De soldaat met het houten beeldje (slot)
In opdracht van de vorst kregen drie soldaten uit zijn leger de opdracht om flink te stelen uit de open schatkist. Ze mochten er een nacht lang net zoveel van drinken en eten als ze op konden. De vorst kon dan als ze dronken waren met gemak de rest van het geld dat ze meenamen weer terugpakken! In de kerker kon de jonge ridder natuurlijk geen oog dicht doen. Bij elke beweging rammelde er wel een ketting en kwam er met veel kabaal een wacht kijken. Ratten en muizen hadden er vrij spel. Onze ridder wist met bidden de nacht door te komen. De wacht zou er snel genoeg van hebben en niet meer komen. Zo bracht hij de nacht biddend tot Nicolaas door. En zijn gebed werd verhoord. In een droom verscheen Nicolaas aan de drie dronken soldaten die hun roes lagen uit te slapen. Hij gaf ze streng de opdracht om al het gestolene weer terug te doen in de kist. Ook het geld waarvoor ze hadden gegeten en gedronken. Geschrokken werden de drie wakker en in paniek deden ze wat Nicolaas ze had opgedragen. Nu ze zijn macht gezien hadden, waren ze bang geworden. Als die Nicolaas al zo sterk was, wat zou God dan wel niet allemaal nog kunnen? Ze vulden uit hun eigen zak de kist weer aan. Ze deden er uit eigen beweging nog wat van hun eigen soldij bij, zodat ze zeker wisten dat ook de belofte waar zou worden, dat er zelfs méér in de kist zou zitten. Zo kon Nicolaas hen in ieder geval niets meer verwijten. Bij het eerste daglicht de volgende ochtend liet de vorst de jonge ridder uit zijn kerker halen. Overtuigd van zijn overwinning liet hij zijn schatbewaarder de inhoud van de kist tellen. Het houten Nicolaasbeeld gooide hij in de modder. Toen het geld tot de laatste munt tot twee keer toe geteld was, werd het muisstil op het plein. De vorst was al zijn grootspraak kwijt. Hij erkende de macht van Nicolaas. Enkele dagen later liet hij zich dopen en daarmee was aan de strijd tussen de christenen en de anderen een eind gekomen. Er was geen reden tot vechten meer. En Het beeldje? zul je nog vragen. Dat heeft zeer waarschijnlijk een plekje gekregen in de Nicolaas-kerk die ze in die stad Mosjasjk gebouwd hebben. Er kwamen zoveel mensen naar het beeldje van de jonge ridden kijken dat de stad een bedevaartsoord werd. Dit Nicolaas-wonder weten ze nog altijd te vertellen. René Klaassen uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
|