 tal dagen voor de bevrijding werden honderden jonge lieden en gehuwde mannen weggeleid, langs Kortrijk, Zwevegem, Avelgem zelfs tot in Nederbrakel. Velen ontsnapten echter onderweg en kwamen ofwel vóór of dadelijk na de bevrijding terug.
We zegden reeds dat de voeding veel te wensen overliet. Er werd dan ook gretig gewerkt aan het vervaardigen van bietensiroop. En dat was geen klein bier. Voor mijn deel heb ik er minstens 1000kg gewassen geraspt en na het raspen uitgeperst. Mijn vingers en kneukels droegen daar lange tijd de sporen van.
En dan de boter! Wat daar al in was. Aardappelbloem, melk en wat weet ik al. Gelukkig de mensen die een geit of schaap konden houden, van de melk van deze dieren was het mogelijk zelf boter te kernen. En dan had men nog karnemelk, voor het bereiden van de smakelijk Vlaamse karnepap met perelgist bij gemis aan rijst.
Wanneer maïsmeel verdeeld werd, bakte moeder maïskoeken in plaats van brood. Ook goed voor één of tweemaal.
En ’t vlees! Wat men kreeg van de bevoorrading was van dat spek, met een gele kleur, met ik weet niet welke smaak. En het was verboden zelf een zwijntje te kweken, op gevaar af, als het uitkwam, geen vet, noch vlees meer te ontvangen van het komiteit. Er was dus kwestie, als ge zulk een beestje in den duik hield, te maken dat het geen gerucht maakte en als het op slachten aankwam, een slachter te vinden die betrouwbaar was.
Ik herinner mij dat wij thuis, een 4-tal van die spekreservoirs hebben gekweekt, waarvan er 2 geslacht werden in de keuken.
Tijdens de oorlog kwam er volledige overeenkomst onder alle gemeentenaren. Groepjes geburen kwamen om de beurt in een of ander huis samen en verdreven hun tijd met kaarten of praten en allerhande anekdoten ophalend. Ander verzet was er niet.
Toch werd eens, door enkele jonge liefhebbers, een toneelavond ingericht, waar een 10-tal alléén- en tweespraken werden voorgedragen enkele liederen gezongen en zelfs een klucht werd opgevoerd. Dat ging door op een plaats, boven de koeiestal bij Remi Bekaert. Veel belangstelling was er. Ruim 100 aanwezigen en van de meest vooraanstaanden der gemeente. De toegang was langs een ladder, en voor het geval er alarm zou zijn, voor vliegergevaar, werd een nooduitgang voorzien, ook met een ladder. En of het nodig bleek. Na een half uur spel! Alarm! Alleman naar beneden en in de onderstand. Gelukkig geen bommen. Daarna wederom de ladder op en voortgedaan. Slechts éénmaal had dit plaats. De gevaren waren te groot.
Als gekende piloten hadden we hier:
-Freiherr von Richthofen, die eens na een vlucht terugkeerde, met het hoofd doorschoten, en toch ’s anderendaags opnieuw de lucht inging.
-Hermann Goring zowel gekend tijdens de laatste oorlog.
Veel wandelen, dat deden de mensen en het liefst naar de Markesteert, dat was een redelijk lange wandeling en heel gevaarloos. Ver van alle doelen.
Het einde van de bezetting was het zwaarste deel! Van den dinsdagnacht tot de vrijdagnacht werd Marke beschoten door de Engelsen, die juist over de Leie nestelden. De Rekkemsestraat en de Markestraat waren het ergst aan toe. Geen enkel huis had nog een dak!!! Gelukkig geen slachtoffers.
Eindelijk de vrijdagochtend rond 2 uur deden de eerste Engelsen hun intrede. Wij waren bevrijd. ’s Anderendaags kwam de eerste Belgische soldaat thuis. Het was Georges Vanderroost.
De schoolgebouwen werden ook gedeeltelijk opgeëist. En zo vonden we de knechten gedeeltelijk in de schuur naast het huis van Marcel Delcour in de Rekkemsestraat. De meisjes gedeeltelijk in de timmerwinkel van Charles Louis Lannoo enz…..In de nieuwe zaal van café “het Boldershof” in de Preshoekstraat.
In het komiteit , bij de verdeling van de voedingswaren , zetelden onder andere ook:
-Rachel Benoot [ de latere echtgenote van Michel Vandewiele, nvdr]
Er waren er veel die bevoordeligd werden bij die bevoorrading!
In 1914-18 was er niet te veel vlas. De schuren werden immers gebruikt voor de paarden en soldaten.
Op ieder huis stond een bord vastgehecht aan de voordeur met erop het aantal bewoners van het huis.
De branden werden meestal aangekondigd door de fluiten van de fabrieken.Het alarm werd (bomalarm in de oorlog) gegeven door de klokken.”
Foto’s:
1/ Maurice Holvoet als voorzitter van het Davidsfonds afdeling Marke (Foto RogerFaillie).
2/Een Duitse ‘Landsturmer’ bewaakt de Leiebrug . Zonder ‘Schein’ geraakte men niet meer over de Leie. De brug, die nog geen 9 jaar oud was, werd op 15oktober 1918 door de terugtrekkende Duitsers vernield.
3/ Markekerkstraat begin jaren 2000. Het huis uiterst rechts werd totaal
verbouwd in 1957. Emiel Boussier woonde er tot zijn overlijden in 1947. In 1947 kwamen Maurice Deryckere en zijn vrouw Esther Declercq er een kleerwinkel openen. Het Nationaal Hulp- en Voedingscomité zetelde ernaast in het huis , dat later de‘Cadolux’ werd.
4/ Enkele leden van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité in 1917 in de Markekerkstraat. V.l.n.r.: Jules Kerkhove – Richard Deleersnijder – Maurice Desmet – Anna Boussier – Marie Vandorpe – André Boussier en Jozef Ostyn.
Anna en André Boussier , twee kinderen van gemeentesecretaris Emiel.
5/ Foto genomen achter het café ‘In de Nieuwe Kloef’ in de Marktstraat.
V.l.n.r.: Leon Waelkens(+ Detroit 1957) – Georgine Deceuninck – Julia
Waelkens – Ernest Vandaele en Remi Deveugele.
6/ In de jaren ’20 van vorige eeuw. Rechts café ‘In de Vlasboot’. Ernaast links huis Jules Vandesonneville, dat dienst deed als ‘gevang’(‘cinema’) tijdens WO1. Later kwam daar de beenhouwerij van Arthur Verspaille , de apotheek ‘Vandewalle’ en de schoenhandel van Roger Naert.
7/ 19 augustus 1917: bezoek van generaal Erich Ludendorff aan de Jasta 11 op de Markebeke. Op de achtergrond de kerk van Bissegem en de hoeve Bekaert. Ludendorff voert een gesprek met Manfred von Richthofen, de ‘Rode Baron’.