Marke
Inhoud blog
  • HOEVE 'PRIESTERAGE' (HOEVE VLIEGHE).
  • DE HOEVE 'LEIEMEERS' (Verbetering).
  • DE HOEVE 'DE WITTEN JAN'.
  • DE HOEVE 'KLARENHOEK' ( HOEVE TERRYN).
  • HOEVE 'TEN BEUGHELE' (HOEVE VAN HAUWAERT).
  • AANVULLING AAN ARTIKEL 'Het oud Kerkhof rond de Kerk en de Commotie errond'
  • DE HOEVE 'LEIEMEERS' (Hoeve David).
  • HET CRAEYPOELHOF (HOEVE GERARD HOLVOET).
  • HET GOED TER ELST (HOEVE CALLENS).
  • HET GOED TE TOLLENAERS. (HOF TER 3 GEMEENTEN)
  • ARTHUR VANNESTE,DE EERSTE DOKTER IN MARKE.
  • HET GOED BRUWINGHE OF HOEVE DUHEM.
  • BEZOEK VAN PRINS ALBERT AAN DE WEVERIJ 'ERN.DE WITTE-VISAGE' IN MARKE IN FEBRUARI 1966.
  • BEZOEK VAN PRINSES PAOLA IN 1981.
  • DE VRIJWILLIGE BRANDWEER MARKE ,EEN OORLOGSPRODUCT.
  • OPENSTELLING VAN HET ONTMOETINGSCENTRUM EN DE BIBLIOTHEEK OP 22 FEBRUARI 1974
  • DE ROLBAREEL OF 'DE BARRIERE'.
  • DE OPENING VAN DE VERBLIJFSHOEVE IN 1981.
  • OPENING VAN DE VAN CLE KINDERBOERDERIJ IN 1976.
  • Wijziging in het artikel 'Van De Keizer tot Au Pré Vert.'
  • OPENING VAN HET MARKEBEKEWANDELPAD IN 1979.
  • VAN HOEVE RODENBURG NAAR HOEVE NIEUWENBURG.
  • OPENSTELLING RINGLAAN (R8) MARKE -BISSEGEM in 1978.
  • DE 'KEIZERSBERG' EN DE 'KOEKELBERG'.
  • HET WERELDRECORD DRUMMEN.
  • K.F.C MARKE CURRICULUM VITAE.
  • VOORLOPERS VAN HET KONINKLIJK SINT-BRIXIUSKOOR VZW.
  • LIJNWAADWEVERIJ SA. DERYCKERE FRERES & VANDERMEERSCH
  • DE VINKENMAATSCHAPPIJ 'DE LEIEZANGERS'.
  • KERMIS MARKEBEKE.
  • HET OUD KERKHOF ROND DE KERK EN DE COMMOTIE ER ROND.
  • CAFE 'DE KARDINAAL' IN DE KARDINAALSTRAAT.
  • WAT HEIBEL BIJ DE AANLEG VAN DE NIEUWE STEENWEG (KASSEIWEG)-REKKEM-LAUWE--MARKE -KORTRIJK IN 1859.
  • BOEK 'MARKE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG'
  • HET BEZOEK VAN KONINGIN FABIOLA AAN DE KINDERBOERDERIJ OP 10 MAART 1980
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE HANDBOOGGILDE SINT-SEBASTIAAN VANAF DE TWEEDE WERELDOORLOG TOT 1979.
  • DE OUDE PASTORIE AAN DE 'WATERPOEL' EN DE NIEUWE IN DE MARKTSTRAAT.
  • CAFE 'IN DE GOUDE LEERZE' IN DE KLOOSTERSTRAAT.
  • VAN ' DE KEIZER' TOT 'AU PRE VERT' Torkonjestraat.
  • CAFE 'AU LION D'OR' OP DE POTTELBERG.
  • DE STRAATNAMEN VAN MARKE ANNO 1910.
  • DE EERSTE LEIEBRUG TUSSEN MARKE EN BISSEGEM
  • CAFE 'CHÂLET DU POTTELBERG' POTTELBERG MARKE
  • 'DE LUSTIGE ROOKERS' MARKE 1912.
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA VANAF 20e EEUW TOT 1979.
  • DE MECANICIEN VAN OBLT.KURT WOLFF VAN JASTA 11.
  • DE VLASBAZENBOND IN MARKE.
  • HOOG BEZOEK BIJ LEUTNANT WERNER VOSS LEIDER VAN JASTA 10.
  • DE MECANICIEN VAN MANFRED VON RICHTHOFEN.
  • DE VIADUCT AAN DE 'IJZERENPOORT'.
  • CAFE "IN DE STERRE".
  • Café "DEN BEER" in de Kloosterstraat.
  • EEN AANVARING MET MANFRED FREIHERR VON RICHTHOFEN 100 JAAR GELEDEN
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 3 laatste deel)
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 2)
  • HET ONDERWIJS IN MARKE MET DE BROEDERS VAN DALE VAN 1894 TOT 1965 (DEEL 1)
  • 100 JAAR VLIEGVELD MARKEBEKE
  • DE BUNKER OP DE MARKEBEKE in MARKE.
  • DE BRIEF DIE SCHOOLMEESTER EMIEL DEBEURME DE NEK BRAK.
  • MARKE IN DE EERSTE WERELDOORLOG. Uit het schrift van Maurice Holvoet.
  • DE HANDBOOGGILDE SINT-SEBASTIAAN VAN 1836 TOT DE TWEEDE WERELDOORLOG.
  • DE TWEE STEENBAKKERIJEN IN OPEN LUCHT VAN HECTOR ISERBYT.
  • DE JASTA 10 IN MARKE.
  • EHRENFRIEDHOF NR.179 - Een Duitse militaire begraafplaats in Marke
  • HET RECHT TREKKEN VAN DE BUURTWEG Nr.5 OF DE VAGEVUURSTRAAT.
  • DE GEDENKPENNINGEN VAN F.C. MARKE
  • DE PANNENFABRIEK of 'S.A. DES TUILERIES DE MARCKE-LEZ-COURTRAI. Het eerste decennium.
  • 'FLUGPLATZ MARKEBEKE'
  • DWANGARBEID als ZIVIL ARBEITER (Z.A.B.)
  • Een Spoorweg door Marke. Wanneer de trein bleef 'stille' staan.VERVOLG.
  • Een Spoorweg door Marke. Wanneer de trein bleef 'stille' staan.
  • DE BOERENKRIJG IN MARKE (BIJVOEGSEL)
  • DE BOERENKRIJG IN MARKE.
  • HET EEUWFEEST VAN DE BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID.
  • BOOGSCHIETEN OP LIGGENDE WIP: DE LEERZESCHUTTERS.
  • JAMES H. BIRTWELL - EEN KACHEL WERD HEM FATAAL.
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA TOT HET EINDE VAN DE 19e EEUW (2)
  • DE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERSGILDE SINT-BARBARA TOT HET EINDE VAN DE 19e EEUW.
  • HET ONTBREKEND OORLOGSVERSLAG.
  • een Granaatinslag op 16 maart 1944 in het Klooster van Don Bosco (Kortrijk)
  • DUIVEN ,GEËERDE KOERIERS IN OORLOGSTIJD
  • Een Vrouw dood gevonden in Marke in 1908
  • Een schrikkelijke Moord in 1905
  • Het Oorlogsdagboek van Jean Verhoye (8 jan.1917 tot 30 juni 1917)
  • Een Onopgehelderde Moord in 1908
  • De Wielrijdersgilde (Veloclub) St. Catherine
  • DE TONEELGROEP "GEEN RIJKER KROON DAN EIGEN SCHOON"
  • De Toneelgroep "ONTWAKENDE JEUGD",
  • HET TONEELGEZELSCHAP "PALLIETER"
  • DE MOEIZAME OPRICHTING VAN HET OORLOGSMONUMENT OP MARKEPLAATS
  • De Toneelkring "Door Taal en Deugd naar Hooger Leven" had een dubbele Taak
  • HET ONDERWIJS IN MARKE TOT EINDE 19e EEUW
  • De Lijst van Cafés in 1941
  • HOE BELEEFDE MARKE 1940-45
  • PLAN met DE KOEKEBERG en TRACE van de SPOORWEG
  • De Kortrijkse Burgerwacht houdt schietoefeningen aan de Koekeberg in Marke
  • De Popp-kaart en de Legger van Marke
  • Het Pionierswerk van Pater Emiel Callewaert
  • Van Café tot Café in Marke
  • Van "Maetschappij van Rhetorica" tot "Alles met den Tijd"
  • Onze Markse Lieve-Vrouwkapelletjes
  • De Markse Cafés in 1914
  • Honderdjarige Regina-Sophie Bels ingehuldigd op 8 sept.1907
  • De Moord op Edouard Algoed in 1863
  • De Moord op Laurent Theys in 1918
  • De Zaak van Marcke 1894 annex
  • De Zaak van Marcke 1894
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 1
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 2
  • De Turngilde "Voor Outer en Heerd" Deel 1
  • DOOR DEN KOP GESCHOTEN
  • Flugplatz Markebeke
  • Verordening caféhouders 1917
  • Een stoomtram doorsnijdt Marke
  • Oorlogsgedenktekens in Marke
  • Marke onder Duits regime.
  • Een misvatting over Manfred von Richthofen
  • Het eerste Jagdgeschwader in wording
  • DE NIEUWE DRIEDEKKER FOKKER DR.I IN MARKE

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    24-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE PANNENFABRIEK of 'S.A. DES TUILERIES DE MARCKE-LEZ-COURTRAI. Het eerste decennium.

    DE  PANNENFABRIEK  OF   ‘S.A. DES TUILERIES DE    MARCKE-LEZ-COURTRAI’. HET EERSTE DECENNIUM .EEN NIJVERHEID UIT ONZE GROND GEBOREN.

    Een belangrijke industriële vestiging is verdwenen.  De fabricage van pannen in onze gemeente is verleden tijd. Enig overblijfsel van de bedrijfsgebouwen is niet meer te vinden .De plaatsen echter  waar klei uitgedolven werd, tussen Rekkemsestraat en Leie ,zijn nog met wat scherpzinnigheid duidelijk waar te nemen. Marke was rijk aan klei-ontginningsgebieden, ook naar het zuiden toe, waar de ‘Tuileries du Pottelberg’ actief was ( was al een ‘Société en Nom Collectif’ in 1881 en werd ‘S.A. des Tuileries Mécaniques du Pottelberg’  in 1883, gesticht door Petrus Renaux en Charles Watelet) .

    De ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’  lag tegen de Leievlakte, waar  een zone met vruchtbare kleilagen uitgespreid lag. Het laatste stukje nostalgie,  de oudste ovenzaal, gelegen tegen de spoorweg, verdween in de week van 19 tot 25 oktober 2009.

    De kleigronden van het Kortrijkse danken hun oorsprong aan het tertiaire tijdperk en maken deel uit van de boven-Ypresiaanse kleibank van Vlaanderen, wij zeggen de belangrijkste van België. Deze kleilaag  gekenmerkt door haar zuiverheid en regelmaat heeft  een gemiddelde bruikbare dikte van vijf meter.

    De mens kende al vele eeuwen de plasticiteit van leem en klei. Uit het gemeenterapport van 1830 :” …woningen gebouwd in steen en ‘plak van aarde’ en gedekt met pannen, doch de meeste met stro”. Rond 1823 deden enkele Markse landbouwers, voor het bouwen van een schuur of ander bijgebouw, een aanvraag tot het oprichten van een veldoven in open lucht voor één seizoen. De aarde werd ter plaatse uitgedolven . Naar het einde van de 19e eeuw toe werden verscheidene  aanvragen vastgesteld, zoals  die  van de We. François-Xavier Samain (hoeve Marc Holvoet) in 1894. De weverij De Witte-Visage vroeg in 1897 een vergunning   aan voor één seizoen ,op de noordzijde van de Marktstraat.

    Sinds 1873 was de steenbakkerij van Augustin Claerhout in de zuidelijke driehoek Keizer- en Beginnestraat (Sectie B 254) actief .Constant Iserbyt (1) deed in 1897 een aanvraag voor een openluchtsteenbakkerij voor onbepaalde tijd op  percelen gelegen langs de Leie, rechtover de geplande pannenfabriek, maar baatte die al uit vóór de goedkeuring . Zijn zoon Hector, medestichter van de pannenfabriek baatte vanaf 1898 op de percelen  117b en 118b van Sectie A een openluchtsteenbakkerij uit (zie foto), die nog voor de eerste wereldoorlog verdween. Het ging hier echter om dezelfde aanvraag als die van zijn vader. In 1908 deed de pannenfabriek , die toen op zoek was naar een nieuw kleiveld, haar beklag :” Als Iserbyt zo voort doet voor stenen te bakken, zal er niet veel meer te vinden zijn en  dan zullen we elders moeten kijken voor een kleiveld…”

    Uit archieven van het OCMW weten wij ook dat er kleiontginningen plaats grepen in die omgeving en op de Leieboorden vlakbij. Het stuk land ‘’t Careelstick’ behoorde toe aan de hoeve ‘Te Cockue’ , gelegen tussen de oude en de nieuwe spoorwegberm ,en betekende : het stuk land waar ‘careelbakkers’ bakstenen maakten (F. Decock).

     

    Arthur Maertens:" Vóór 14-18 bestond er een steenoven tussen de pannenfabriek en de Leie. Mijn broer Gustaaf werkte er. Zijn chef was Petrus Goegebeur. Hij had er eens een ongeval: met zijn 'kortewagen' (bakwagen) gleed hij weg van een plank en zijn been was gebroken. Men bakte er stenen om huizen te bouwen. Er stonden ook barakken, want de meeste werklieden moesten er werken van 's morgens tot 's avonds laat en sliepen er. Ze gingen één maal per week naar huis. Het was Iserbyt van Harelbeke , die later beheerder werd in de pannenfabriek, die er baas was."

    Hector Iserbyt, zou in 1923 een steenbakkerij in open lucht voor meerdere seizoenen oprichten langs de Rekkemsestraat, achter café “De Zon”, waar nu gebouwen van de firma Vandewiele gevestigd zijn ( rechtover de woning van dokter C. Vanlede). De pannenfabriek had dat perceel , de’Pottier’ genaamd, (verwijzend naar het Frans ‘potier , pottenbakker) , in juni 1909  aan de erfgenamen van Baron Paul Bethune gekocht .Na de nivellering in 1933-34 werd het terrein gereed gemaakt voor F.C. Marke, de plaatselijke voetbalclub, waarvan de spelers toen ook de ‘pannenbakkers’ werden genaamd.

     

    Op het einde van de 19e eeuw groeide de kleibewerking weliswaar uit tot een industrie.

    Rond 1897 moest Theophiel Vanhoutteghem, getrouwd met Tersille Verspaille zijn hoeve verlaten, om plaats te maken voor de geplande pannenfabriek S.A. Tuileries de Marcke-lez-Courtrai.

    Sinds 1895 bekommerde Pierre Rasson– Nys ,groothandelaar in stoffen in Moeskroen ,en  toekomstig medestichter van de pannenfabriek, zich met de uitbating van het ‘kleibekken’, dat in onze gemeente ongebruikt lag. Jaren lang gaf hij , vooraleer men tot ontginning overging,  geldmiddelen ten beste om grondsonderingen uit te voeren met het zicht op de bouw van een pannenbakkerij. Uit die boringen resulteerden de uitgestrektheid, de dikte en diepte van de verschillende grondlagen, alsook de kenmerken en de kwaliteiten van de kleisoorten.

    Architect Jules Carette (2) uit Kortrijk , die de bouwwerken zou leiden, stuurde op 28 maart 1899 naar de burgemeester van Marke een aanvraag om een ‘mechanische’ pannenbakkerij op te richten in Marke op de percelen 121f , 119d, 120d en 109e van sectie A  (zie het plan) . De dag erop  volgde de aanvraag bestemd voor de gouverneur van de provincie.

    Na het onderzoek van commodo en incommodo  gaf het gemeentebestuur van Marke gunstig advies in zitting van 20 april 1899.

    De nodige vergunningen werden op 19 mei 1899 door de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen toegekend.

     

     Na maandenlange onderhandelingen werd  door de vereffening in der minne van de ‘Tuilerie de Warneton’, Emile De Bruyne (3) en de twee beheerders Louis Gesquière (4) en Paul Octave Laloy vrijgegeven . Emile De Bruyne  had ervoor al stielkennis opgedaan rond het maken van mechanische dakpannen bij de ‘Tuileries du Pottelberg’ , vanwaar hij zelfs ‘vormen’ (moules) had meegebracht . Van Ernest Dumolin was hier nog geen sprake .

    De gronden en  concessies noodzakelijk voor de pannenindustrie waren al door  Baron Paul Bethune uit Aalst, de grootste grondeigenaar, beloofd, en de plannen voor het oprichten van het station van Marke rechtover de geplande fabriek, waren al in de maak. Een betere ligging kon niet . Baron Paul Bethune en zijn familie  gaven blijk van welwillend vertrouwen in de nieuwe zaak en stichtten met Louis Gesquière en Paul Octave Laloy de ‘ S.A. des Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’. De Bethune’s wensten ,voor de totale waarde van hun inbreng aan terreinen en kleiontginningen , in aandelen vergoed te worden.

    DE STICHTINGSAKTE :

    _________________

    Op 27 februari 1899 verschenen vóór notaris Aimé Baert in Meulebeke:

    Enerzijds :

    1/ Baron Paul Valery Jules Bethune (Kortrijk 1830-Aalst 1901) advocaat (1853),senator (1870-1901), provincieraadslid Oost-Vlaanderen (1860-1870)en eerste vicevoorzitter van de Senaat(1892-1901),  woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    2/ Baron Felix Bethune (Aalst 1857-1901), advocaat en provincieraadslid Oost-Vlaanderen (1889-1900) woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    3/ Baron Leon Bethune( Aalst 1864- 1907), advocaat , schepen (1895-1907) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers (1898-1907) in Aalst.

    4/ Baron Charles Bethune (Aalst 1868-1938), eigenaar te Brussel.

    5/ Baron Louis Jean Bethune( Aalst 1872-1939), advocaat, raadslid (1907-1932),schepen (1926-1927) en volksvertegenwoordiger (1912-1919 en 1921-1932) , provincieraadslid Oost-Vlaanderen woonachtig op het kasteel van Overham(me) in Aalst.

    6/ Barones Marie-Thérèse Bethune (Aalst 1875-Ukkel 1960), eigenares, echtgenote van Pierre Paul de la Croix. Vrijwilligster bij de Geallieerde Inlichtingendienst 1914-1918 en politieke gevangene 1914-1918.

    7/ Pierre Paul de la Croix (Kortrijk 1853- Auray [Morbihan ]1940), hiervoor, eigenaar Brussel.

    8/ Baron Gaston Bethune (Aalst 1877- Newport 1966) , onderluitenant in de militaire school, woonachtig in Ixelles. Werd later luitenant-kolonel van de artillerie.

    De zes laatsten met de naam Bethune waren kinderen van Baron Paul Valery en Adelaïde Eliaert.

    Anderzijds:

    1/ Paul  Octave Laloy ( Tourcoing [Fr.] 1857- Frélinghien [Fr.] 1907) baksteenfabrikant Frélinghien (N-Fr.).

    2/ Hector Iserbyt (Harelbeke 1860-1945), baksteenfabrikant Harelbeke.

    3/ Louis Gesquière ( Waasten 1858-Roumazières[Fr.] 1943), eigenaar Waasten.

    4/ Pierre Rasson-Nys (Estaimpuis 1844-Moeskroen 1925), industrieel Moeskroen.

    5/ Emile De Bruyne (Nieuwkerke 1862-Kortrijk 1913) , directeur van de pannenfabriek, woonachtig in Waasten.

    De maatschappij had haar zetel in Marke.

    Het maatschappelijk kapitaal was vastgesteld op 500.000Fr., verdeeld over 500 aandelen van elk 1000Fr.

    Er werden 56 kapitaalsaandelen en 80 gewone aandelen toegekend als tegenwaarde voor de inbreng.

    De overige aandelen werden onderschreven als volgt:

    Paul Octave  Laloy en de groep waarvoor hij volmacht had: 200,-

    Hector Iserbyt                                                                                  75,-

    Louis Gesquière                                                                               75,-

    Pierre Rasson                                                                                   60,-

    Emile De Bruyne                                                                              34,-

                                                                                                             -------

                                                                                                              444,-

    Wat was nu de inbreng:

    ___________________

    A/ Paul Valery Jules Bethune (5) : het terrein in volle eigendom gelegen in Marke :

         Sectie A 120d en deel van 121f en 119d: voor een oppervlakte van 1ha80a

         De maatschappij moest ook de landbouwers vergoeden voor de oogstschade    en de verbruikte mest.

    B/Baronnen Paul , Felix, Leon, Charles, Louis en Gaston Bethune, Barones Mw. Marie-Thérèse Bethune en Paul de la Croix stelden als inbreng ,de vergunning , voor een periode van 30 jaar, maar hernieuwbaar voor een zelfde periode, ingeval van prorogatie van de maatschappij, om klei te trekken uit de percelen grond, meersen en bos in  Marke: sectie A 83c, 83d, 111b,62c,84c,84b, en deel van 109c, alsook uit 61, 60a,56b, 41a , in totaal voor ongeveer 6ha.

    De maatschappij was ook verplicht een vergoeding te betalen aan de

    eigenaars voor de geleden schade , door kleiontginning , aan de oogst, voor de mest , voor het kreupelhout dat zou vernietigd worden.

    Op 27 februari 1899, dag van de stichting was de beheerraad als volgt:

    Paul  Octave Laloy :                                                  voorzitter

    Baron Felix Bethune                                                beheerder

    Hector Iserbyt                                          afgevaardigd beheerder

    Pierre Rasson -Nys                                                   beheerder

    Louis Gesquière                                                        beheerder

    Emile De Bruyne                      secretaris van de beheerraad en directeur-gerant

     

    Al vanaf 1899 was de kleiwinning  begonnen en wat toen al uit de ‘kleibank’ verscheen bekrachtigde de rijkdom van het kleiveld die men zich al  bij de vroegere sonderingen  voorgesteld had.

     

    Wat opvalt is dat de  katholieke Franse familie Laloy en haar aanverwanten  een belangrijke economische en  financiële rol speelden in de baksteen- industrie. Haar grondige ervaring zou voornamelijk ten goede komen van de nieuwkomer. De naam Laloy was  al lang verbonden met de baksteenindustrie. Daarom  even een duik nemen in die  familie.

     

    De familie Laloy was omzeggens een hoofdrolspeler in onze Markse pannenfabriek :

    ________________________________________________________

    De eersten, die we ontmoetten, met de naam Laloy ten zuiden van Rijsel (Camphin,Carembault,Phalempin…..) waren molenaars. Op het einde van de 17e eeuw vestigde zich een tak in Frélinghien en in Deûlémont. In dat laatste dorp werd geïnvesteerd in een steenbakkerij.

    Op het einde van de 18e eeuw waren de Laloy’s zowel steenbakkers in Deûlémont, als in Waasten, dus langs weerszijden de Leie.

    In Waasten was Roger Laloy (1811-1887) steenbakker, getrouwd met  Sophie Volbrecht .

    De almanakken van Waasten van 1862 en 1882 maken melding van de steenbakkerijen Roger Laloy -Volbrecht .

    Zijn broer Auguste Laloy (Deûlémont 1819- Tourcoing 1865), getrouwd met Rose Cordonnier (Haubourdin 1830- Deûlémont 1914), stichtte een mechanische wolkamfabriek in Tourcoing. Hun vader Roger Louis Joseph Laloy (Deûlémont 1785-Deûlémont 1843) getrouwd met  Adelaïde Dillies (Waasten 1791- Deûlémont 1876), was steenbakker in Waasten.

    De eerstgenoemde Roger (+1887)  had geen kinderen en  Paul Octave Laloy (Tourcoing 1857-Frélinghien 1907) , zoon van Auguste was als zijn opvolger voorbestemd. Paul Octave trouwde met Marie Marguerite Charvet (Rijsel 1858 –Menen 1928).

    Marie Marguerite Charvet, was een dochter van Victor Paul (Rijsel 1818-Armentières 1897) , en Adèle Colombier (Rijsel 1824 – Armentières 1896) eigenaar van een vlasspinnerij.

     

    Paul Octave leerde klaarblijkelijk zijn vak  aan zijn oom Roger, want na diens dood in 1887, stichtte hij in Deûlémont aan de sluizen, op een domein van 19ha, aangekocht aan de familie d’Hespel, de steenbakkerij Saint-Thomas. Het ging hier niet om een Vlaamse veldsteenbakkerij in open lucht, maar om een steenbakkerij met Hoffmann-ovens (ringovens) , waar façade- en vloerstenen geproduceerd werden.

    Roger Albert  Laloy (Tourcoing 1851- Parijs 1909)  getrouwd met  Clémence Moreau (°Douai 1855) , broer van Paul Octave en tevens oudste zoon van Auguste ,was suikerfabrikant.

    Eind 19e ,begin 20e eeuw, richtte Paul Octave ook samen met Alfred Delecourt de kalksteenbakkerij van Rosendael, terzelfdertijd dat hij zijn steenbakkerij van Deûlémont verkocht aan Alphonse Delecourt , broer van Alfred . Op hetzelfde moment stichtte  hij ook met ‘Belgen’ de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ (1899).

    De kalksteenbakkerij van Rosendael stopte alle activiteit in 1937.

    Alphonse Delecourt bezat verscheidene steenbakkerijen in de regio Rijsel, onder andere die van de ‘Briques de La Madeleine’. In 1904 was hij  ook een van de  aandeelhouders  van de pannenfabriek van Marke.

    Louis Gesquière, beheerder in Marke had een dochter Marie-Louise, die trouwde met Jean Delecourt, zoon van Alphonse.

    Guy Laloy ( Boulogne-sur-Mer 1923- Moeskroen 2016),de zoon van Paul  Louis Laloy (Frélinghien 1890- Boulogne sur Mer 1981) en Geneviève Piat ( Roubaix 1894-1970), was getrouwd met Henriette Dansette ( Rijsel 1923 – Kortrijk 2005) en zou de laatste met de naam Laloy  zijn, die verbonden was aan de Markse pannenfabriek .Paul Louis en zijn jongste broer Louis (Frélinghien 1894-Villevêque 1949) waren de enige zonen uit het gezin van Paul Octave – Charvet , die een positie van betekenis  zouden betrekken in de pannenfabriek. Guy Laloy  zou zijn  mandaat van beheerder-directeur  verlengen , na de fusie in 1968, bij de N.V. Ostyn-Marke en bij Terca.   Régis en Didier , zoons van Guy Laloy maakten ook deel uit van de directie.

    De beheerraad toen:

    Jozef Ostyn: voorzitter

    Guy Laloy : beheerder-directeur

    Godfried Ostyn: beheerder

    John Tack: beheerder ingenieur.

    Guy Laloy bewoonde vanaf 1947  de directeurswoning. Hij was van 1977 tot 1993 Ereconsul van Frankrijk in Kortrijk.

    [Genealogische gegevens werden mij verstrekt door de heer B. Baudoux, een zoon van André Baudoux en Cécile Boutry, dochter van Joseph Boutry (1885-1945) en Marie-Rose Laloy (1886-1966). Marie-Rose Laloy was een   dochter van Paul Octave (1857-1907) en Marie Marguerite Charvet.

    De heer Baudoux wist ook te vertellen dat een verbitterde Guy Laloy, die toen in een rusthuis in Moeskroen (‘Orchidées’) vertoefde, niet veel wenste te zeggen over de pannenfabriek van Marke.

    Een andere dochter van Paul Octave ,Marguerite Laloy (1898-1968) was getrouwd met Edouard Boutry (1885-1945), een kozijn van Joseph. Joseph en Edouard  hadden een katoenspinnerij in Rijsel.]

    Ik neem eens de aandeelhouders anno 1909 onder de loep:

    Claude Charvet – Hector Iserbyt –Pierre Rasson –Louis Gesquière – Paul de la Croix – Albert Baert (Pittem 1850-Kortrijk 1926) – Jules Vandermeersch(Wervik) – Benoit Van Trappen (Gent 1861- 1949) – Clémence Moreau (Houplines) – Roger Laloy (Student Frélinghien) – Marie Marguerite Charvet – Paul Emile Theetten(Armentières 1852-1936) – Max Verley (Armentières),nakomeling Charvet – Marie de la Croix (Brussel) – Baron Gaston Bethune – Charles Dhaene ( Comines Fr.) – Emile De Bruyne  (Sterreberg) – René Schoot (familielid van Pierre Rasson) – Jean Delecourt (La Madeleine-lez-Lille).

     

    Op de westzijde achter het ‘aardemagazijn’ of de kleizaal (‘aardekot’ of ‘magasin de terre’ ook ‘salle de pourissage’), die 15.000m3 grondstoffen kon bevatten , bevond zich een rijkvolle concessie. Het was het eerste kleiveld .

     

    De meeste kleivelden eigendom of geëxploiteerd door de Markse pannenfabriek waren vanaf de beginjaren  gelegen in het noorden en het noordwesten van Marke en op het grondgebied van Lauwe , op de zuidelijke flank van de Dronckaertstraat, vanaf de grens van Marke  tot  de Aalbeeksesteenweg  (voornamelijk aankopen in 1908, 1909, 1910,1913). In 1915 werd zelfs door de pannenfabriek ,op eigen kosten, een viaduct gebouwd onder de Preshoekstraat (Lauwe), om doorgang te laten aan de locomotief met de  kleiladingen. Een overblijfsel is nog te zien achter de huizen in de Dronckaertstraat.

    Bij de verdeling op 20 juli 1901 van de erfenis van  Paul Bethune, werden  door de erfgenamen 24 percelen onverdeeld  gelaten. Hiervan werden vóór 1910  12 percelen verkocht aan de pannenfabriek ( akten van 10 juli 1901 – 7 december 1903 en 13 mei 1905)  . Ze omvatten alle percelen grenzend aan de zuidkant van de spoorweg, vanaf de pannenfabriek tot de Pontestraat. Men wilde met die immense kleivelden de productie verdubbelen en zelfs verdriedubbelen. Te dien einde werd in 1903 een uitgifte van 200 nieuwe kapitaalsaandelen ( à 1500 het stuk) uitgeschreven.

     

    Voor het uitgraven van gronden als huurder werd een overeenkomst getekend met de eigenaar: “…voor het aanvangen der uitgraving zal de teeltgrond op een dikte van 35cm. weggenomen worden en afzonderlijk bewaard op een niet voorziene exploitatie zone . De diepte van de uitgraving wordt niet bepaald, maar zal zodanig geschieden dat de nivellering  der uitgegraven gronden een goede afloop der wateren verzekert. Het recht tot uitgraven wordt verleend mits de betaling van… Fr.”

    Voor wat de Markse pannenfabriek  betreft waren de meeste percelen, die gehuurd werden, achteraf eigendom.

    In 1900 telde de pannenfabriek 80 tewerkgestelde personen, in 1920 een 280.

     

    Arthur Maertens (1897-1982) : “DE KOEKEBERG: deze berg begon aan het ‘aardekot’ van de Markse Pannenfabriek al langs de spoorweg tot aan het wachthuisje (‘gardehuisje’) om  naar de Co te gaan. Op sommige plaatsen was de heuvel wel 10m hoog .Het was uitgraven met een spade en het was praktisch al kleiaarde. De pannenfabriek van Marke had de grond vanaf de pannenfabriek tot aan de pannenfabriek van Lauwe ( ‘Tuileries du Lauwberg’ ) gekocht. Dat was hun werkterrein. De beste klei ging naar de pannenfabriek voor het vervaardigen van pannen, de slechte of minder goede klei werd gebruikt om stenen te bakken. Dus gans die heuvel werd geëffend. De pannenfabriek heeft dan een ‘railroute’ gelegd tot aan haar kleiputten. Alle klei werd dan met de spade op de wagons gegooid.

    Er werd klei gehaald eerst rond de pannenfabriek. De eerste bazen waren Laloy, de la Croix en Iserbyt. Er werd een ‘route’ (spoorlijn) gelegd tot de pannenfabriek van Lauwe ongeveer, dan heeft men daar begonnen met klei te trekken, zoals aan de ‘Lauwbus’ (Lauwberg) in die tijd.”

    In de 17e en 18e sprak men nog van de 'Cockuutsbergh' ten westen van de Keiweg. In de 19e eeuw na de aanleg van spoorweg in 1842, werd het tracé verlegd en dan werd een gedeelte van het oude tracé 'Koekeberg' genoemd.

     

    Tijdens de bouwwerken gaf Paul Octave Laloy gedurende 1 jaar gratis zijn persoonlijke hoofd-boekhouder Jean Baillez ter beschikking. Een kost gespaard!

    De werktuigen en de stoommachines functioneerden optimaal dank zij de ingenieuze kennis van Polydoor Benoot (6), die hiervoor op de eerste algemene beheerraad van 28 februari 1900, beloond werd met een premie van 5000Fr.

    De eerste  bouwwerken werden voltooid  in maart –april- mei 1900. De aannemers van dienst waren Emile  Vandeghen , uit Moeskroen en Maertens. De bakstenen werden uiteraard  geleverd door Alponse Delecourt & Zoon, uit Deûlémont.

    Dat de ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ met het modernste machinepark  uitgerust was blijkt uit het boek  “Monographies  industrielles  - Industries Céramiques” van uitgeverij J. Lebègue & Cie uit 1907, waarin 4 kenmerkende foto’s van de pannenfabriek, als toonbeeld gepubliceerd werden. De installatie en het materieel waren uniek en men verheugde zich over de topografische ligging . In een oogwenk bereikte men de eerste plaats in de pannenindustrie in België.

     

     

    In 1901 werd door de Belgische Spoorwegen , op vraag van de pannenfabriek, een viaduct onder de spoorweg gebouwd. De viaduct gaf uit in de ‘oude kant’(oudste droogloods tegen de spoorweg) , waaruit een smalspoor verbinding maakte met een loskaai voor schepen aan de Leie. Het perceel met het smalspoor  was vroeger bos en lag links naast de openluchtsteenbakkerij van Iserbyt. Lang waren er restanten van het ‘Leiebusselke’(Leiebos) zichtbaar. Het vervoer met 'berlientjes' (wagonnetjes) vanuit de 'oude kant' naar de Leie liep niet van een leien dakje en algauw werd  overgeschakeld naar de voerman. Het waren voornamelijk Petrus Casteleyn (verongelukt in 1911) en  Victor Blomme , die de taak op zich namen. Met paard en kar – geen gemakkelijke onderneming – voerde de lading bergafwaarts langs de Leieweg tot aan café ‘Cis’ (soms ‘Cies’ geschreven). Dan moest men, om het gevaarte af te remmen ,letterlijk stokken in de wielen steken. De pannenbestellingen voor Noord-Frankrijk gebeurden meestal per schip.

    Die gang van zaken was ook niet zonder hinderpalen, want tijdens het rootseizoen was veel bedrijvigheid aan de Leieroterij Verspaille (aan café ‘Cis’) en konden  schepen amper ankeren langs de Leieboord. Vanaf april wemelde het gedurende de hele zomer  van vlashekkens (‘rootbakken’) in de Leie . Tijdens de winter werd het vlas gezwingeld. Tot 1932 lagen hier ‘hekkens’ in de Leie. Van dan af werden nu en dan weer pannen geladen op het schip. Maar het gros van de ladingen gebeurde met de spoorweg, want sinds januari 1900 was het goederenstation in de nabijheid van de fabriek toegankelijk. Bewijs hiervan zijn de honderden  bestellingen van pannen op gele briefkaarten in mijn bezit.

    In 1900 al werd een eerste spoorverbinding gelegd naar het goederenstation (7).

    In 1901-02 besliste men bij te bouwen, want men kon de aanvragen van pannen niet meer aan. De werken vingen aan in augustus 1901 en waren in mei 1902 klaar.

    In 1902 was men al in het bezit van 16ha  bouwgrond en kleivelden.

     

    Richard Holvoet (Zwevegem 1922- Kortrijk 2001) : “Café “De Conciergerie” werd gezet in 1900, terzelfdertijd als de Markse pannenfabriek. De eerste bewoners waren Camille Beeusaert- Elisa Ozé. Het was ook café vanaf 1900. Ze waren tevens de eerste uitbaters. Men noemde Camille Beeusaert de ‘Mol’, doordat hij vroeger op logement was bij Elodie Mols op de Pottelberg in café ‘In de Schorsemolen’ (gelegen op de hoek van de Engelse Wandeling en de Pottelberg). Elodie Mols verhuurde er kamers. Marie Beeusaert, de dochter van Camille noemde men ook ‘Marie van Moljes’.

    Toen Camille in de “Conciergerie” woonde was hij meestergast op de koer (‘koerbaas’) in de Markse pannenfabriek. Camille was conciërge van 1900 tot in 1908; dan werd hij meestergast in de pannenfabriek Sterreberg in Aalbeke en werd er ook conciërge tot in 1915. Camille was meegegaan met directeur De Bruyne Emile, toen die de pannenfabriek van de Sterreberg stichtte samen met Ernest Dumolin. Het gezin Beeusaert-Ozé  kwam van 1915 tot 1919 café ‘Burgerswelzijn’ uitbaten in de Rekkemsestraat in Marke. Het was door toedoen van dochter Marie dat het uithangbord ‘’t Zwijntje’ veranderde in ‘Burgerswelzijn’.”

     

    Georges Declercq (Bissegem 1905- Heule 1986) was getrouwd met een zuster van mijn vader en werkte als 14-jarige in de pannenfabriek: “ …er waren een zeker aantal van Bissegem werkzaam in de pannenfabriek van Marke. Ze kwamen in 1919 te voet langs de trakelweg en werden overgezet aan café ‘Cis met een houten overzetvlot, bediend door ‘Romanie van de Cis’ (Romanie Naert) ( tijdens de oorlog 14-18 lag er een brug, gelegd door de Duitsers, die ze lieten springen in 1918). Café ‘Cis’ was toen uitgebaat door Remi Decock en Romanie .Een abonnement voor 1 week kostte toen 1Fr., zaterdag inbegrepen. Langs de kant van Bissegem was een bel, men trok aan de bel en Romanie wist dat er reizigers waren.”

    De directeur van de pannenfabriek was toen Jozef Neirynck, maar de opperbaas was Yserbyt van Harelbeke.”. Joseph Neirynck (Lendelede 1882 – Marke 1943) werd aangenomen op 29 januari 1910 , betrok het huis naast Arthur Maenhout in de Michel Van de Wielestraat en daarna de directeurswoning voor Guy Laloy.

     

    Jules Decock uit de Keiweg (Marke 1910-1997): “Ik ben geboren in café “Den Ondank” in de Aardweg . Mijn vader was Remi en mijn moeder Romanie Naert, ‘Romanie van de Cis’ genaamd. In 1911 gingen ze café ‘De Cis’ uitbaten tot in 1926. In 14-18 lag daar een houten brug, gebouwd door de Duitsers, die ze in 1918 lieten springen. Mijn moeder deed er de overzet na de oorlog ,eerst met een houten overzetvlot, daarna kreeg zij een ijzeren schip van een schipper, om over te zetten. De overzet deed ze elk om beurt met Leonie Kesteloot ( de dochter van Petrus Kesteloot, de eerste eigenaar- uitbater van café ‘Cis’). Ze zetten vooral arbeiders over die naar Frankrijk en ook naar de pannenfabriek moesten gaan werken. Ze zou de overzet doen vanaf 1918 tot 1926.”

     

    In 1980 had ik een interview met Arthur Maertens, die vanaf 1910 tot 1928 in de pannenfabriek werkte, vooral interessant  voor de gebruikte termen in die tijd . Het aantal arbeiders en de zware handenarbeid van sommigen waren kenmerkend :

    “De wagonnetjes (berlientjes) kwamen toe met de klei, met het smalspoor (Decauville) tot aan de ‘rampe’ (hellend vlak). Op de ‘rampe’ aangekomen liet men de wagonnetjes kantelen en de klei viel in het aardekot (‘salle de pourrissage’ voor het rottingsproces). De klei bleef daar enkele weken liggen om te kunnen teren, en omdat het water zou zakken, kapte men de hoop open en men gooide er zavel (zand) en poer op [de poer  die men  in het aardekot op de klei gooide werd bekomen als volgt: van de slechte klei maakte men stenen. De stenen werden dan geplet en tot poeder gemalen door de ‘pletmolen’. Het was een molen die ronddraaide met ijzeren bollen eraan, die de stenen pletten. Men gebruikte ook slecht gebakken pannen, die men ook plette. Daar gaf men hier zelfs de voorkeur aan]. Daarna werd het door een man of drie opgeschept op bakwagens en werd het weggevoerd naar de ‘toile’ (de transportriem) voor bestemming de ‘beer’ ( de mengmachine of ‘malaxeur’). In de ‘beer’ werd de klei in schellen gesneden door twee schijven bijna tegen mekaar gedrukt. Na de ‘beer’ werd de klei weer naar de ‘toile’ gebracht. Van daar ging de klei naar de ‘balançoirs’, waar de klei uitkwam in bollen. Van daar viel het weer op de ‘toile’. Daarna ging het naar de ‘cylinder’(strengpers). In de kop van de ‘cylinder’ zat een speciaal tuig dat de klei deed uitkomen in ‘galetten’( dit is in de vorm van een pan). Achter de ‘cylinder’ stond een man met een kar. Hij legde de ‘galetten’ in pakken van 24 , die naar de ‘presse’(stempelpers) gingen. Er stonden zo een twaalftal ‘pressen’ (persen). De pannen kwamen vers van de ‘presse’ (pers) toe aan de ‘toile’. De ‘toileloper’ schoot de pannen naar de ‘middenloper’, deze schoot ze naar de ‘aangever’ en deze op zijn beurt naar de ‘steker’, die ze in de rekken stak. De ‘galetten’ werden eerst ingewreven met olie door de ‘smouters’ en dan werden ze in de ‘moule’ (vorm) gestoken. De ‘smouters’ hadden een pot olie waarmee zij de kanten van de pannen inwreven.  En pas achterna werden ze geprest in de vorm van een pan. Er zat een man op een stoel en die legde de pannen die uit de ‘presse’ kwamen één voor één op een plank. De ‘scheerder’ scheerde de pannen en legde ze terug op de plank voor de ‘drogerij’. Het scheren bestond uit de kanten af te scheren en gladdig te maken. In de drogerij (natuurdrogerij) zorgde de droger ervoor dat de venstertjes open stonden , zodanig dat de pannen konden drogen. Na het drogen werden ze na ongeveer 1 maand uit de drogerij gehaald en werden ze naar de ‘kruine’ gebracht.

    In de ‘kruine’ , die juist boven de ovens was werden de pannen die reeds tamelijk hard waren, gehangen aan latten voorzien van  een nagel, om het drogen nog te vervolledigen (een echte droogoven) en na twee à vier dagen werden ze dan op de ‘toile’ gelegd en vandaar werden ze door de ‘bakkers’ in de oven, ringoven type Hofmann, geschoten om te bakken. Op de ‘kruine’ boven de ovens is het zeer warm en daar kwamen de pannen aan hun verharding toe. Nadat ze uit de ovens werden gehaald liet men ze een beetje afkoelen en daarna werden ze ‘getrilleerd’ en in de rekken gelegd ( de slechte werden er uit gehaald. De pannen die nog niet goed gebakken waren werden terug in de ovens gelegd).

    Aan de ‘presse’ stonden: 4 pannenmakers – 3 ‘scheerders’- 2 ‘smouters’ – 1 ‘moulekuiser’- 1 ‘plankenraper’ (planken op de onderste ‘toile’) en 1 ‘kuiser’. Er stonden zo 24 pannen op een hoop, boven mekaar. Voor al die opgegeven werken is in 1980 maar één man meer nodig.

    De pannenfabriek van Marke had een ‘pannenmolen’( stempelpers met horizontaal draaiende tafel) van 13 ‘moules’(mallen) en die van de Pottelberg had er 21. Er werkten toen vele mannen van de Marionetten, van Bissegem, van Kortrijk en natuurlijk van Marke.

    Daarna belandden de pannen op de ‘koer’ en werden geladen op camions of wagons. Er werden ook pannen geladen aan de Leie op schepen. ”

     

     

    De eerste oven startte alle activiteit op 1 juni 1900 . De eerste pannen werden op 20 juni 1900 uit de oven gehaald :  specialiteit ,de 'Franse pan' (sluitpan 'Système Le Forest’) 21 op de m² , vorsten, haakpan, platte pan ...De dakpannen van Marke leken op eerste zicht aan die van de Pottelberg, doch waren een beetje groter. Er waren 21 dakpannen van Marke nodig om 1 vierkante meter te dekken, terwijl er met de Pottelberg-pan 22 nodig waren.

    De oven was nog niet  heel heet als de firma Dubois d’Enghien Frères de pannenfabriek vervolgde voor de namaak van de oven. De firma beweerde hiervan het brevet te bezitten en eiste een som van 300.000Fr. Baron Felix Bethune, Paul Octave Laloy en Emile De Bruyne belastten zich met de voorbereiding van de verdediging. Victor  Begerem , advocaat bij het hof van beroep van Gent ( van 1875 tot 1934) nam het op voor de pannenfabriek. Er werd slechts in 1908 over het pleit beslecht, het brevet van de schuldeiser werd nietig verklaard en er moest integendeel  2000Fr. schadeloosstelling  aan onze pannenfabriek worden betaald.

    De kolen voor de ovens werden voornamelijk per spoor besteld bij de ‘Compagnie des mines de Bruay’  (Fr.) en in mindere mate bij de ‘Charbonnage d’ Hornu-Wasmes’. De kolen voor de machines kwamen van de ‘Compagnie de Dourges’ (Fr.).

    Door de verhoging van de productie moest uitgekeken worden naar een derde nieuwe ‘breekmolen’ om holle stenen , gemaakt uit minderwaardige klei , te pletten. Polydore Benoot was de leverancier voor 2700Fr.

    Vanaf  1905 werd ook zavel getrokken op de Markebeke, dat heeft sporen nagelaten. Maar 1908 was dan ook het laatste jaar, want de ‘carrière’ was uitgeput.

    Na  het overlijden van stichter Paul Octave Laloy op 27 februari 1907, werd zijn schoonbroer Claude Charvet (Armentières 1854-1942) voorzitter. Claude en zijn broer Maurice richtten in 1897 een vlas- en wolspinnerij op ,ook ‘Cotonnière d’Armentières’ genaamd.

     In juli 1907 verlieten grondwerkers ‘Marke’ om voor een hoger salaris te gaan werken op ‘Pottelberg’. Marke zag  zich verplicht de lonen te verhogen (Constant Nevejan aan Claude Charvet  ,9 juli 1907) …en  niet wachten tot ze het vroegen! Constant Nevejan (Torhout 1870-Marke 1908) werd aangenomen als bediende-boekhouder in maart 1900. Hij kwam van het Sas van Gent en ging wonen in de Markekerkstraat 21, rechtover de broederschool.

     

    Ernest Dumolin (1882-1974) (8)  werd op 6 november 1900, door Emile De Bruyne aanvaard als bediende  (‘ commis aux écritures’) in de pannenfabriek van Marke en moest vooral de vertegenwoordigers opvolgen en de verzendingen in de gaten houden. Vanaf 1906 werd hij op eigen aanvraag vertegenwoordiger. Emile De Bruyne werd na veel heisa ontslagen en afgezet op 18 april 1907, nadat hij  de pannenfabriek had gedagvaard. Het proces werd steeds op de lange baan geschoven en duurde tot  in oktober 1912. Dumolin  nam in juni 1907 zelf ontslag en dagvaardde ook in 1908  de pannenfabriek, die sterk vermoedde dat het om een complot ging ….voor beiden een kwestie van commissielonen. Er zou een  diep en gedetailleerd onderzoek volgen ( meer hierover in een ander artikel).

     

    In een brief van 3 augustus 1907 van C. Nevejan aan Cl. Charvet werd melding gemaakt :” Une tuilerie dont les promoteurs sont De Bruyne et Dumolin va s’ériger  à Aalbeke, à proximité de la gare.”

    Kwaadwillig  gedoe vanwege de concurrentie, die niets anders deed dan de Markse producten  afbreken: “..agissements malveillants de la concurrence, qui ne fait que dénigrer nos produits. Je commence à me douter si Dumolin ne joue pas un rôle dans toute cette affaire.”( C. Nevejan aan Paul de la Croix , 28 augustus 1907).

     

    In juni 1907 bleek uit een brief van C. Nevejan gericht aan CL. Charvet dat men, gezien de verhoogde productie, moeilijk de provisie poeder (‘poer’) van slecht gebakken pannen kon aanvullen. Men was verplicht nu droog zand te gebruiken, niettegenstaande poeder  van afval van pannen beter ware geweest.

     

    C. Nevejan had vernomen dat een dochter van De Bruyne gesolliciteerd had als telefoniste in Kortrijk. Als dat zo was zou ze alle gesprekken met de klanten kunnen aanhoren en overbrengen aan haar vader. Alles moest in het werk gesteld worden om dat tegen te gaan ( C. Nevejan aan Paul de la Croix , 17 augustus 1907) .

     

    Emile De Bruyne stichtte op 26 september 1907, samen met Ernest Dumolin, de ‘S.A. Tuileries du Sterreberg’, het resultaat van een listig maneuver.

     

    Op 1 september 1907 werd Constant Nevejan , oorspronkelijk boekhouder,  zoon van een arts en familie aan Albert Baert , tot directeur-gerant benoemd in vervanging van De Bruyne.

    Hij zou  amper één jaar aanblijven,  want hij overleed in Marke op 1 november 1908. Zijn opvolger Toby Dandois (Farciennes 1867 –Marke 1933) kwam uit Brussel en zou hem opvolgen en de directeurswoning betrekken.

     

    In een brief van 16 april 1908 drong C.  Nevejan opnieuw aan, vooral om  concurrentiële redens,  om een verhoging van de lonen, vooral voor het personeel ,dat recht had van klagen, want men vreesde voor staking : “Eén centiem meer voor de grondwerkers (0,25Fr.per uur), bakkers 3Fr. per dag, de andere werklieden van de ‘warmtekamer’ in proportie van hun gedrag en rapheid. Kan niet voor ieder gelijk, volgens verdienste. De werklieden van het aardemagazijn, de persen en de drogerijen hebben niet te klagen. Ze hebben voordelen op de anderen.”

     

    ‘Sterreberg’ zou starten op Marke-kermis, maar moest  het uitstellen want een deel van een oven was ineengestort! ( C. Nevejan aan Cl. Charvet , 31 augustus 1908) .

    ‘Sterreberg’ startte op 17 september 1908 : “Vijf werklieden verlaten Marke voor ‘Sterreberg’ die vandaag start. Het zou te verwonderen zijn dat er geen anderen volgen. Wij zorgen onmiddellijk voor vervanging.”

     

    De beheerders van Marke hadden Polydore Benoot gesmeekt om geen werken uit te voeren voor ‘Sterreberg’. De gewiekste Benoot was akkoord doch wenste de winst (12.000Fr.) te krijgen , die hij zou verdienen, indien hij het toch uitvoerde ( C. Nevejan aan Cl. Charvet, 13 november 1907). Men had het voorgevoel, hem kennende, dat hij hierbij zijn vormmodellen zou verhuren en zo zonder moeite (‘sans coup périr’) op twee punten geld zou verdienen. Benoot sloeg de smeekbede in de wind!

    In november 1907 liep het gerucht dat Declerck ( schoonzoon van Petrus Renaux, stichter van ‘Pottelberg’) zijn gieterij aan de Staat  had  verkocht en een nieuwe pannenfabriek wilde bouwen. Het betrof hier de nieuwe fabriek van Pottelberg opgericht in 1910.

    Petrus Renaux had in juli 1908 een vraag gericht aan burgemeester Baron Emmanuel de Bethune  (+ 1909) in verband met het leggen van Decauville-sporen (smalspoor) in Marke. In oktober 1910 vroeg hij aan burgemeester Baron François de Bethune of een deel van het aardemagazijn op het grondgebied Marke mocht gebouwd worden (brieven 4 juli 1908 en 6 oktober 1910). Zo gebeurde het ook.

     

     

    Van in het begin kregen de aandeelhouders-handelaars elk een ‘operatiegebied’ of sector voor de pannenverkoop. Dat was niet de ideale gang van zaken ,want gelet op het commissiesysteem , was het verkoops-monopolie algauw  in handen van enkelen. Daarom besloot de beheerraad  4 vertegenwoordigers te zoeken voor gans het land. In 1908 werd een vertegenwoordiger gezocht voor de regio Brussel, waar nog niet veel te verdienen viel, want daar kende men blijkbaar slechts de concurrerende Hollandse pan. Door de nieuwe concurrentie was men van plan de prijzen te verlagen en zo de Hollandse pan verdringen ( C. Nevejan aan  Cl. Charvet , 28 september 1908 ) . De strijd was hard en Marke had niet genoeg aan 4 vertegenwoordigers, want ‘Sterreberg’ had er in 1909 al 5 , met “ Dumolin die overal zat” en ‘Pottelberg’ had er al 7 en wilde er nog bij (brief  van vertegenwoordiger René Schoot aan Cl. Charvet ,12 oktober 1909). Eind 1908 waren ook geruchten dat een nieuwe pannenfabriek het licht zou zien in Lauwe , de terreinen waren al aangekocht . Het ging hier om de firma ‘Van Enis et Allaert’, gesticht op 12 januari 1909, de latere ‘Tuileries  du Lauwberg’ ( gesticht in 1924).

    Opmerkelijk was  dat in 1911 zelfs Paul Kervyn de Meerendré (1882-1935) een edelman uit Brussel als vertegenwoordiger in Marke op proef werd aangesteld.

     

    Op 15 mei 1908 werden sonderingen gedaan  in Marke en Lauwe op  grond van burggraaf de Nieulant  et de Pottelsberghe (9) ( H. Iserbyt aan de burggraaf, 1 mei 1908)) . In Marke waren de hoeve ‘Ter Tollenaers’ en  , in de Preshoekstraat in Lauwe,de hoeve ‘Wyseur’  zijn eigendom. In Marke ging het om de percelen rechtover de hoeve Dendoncker , langs de zuidkant van de Rekkemsestraat tot de grens met Lauwe  .  Het  bedoelde perceel in Lauwe ,lag langs de Dronckaertstraat (verlengsel van de Rekkemsetraat) . Ook werd de goedkeuring  gevraagd voor het leggen van een smalspoor van 1000m. lang , waarvan 300m. in Lauwe ( C. Nevejan aan gemeentebestuur Lauwe, 5 augustus 1908) . Op 8 oktober 1908 wenste C. Nevejan  die laatste autorisatie nietig te verklaren, want het smalspoor zou gelegd worden op Lauws grondgebied, niet langs de openbare weg , maar  door de velden  . De burggraaf wenste een duidelijk plan van de percelen waar de pannenfabriek  zand  (zavel) zou willen ontginnen en ook van het tracé van het geplande smalspoor.

     De pachters Henri Vanderheeren in Marke en Wyseur in  Lauwe moesten immers schriftelijk hun akkoord laten geworden aan de eigenaar. ( notaris Arthur Guillemyn aan  H. Iserbyt 29 oktober 1908 ). Het definitief akkoord kwam er pas in januari 1910.

    In mei  1908 werd ook beslist een locomotief met stoom, nieuwe ‘berlientjes’ en stalen smalsporen te kopen bij de Fa. Koppel  (Duitsland) of de Fa.Decauville, vertegenwoordigd door Bazin uit Rijsel.  De beheerraad koos voor Decauville, omdat ze een betere ‘service’ had. Het smalspoor was bestemd voor de Rekkemsestraat langs de pachtgronden van de landbouwers Henri Vanderheeren in Marke en  Wyseur in Lauwe. De grondwerkers startten de voorbereidingen voor het leggen van het smalspoor in oktober 1908.

    De aankoop aan Bazin , die hier zelfs ter plekke kwam, vond plaats in februari 1909, prijs 24.500Fr.

    Op 23 juni 1909 begon men klei te delven op de ‘Lauwberg’ en werd voor het eerst de locomotief ingezet.

    Het vervoer van de klei naar het aardemagazijn met de ‘berlientjes’ gebeurde aanvankelijk  door paarden en zelfs door mannenkracht. De eerste ontginningsvelden lagen gelukkig naast de fabriek zelf.

    In mei 1910 werd een aanvraag ingediend bij ons gemeentebestuur om een smalspoor te mogen leggen in de ‘Keiweg’ vanaf de ‘Koekeberg’, tot de Rekkemsestraat met  autorisatie de straat te mogen dwarsen. Het smalspoor moest verbinding maken met het tracé in de Rekkemsestraat. Maar vooreerst werd ook gevraagd om de ‘Keiweg’ , die in een boog lag , recht te trekken.

     ‘Pottelberg’ trachtte  ook Malfeson, een van de beste vertegenwoordigers van Marke aan de haak te slaan. De strijd was hard!

    In november 1908 werd Arthur Maenhout, toen onderofficier bij het  1e  Artillerie Regiment  te Gent, benoemd tot hulp op proef bij Aloïs Vandewiele, de chef-fabricatie.

    Het jaar 1908 was een jaar van zoektochten naar nieuwe kleivelden in Lauwe. Enkele oude eigenaars wilden niet verkopen of verhuren ( C. Nevejan aan  Cl. Charvet 19 juni).

     

    De ‘Tuileries de Marcke-lez-Courtrai’ had ook een stand, met een assortiment pannen, op de wereldtentoonstelling in Brussel (van 23 april tot 1 november 1910). Ernest Acker (1852-1912) was toen de hoofdarchitect en ontwierp het Belgisch Paviljoen.

    In vele gevallen  gaf de concurrentie 35% korting. Door die verlaging van de verkoopprijs waren de winsten natuurlijk lager . Maar gelukkig had Marke immense réserves en haar producten waren van uitstekende kwaliteit (brief  op 22 maart 1910 van T. Dandois  aan administrateur Jules Vandermeersch i.v.m. de uitbreiding van de Beroepsschool in Roeselare onder econoom De Wispelaere). Marke was bereid om  40% korting toe te staan.

     

    Op 26 augustus 1911 werd  een aanvraag ingediend om een tweede spoorverbinding te leggen naar het goederenstation , vertrekkende langs de zuidkant  van de tweede vleugel.

    Aannemer Charles-Louis Lannoo (Heule 1854-Marke 1929) & Zonen uit Marke kreeg  in  1911  de opdracht om een derde vleugel bij te bouwen. De autorisatie door de bestendige deputatie van West-Vlaanderen kwam er op 18 november .In april 1912 waren de werken beëindigd . De bakstenen voor de bouw van die vleugel  kwamen eveneens van de steenbakkerij  Alphonse Delecourt & Zoon uit Deûlémont.

     

    In 1911 werd gevraagd toe te treden tot een nieuwe creatie , namelijk een syndicaat van de pannenfabrieken van het Kortrijkse. Doch door haar vooraanstaande situatie tegenover de concurrenten wilde de Markse pannenfabriek zich afzijdig houden :” we zullen alléén kunnen vechten….”.

    De beheerraad in 1911:

    Joseph Nève , advocaat bij het Hof van Beroep Gent , voorzitter.

    Hector Iserbyt ,afgevaardigd beheerder.

    Pierre Rasson-Nys

    Louis Gesquière

    Paul de la Croix

    Benoit Van Trappen Gent (1861- Gent 1949).

     

    Bij de prorogatie van de maatschappij in 1930 bezat de pannenfabriek al  18 ha 13a 45ca in Marke en 13 ha 63 a 1ca in Lauwe. Toen werkten er al 300 arbeiders. 

     

    In 1968 fusioneerde  de pannenfabriek van Marke met de Steenbakkerij Ostyn-D’Haene , baksteenfabrikant uit Rumbeke, om samen de N.V. Ostyn-Marke te vormen. De pannen waren verleden tijd en de fabriek werd N.V. Ostyn. Nu stond hier op het einde van de jaren’70 een ultramoderne steenbakkerij.  Ostyn  verkocht de steenbakkerij aan de Terca-groep. In 1981 werd ‘Steenbakkerij Marke N.V.’ gesticht. In 1983 ontstond Koramic-Terca uit het samenwerkingsakkoord tussen steenbakkersgroep Van Biervliet (Terca) en groep Koramic (het vroeger Kortrijks Dakpannenkantoor). In 1986 werd de controle verworven over de Steenbakkerij Marke N.V. Op het einde van 1997 viel de steenbakkerij stil.

     

    1)Ferdinand Constant Iserbyt (gezegd Constant) werd geboren in Harelbeke in 1828 en overleed er in 1887. Aanvankelijk was Constant landbouwer, maar nadien richtte hij  rond 1870  op Overleie in Harelbeke een steenbakkerij op.

    Hector (Harelbeke 1860-1945), een zoon van Constant, was gekend zowel in Harelbeke als in Marke als ‘de Krikkeboer’, omdat hij een houten been zou hebben gehad. Na de dood van vader Constant zijn het de zonen Jules en Hector die de steenbakkerij in Harelbeke hebben voortgezet. Hun zuster Clotilde was getrouwd met Albert Jean Vandamme (Kortrijk 1859-1936) die in Kortrijk een mouterij had.

    In 1934 kwam een einde aan het steenbakken en verdween de steenbakkerij Iserbyt in Harelbeke, nadat ze al veel aan activiteit had ingeboet. De kleilagen en kleiputten raakten uitgeput.

     

    (2)Jules Carette (Kortrijk 1866- 1927) kreeg zijn architectenopleiding aan de Gentse Sint-Lucasschool in de jaren 1880. Zijn professionele vorming als architect ontving hij van Jean-Baptist Bethune (‘Jantje Gotiek’), een broer van Paul Valéry Bethune (Aalst), wat zijn band met de familie Bethune ontegensprekelijk versterkte. Hij had ook nauw contact met Emmanuel de Bethune, burgemeester van Marke van 1900 tot 1909.

    Hij was de bedenker en de schepper van een echte wereldprimeur nl. van de typische droogloodsen.

     

     

    (3)Emile De Bruyne (Westnieuwkerke 1862- Kortrijk 1913) was gemeenteonderwijzer in Kemmel en  trouwde er in 1885 met Marie Sylvie  , dochter van smid Charles Vandermeersch uit Kemmel. Zij hadden 2 dochters, Beatrice en Alma. Emile werd afgezet tijdens de liberale schoolstrijd in 1884. Hij bleef niet lang bij de pakken zitten , want al gauw kon hij aan de slag in de ‘S.A. des Tuileries du Pottelberg’ (gesticht in 1883), waar hij stielkennis opdeed omtrent het maken van mechanische dakpannen. Het dient opgemerkt dat in die periode vele bedrijven afgezette onderwijzers aantrokken, omwille van hun geleerdheid.  Van daar trok De Bruyne  naar de pannenfabriek van Louis Gesquière in Waasten. Hij was de eerste bewoner van de directeurswoning op het Kokuitplein.

    Zijn broer Jules De Bruyne  was ook gemeenteonderwijzer  in Westnieuwkerke. Hun ouders Constant en Sophie Stragier, waren herbergiers in Westnieuwkerke.

     

     

    (4)Louis Gesquière (Waasten 1858- Roumazières(Charente) 1943) was schepen van Waasten van 1896 tot 1910. Hij was oud-distillateur en suikerfabrikant. Oud - voorzitter van de geteisterden van de oorlog 14-18 en voorzitter van de beheerraden van de ‘Tuileries du Nord ‘en van de ‘Pas-de-Calais ‘te Watten (gesticht in 1912), van ‘Tuileries du  Pottelberg’ in Kortrijk. Hij was beheerder van de ‘Grandes Tuileries de Roumazières ‘ in La Madeleine-Les-Lille , en aandeelhouder van de ‘Tuileries de Beauvais’, van ‘de Littoral’ in Kortrijk en van de steenbakkerijen in Boom. Hij werd begraven in Waasten. In de almanak van 1896 maakt men melding van de pannenbakkerij van Gesquière en Cie in Waasten.

    Louis Gesquière was getrouwd met Hélène Lepoutre van Neer-Waasten (Bas Warneton). Hun dochter Marie-Louise trouwde met Jean Delecourt.

     

    De almanakken van Neer-Waasten (Bas Warneton) van de jaren 1862,1882,1896 en 1910 maken melding van de steenbakkerijen Lepoutre.

     

     

    (5)Baron Paul Bethune (Kortrijk 1830-Aalst 1901) verkreeg de eigendommen    door successie van zijn ouders Baron Felix (Kortrijk 1789- Kortrijk 1880) en Julie Adèle de Renty (Rijsel 1792 – Overhamme 1856) bij de verdelingsakten van 7 juni 1881.

    Verkregen van zijn echtgenote Adelaïde Eliaert (Aalst 1835-Aalst 1896) door akten van 13 december 1879 en 8 juli 1889. En verkregen door zijn kinderen voor een deel door successie bij het overlijden van hun moeder Adelaïde Eliaert.

    Baron Paul Bethune was advocaat aan de balie van Brussel. Hij vestigde zich te Aalst in 1856 , waar hij op 24 april Adelaïde Eliaert trouwde.  Gaston, zijn jongste zoon zou 20 jaar na Felix ter wereld komen.

    Cornelius Eliaert de vader van Adelaïde was eigenaar van het kasteel van Overham(me).

    Na het overlijden van Baron Paul Bethune:

    a/ Marie-Thérèse Bethune kreeg de hoeve (11ha97a6ca)  Delcour  (David) in de Pontestraat met gronden in Marke en Lauwe.

         -Pontestraat: gronden en weiden in Marke en Lauwe verhuurd aan   verscheidenen (2ha42a50ca).

         -Marke en Lauwe ,hoeve verhuurd aan Dubuisson(Lambrecht)(16ha70a15ca)

          Pontestraat.

         -Een huis en gronden, weiden en  bossen in eigen beheer (2ha73a75ca).

    b/ Gaston Bethune  kreeg  hoeve en gronden verhuurd aan Charles Louis Dendoncker en de Wed. Van   Elstraete ( 8ha 28a 2ca)  in de Rekkemsestraat. De hoeve Dendoncker  werd afgebroken in 1992.

      - Een huis verhuurd aan de Wed. Van Elstraete en een deel grond verpacht aan Cyrille Gheysen ,Pontestraat.

      - 4 delen bos in totaal 1ha 04a 17ca en een deel grond 86a 60 ca.

    Daarbij kregen ze ook nog goederen in andere steden en gemeenten.

    De andere erfgenamen ontvingen goederen in andere steden en gemeenten.

     

     (6)Polydore Benoot (Marke1856- Marke 1922)was de zoon van de afgezette Markse gemeenteonderwijzer Felix Benoot (Loppem1824- Marke 1887), tijdens de liberale schoolstrijd.

    Zijn dochter Rachel trouwde in 1921 met Michel Van de Wiele (Kortrijk 1892-1964).

     

    (7)Tot ongeveer 1949-50 werd een boerenpaard ingezet om de wagons met pannen naar het goederenstation te brengen. De stallen waren gelegen langs de Michel Van de Wielestraat, tegenover de derde vleugel. In 1950 werd een speciaal  rijtuig met benzinemotor ontworpen , op rubberen wielen, die door een inkeping pasten op de sporen. Hiermede werden de wagons met pannen  voort geduwd naar het goederenstation. Het toestel werd gebruikt tot 1961-62, daarna werden de pannen vervoerd met vrachtwagens ( vooral  vervoer Gerard Nuyttens ) of kwamen de kopers zelf.

     

    (8)Ernest Dumolin werd geboren in Sint-Denijs in 1882 en overleed te Kortrijk in 1972. Hij was de oudste zoon van Désiré en Octavie Ingels. Désiré was onderwijzer te Sint-Denijs en werd afgezet tijdens de liberale schoolstrijd . Hij werd als bediende aanvaard in ‘Tissage La Flandre’ te Zwevegem.  Zoon Ernest werkte ook een tijdje in ‘La Flandre’ .

    Ernest  Dumolin trouwde in 1915 met Ivonne (1892-1942) een dochter van Jules Vercoutere. Zijn broer Prosper (1891-1970)  trouwde met haar zuster Beatrice (1893 – 1980).

    Jules Vercoutere (1863-1925) was in de periode 1895-1914 de belangrijkste architect in Izegem. In 1901 werd hij aangesteld als eerste directeur van de Stedelijke Nijverheidsschool in Izegem.

     

    (9) André Hubaux (Boezinge 1909- Marke 1986) :In 1897 volgde Aimé Vanderheeren ( Meulebeke 1872- Marke 1954) op de hoeve  zijn vader Henri  (Izegem 1841-Marke 1915) op .Mijn moeder was een zuster van Aimé. Zo nam ik  in 1934 het roer over van mijn nonkel Aimé . De hoeve  (toen 45ha80ca groot) was eigendom van  baron Paul d’Udekem d’Acoz tot diens dood in 1952 via zijn vrouw burggravin Madeleine de Nieulant et de Pottelsberghe. Dochter van Anne-Marie d'Udekem d'Acoz, Geneviève erfde het goed in Marke en zoon van Paul d'Udekem d'Acoz, Pierre dat van Wyseur in de Preshoekstraat in Lauwe. Ik boerde er tot 1957, dan nam mijn schoonzoon Noël Beyls , die getrouwd was met mijn dochter Rosa, de zaak over. In de jaren ’60 (1965)  werden de gronden verkaveld (BPA Nieuwenhove) door Matexi.  De landweg die in rechte lijn liep van de Rekkemsestraat naar de hoeve, noemde men ‘De Zanddreef’”.

    Een klein stamboompje ter verduidelijking:

    De hoeve en het landbouwareaal waren rond 1840 eigendom van de familie della Faille. Ook de hoeve  Wyseur in de Preshoekstraat en die van Debo in de Dronckaertstraat  (op de westzijde naast de Preshoekstraat) in Lauwe waren eigendom van diezelfde familie.

    Auguste de Clerque, burggraaf van Wissocq trouwde met Marie-Françoise della Faille (einde 18e eeuw).

    Zoon, burggraaf (sinds 1816) François de Clerque de Wissocq trouwde met Eugénie della Faille d’Assenede. Hun zoon Charles (1816-1867), huwde barones Céline de Loën d’Enschede (1816-1856) en werd eigenaar van de hoeve en de ‘erfelijkheden’. In 1869 werd alles eigendom van  diens dochter Herminie (1843-1922), die trouwde met burggraaf François de Nieulant et de Pottelsberghe (1840-1912). Burggravin Madeleine de Nieulant et de Pottelsberghe (1868-1938), hun dochter ,trouwde in 1890 met baron Paul d’Udekem d’Acoz ( Gent 1865-1952).

    De gronden werden verkaveld door N.V. Matexi en de kinderen Vande Vyvere (Meulebeke): goedgekeurd 16 december 1965.

    De hoevegebouwen werden beschermd bij Ministerieel Besluit van 30 april 2004 onder de naam ‘Hof ter drie Gemeenten’.

     

    ARCHIEF  PANNENFABRIEK:

    Rapporten beheerraad van 1900 -1919.

    Uitgaande en inkomende briefwisseling van 1899 – 1910.

    Akten van aankoop  en verkoop 1899-1910.

    Annexen van het Staatsblad.

    Gemeentearchief Marke.

    Luchtfoto naar de Leie toe: beginjaren '70 van de 20e eeuw. 

    Luchtfoto viaduct : 1924











    <img src="http://blogimages.seni

    24-11-2016, 00:00 geschreven door Michel Markenaar

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    Archief per week
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 23/09-29/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 03/12-09/12 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 27/11-03/12 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!