Soms ben je in je fantasie succesvoller dan in de realiteit, dit komt omdat je dan teveel zaken ineens wil doen.van P²
Oja, dat is zo. Mijn hoofd ziet de planning gewoonlijk optimistischer dan mijn lijf. De planning 's morgens ziet er altijd beter uit dan het lijstje van gedane zaken op het einde van de dag. 'k Vergeet in te calculeren dat ik minder gefocust werk én dat ik telkens kleine rustpauzes moet inlassen. Er zit dus serieus rek op mijn feitelijk tijdsgebruik en hetgeen ik eigenlijk van plan was.
In mijn planning ben ik nog altijd vlot en vaardig als een geroutineerde veertiger. Maar rink aaneen doorwerken zoals toen is er niet meer bij. Dat weet mijn lijf van 66, maar mijn hoofd wil daar niet goed in mee. Het loopt achter. Misschien is mijn hoofd nog een beetje te jong voor mijn lijf ?
Toen ik als kind naar de kapster mee ging met Ma werden in een stoel twee telefoonboeken gelegd, daarop kwam een kussen en daar bovenop werd ik neergepoot. Want kinderstoelen bij de kapster bestonden daar nog niet. Die waren ook niet nodig, er waren immers de telefoonboeken. Dan kreeg ik zo'n cape om zoals de groten en daar zat ik dan te genieten.
Thuis moest ik om in de spiegel te kunnen kijken, klimwerk verrichten. Bij de kapper werd ik op een troon geplaatst en keek daar recht naar mezelf en vooral naar alles wat achter mij lag en wat daar gebeurde.
Thuis hadden we zo geen opstelling, spiegels waarin zich een ganse wereld in afspeelde. En die wereld zat vol speciale geurtjes ook. Allemaal lekkere moleculen die de luchtwegen kapot bombardeerden maar dat wisten we toen nog niet. Thuis was er enkel het spiegelbeeld in de gang. Haartjes kammen en klaar. De spiegel van de badkamer hing te hoog. Bij de kapster gebeurde er allerlei en dat gebeurde voor en achter en overal tegelijk was het zichtbaar.
Bij de kapster werd het haar gewassen door iemand die wist hoe het moest, zonder dat er prikkende ogen van kwamen. Van op de telefoonboeken met het kussen liet ik mij dat welgevallen.
Daarna troonde ik in een andere stoel op die telefoonboeken met dat kussen en kon ik opnieuw glorieus kijken naar het de wereld van de grote mensen achter mij. Nu hebben alle telefoons een geheugen en het Net kan elk nummer tevoorschijn toveren … er zijn geen telefoonboeken meer ! m – HiH-04/2017, bijgewerkt -
In 1961 was ik negen en ik hoorde thuis over west saait storie hier en west saait storie daar en die plaat met knalrode hoes ging per ton de winkel uit.
Het heeft een aantal jaren geduurd eer ik oud genoeg was om de film te zien, en toen kende ik alle songs ongeveer uit het hoofd. Puur op het gehoor natuurlijk.
Mijn favoriet nummer is nog altijd ‘Gee, Officer Krupke’, en ik weet nog altijd niet waarom. Gezongen op de stoep van kruidenier Doc. Een stukje maatschappijkritiek in een musical van 1957 / film 1961. En zo vergelijkbaar met grimmige situaties vandaag. Aan het woord zijn jongeren uit disfunctionele gezinnen, gelijk welk hun origine is.
Hier de tekst, in het NewYorkees van toen natuurlijk :
Dear kindly Sergeant Krupke, You gotta understand, It's just our bringin' up-ke That gets us out of hand. Our mothers all are junkies, Our fathers all are drunks. Golly Moses, natcherly we're punks!
ACTION AND JETS
Gee, Officer Krupke, we're very upset; We never had the love that ev'ry child oughta get. We ain't no delinquents, We're misunderstood. Deep down inside us there is good!
ACTION: There is good!
ALL
There is good, there is good, There is untapped good! Like inside, the worst of us is good!
SNOWBOY: (Spoken) That's a touchin' good story.
ACTION: (Spoken) Lemme tell it to the world!
SNOWBOY: Just tell it to the judge.
ACTION
Dear kindly Judge, your Honor, My parents treat me rough. With all their marijuana, They won't give me a puff. They didn't wanna have me, But somehow I was had. Leapin' lizards! That's why I'm so bad!
DIESEL: (As Judge) Right!
Officer Krupke, you're really a square; This boy don't need a judge, he needs an analyst's care! It's just his neurosis that oughta be curbed. He's psychologic'ly disturbed!
ACTION: I'm disturbed!
JETS:
We're disturbed, we're disturbed, We're the most disturbed, Like we're psychologic'ly disturbed.
DIESEL: (Spoken, as Judge) In the opinion on this court, this child is depraved on account he ain't had a normal home.
ACTION: (Spoken) Hey, I'm depraved on account I'm deprived.
DIESEL: So take him to a headshrinker.
ACTION (Sings)
My father is a bastard, My ma's an S.O.B. SOB = Son Of a Bitch, een feeks/een hoerejong My grandpa's always plastered, plastered = dronken My grandma pushes tea. to push tea = op zoek naar sex My sister wears a mustache, My brother wears a dress. Goodness gracious, that's why I'm a mess!
A-RAB: (As Psychiatrist) Yes! Officer Krupke, you're really a slob. This boy don't need a doctor, just a good honest job. Society's played him a terrible trick, And sociologic'ly he's sick!
ACTION: I am sick!
ALL We are sick, we are sick, We are sick, sick, sick, Like we're sociologically sick!
A-RAB: In my opinion, this child don't need to have his head shrunk at all. Juvenile delinquency is purely a social disease!
ACTION: Hey, I got a social disease!
A-RAB : So take him to a social worker!
ACTION
Dear kindly social worker, They say go earn a buck. Like be a soda jerker, Which means like be a schumck. It's not I'm anti-social, I'm only anti-work. Gloryosky! That's why I'm a jerk!
BABY JOHN: (As Female Social Worker)
Eek! Officer Krupke, you've done it again. This boy don't need a job, he needs a year in the pen. the pen = de gevangenis It ain't just a question of misunderstood; Deep down inside him, he's no good!
ACTION : I'm no good!
ALL
We're no good, we're no good! We're no earthly good, Like the best of us is no damn good!
DIESEL (As Judge): The trouble is he's crazy. A-RAB (As Psychiatrist): The trouble is he drinks. BABY JOHN (As Female Social Worker): The trouble is he's lazy. DIESEL: The trouble is he stinks. A-RAB : The trouble is he's growing. BABY JOHN: The trouble is he's grown.
ALL :
Krupke, we got troubles of our own! Gee, Officer Krupke, We're down on our knees, 'Cause no one wants a fellow with a social disease. Gee, Officer Krupke, What are we to do? Gee, Officer Krupke, Krup you!
'k Ben me hier in bochten aan het wringen om er een paas-thema in te zien, maar dat gaat niet lukken: kip + maïs = maïskip kip + maïs = eieren & kuikens kip + kuikens = Pasen? kip + kuikens = gewoon lente.
'k Geraak er niet hé. 'k Geraak met mijn kip en haar kuikens niet tot aan het paas-thema. Maar 't is toch zo'n goei filmke! Lees en leef mee :
“In het filmpje gaat een hen met haar kuikens op bezoek bij Donald Duck en Peter Pig, om hulp te vragen bij het zaaien en oogsten van de maïs. De twee veinzen echter buikpijn, om zo onder het werk uit te kunnen komen. De hen besluit daarom maar zelf, met hulp van haar kuikens, de maïs te zaaien en oogsten. Als Donald en Peter later mee willen eten van de maïs en de maiskoeken die de hen ervan heeft gemaakt, krijgen ze van haar geen maïs maar een fles wonderolie, tegen de buikpijn.
De Wijze Kleine Hen (The Wise Little Hen) is een korte Disneyfilm, waarin Donald Duck zijn debuut maakte. DD lijkt hier nog op een gans ipv op een eend. De animatiefilm verscheen op 9 juni 1934 en is gebaseerd op een ouder sprookje, The Little Red Hen. The Wise Little Hen was een van de Silly Symphonies, 75 korte Disneyfilmpjes die tussen 1929 en 1939 door The Walt Disney Company werden geproduceerd.”
Over 'paasbest' weet ik niet veel te vertellen. Als kind hadden wij geen paasbest. Terwijl paasbest toen nog bestond. Wij hadden enkel schoolkledij, speelkledij en zondagse kledij. Van elk de nodige stukken, meer niet.
"De term paasbest voert terug op het katholieke gebruik waarbij men in elk geval eens per jaar ter communie ging, met Pasen. De Paasmis en -communie was zelfs verplicht op straffe van het begaan van een doodzonde. Men kon de communie echter slechts ontvangen in staat van genade. Voordien moest men dus te biechten gaan, waarbij de dagelijkse zonden, in elk geval de doodzonden moesten worden opgebiecht en door de geestelijke vergeven werden. Voor de Paasmis werd gewoonlijk niet alleen het innerlijk, maar ook het uiterlijk in het nieuw gestoken. Heel vroeger ging men soms zelfs slechts één maal per jaar in het bad, en wel bij deze gelegenheid.
Los daarvan was het ook de tijd dat het hele huis grondig werd schoongemaakt: de voorjaarsschoonmaak. Het stookseizoen kwam abrupt ten einde -ongeacht het weer of de datum waarop Pasen viel- en de eventuele kolenkachel werd pas in het najaar weer aangemaakt.
Tegenwoordig, nu al deze gebruiken bijna niet meer bestaan, wordt het gezegde vooral nog in overdrachtelijke zin gebruikt, en heeft het vooral betrekking op het dragen van nieuwe, feestelijke, kleding."
Zondagse kledij was voor Tina en mij al een ramp, laat staan paasbeste kledij. Wij droegen liever onze speelbroek, de voorloper van de jeans. Die broek noemden we djimmeke, want jeanske kregen we niet uitgesproken. Het djimmeke had toen nog de rits opzij. Mijn grootmoeder vond het maar niks, die Amerikaanse broeken. Mijn Ma droeg ze ook. Smalle pijpen, hoge taille en zwart.
Wanneer we zondagse kledij moesten aantrekken hoorde Laura ons tegensputteren & jammeren en puur uit solidariteit zette zij een keel op. Laura is een zusje op wie men kan rekenen. Dat was toen al duidelijk.
De enige 'paasbest' die we interessant vonden was de kledij voor de Tweede Dag na de plechtige communie. Maar dan waren we al jongedames van 12 jaar. Jongedames voor één dag, wil dat zeggen. Na de poespas liefst weer de speelkledij aan, kledij waarin men kan bewegen. Nu zou men het vrijetijdskledij noemen.
Soms vond ik paasbest wel mooi om naar te kijken. Efkes. Gezien van uit de voortuin. En dan kreeg ik medelijden met die mensen op straat en ging ik gauw iets anders doen. Achterin moddertaarten maken met Laura. Want dat had ik beloofd.
In bepaalde kringen en door omstandigheden wordt men al eens verzocht een aantal verzen te plegen, en daar dan strofen van te maken en er een gedicht mee in mekaar te zetten. Of de bijgaande tekst een gedicht is weet ik niet, maar 'k heb wel veel genoegen beleefd aan de opbouw van het rijmsel, klik onderaan op de bijlage. m – HiH-04/2016, 05/2017 – ongewijzigd -
Steven ging bij het schoolkoor en zijn pa droomde al over Wiener Sängerknaben en zo want de koorleider had iets gezegd over uitzonderlijk toonvast en stemkwaliteiten. Mijn zusje Laura ging onmiddellijk van de mama- naar de moeder-modus : "dat kind gaat bij het koor om zich te amuseren, en meer niet". De Moeder had gesprokenen het leven ging verder.
Behalve zingen leerde Steven nog andere dingen in het koor. Onder andere dat er over richtlijnen niet onderhandeld wordt. Een koor is geen democratisch geheel. Zeker niet wanneer men tien jaar is en al helemaal niet omdat men Steven heet. Dat men stilte kan organiseren. Dat men stilte zelfs kan afdwingen. Dat was nieuw voor Steven, gedirigeerd worden. En dan nog gedirigeerd worden met gebaren.
In het koor werden ongeveer dezelfde principes gehanteerd als thuis, maar nu door andere mensen en ook in een andere context.
Onder andere het gebaar voor stilte heeft toen danig indruk gemaakt op hem. Hij bracht het gebaar mee naar huis en dat werd uitvoerig getest op telkens andere aanwezigen, of hij stilte kon dirigeren. Dat viel tamelijk goed mee. Het gezelschap was telkens meegaand. Ten eerste, men blijft beleefd in het huis van een ander. Ten tweede, dit was Steven.
Het gebaar ging zo: beide wijsvingers geheven, één, twéé, - beide wijsvinger duiken naar beneden - stilte. Op 3 is er plots stilte.
Daarbij keken wij elkaar met opeengeklemde lippen zeer opgetogen aan, om hem vooral duidelijk te maken dat wij richtlijnen konden volgen. Waarop hij tevreden iets anders ging organiseren in zijn wereldje en ons achterliet in twijfel of het stiltegebod ooit opgeheven zou worden.
Laura heeft het gebaar opgenomen in haar opvoedkundige trukkendoos en dat heeft jaren gediend. De kinderen hebben geleerd dat men iemand laat uitpraten. Zelf blijft men dan efkes stil.
…
Dat gebaar had ik tijdens de herdenking voor mijn ma op za-01/04 ook willen zien. Stil. Men houdt het wat ingetogen. Bij de buffettafel was Tina haar ontreddering aan het wegwerken met getater, met continu kiekjesmakerij en gelach en in die hoek van de zaal begon de dienst op een fuifje te lijken.
Eén, twéé, - stil ? Het gebaar ontging haar, het gekwek ging door. Na twintig jaar werkt het gebaar niet meer. Of het heeft bij haar nooit gewerkt, dat kan ook.
- Waarom vliegen de klokken naar Rome? - En niet naar ergens anders, bedoelt ge? - Ja, waarom vliegen ze naar Róme?
Dat leek me een interessante vraag. En omdat kinderen recht hebben op een antwoord keek ik naar LM, want aan hem was de vraag gesteld.
- Ja, waarom niet naar Istanboel of Boekarest of Timboektoe? vroeg ik. - Och, wat zijt ge weer aan het helpen, zei hij. - Ushuaia? deed ik bereidwillig, of het Paaseiland?
De kleine draaide een halve slag en vroeg met ingehouden adem : - Bestaat er een paasei-land?
LM ontspande, leunde achteruit en wachtte af hoe ik me hieruit zou redden. Dit had ik geheel aan mezelf te danken, zag ik aan zijn glimlachje.
Tja, als de Sint met al zijn helpers in Spanje woont, en de Kerstman met al zijn elfen in Lapland, dan heeft de Paashaas ook ergens een vaste stek zeker?
Volgens mij wonen Sint & Co op Aruba, maar dat doet nu niet ter zake.
het Paasei-Land
- De klokken vliegen naar het paasei-land omdat de paashaas daar de paaseieren maakt, begon ik. - Die zijn tegen zondag niet terug thuis, bedacht LM. - De kleintjes wel. Die vliegen rapper, pareerde ik, door de straalstroom.
De kleine klokken vliegen over en weer van het paasei-land naar Rome. Alsmaar over en weer, op de straalstroom, toonde ik met hoge armgebaren. In Rome geven ze hun eieren aan de grote klokken en tegen zondag zijn ze allemaal terug in ons land. De grote en de kleine. Met alle eieren.
’k Was zelf bijna tevreden met mijn uitleg. De kleine leek ook tevreden. De straalstroom uitbeelden hé. Dat werkt altijd. Als LM nu maar niet vraagt waarom de grote klokken juist in Rome wachten op de kleine klokken.
En toen vroeg de kleine : - Waarom wachten de grote klokken in Rome? - Omdat in Venetië geen plaats is jongen, als ge groot zijt en ge komt in Venetië, dan gaat ge dat direct zien. Oké?
’t Was oké. In Venetië is niet veel plaats. Als hij groot is gaat hij ginder kijken en dan zal hij dat zelf kunnen zien.
m – HiH-03/2016, bijgewerkt, in Venetië is geen plaats vanwege het overtoerisme. Zoals ook Brugge en Amsterdam daaronder lijden.
Het Mensdom en het Dierenrijk liggen niet meer zo ver uit elkaar, de beestjes eisen hun plaats op in de mensenmaatschappij. Als ge nadenkt over de grote verschillen tussen mens en dier vind ik dat die beesten aan een serieus inhaalmanoeuvre bezig zijn.
Vroeger behandelde men de dieren met wreedheid, nu met liefde en zorg. Er zijn maar 3 soorten : wilde dieren, consumptie- en huisdieren.
Als ge als hond bij de huisdieren hoort dan zit ge goed, een eigen plaats in huis, ge wordt gewassen en gekamd, men droogt u met de haardroger, ge krijgt de beste beetjes van de tafel. Sommigen honden brengen het zo ver dat ze mee in bed mogen! Een jasje in de winter en af en toe naar de dierenarts. Er is nu ook een parfum : “Chien Chic” Alle dagen uw wandeling, men kuist het achter u op.
Ik droom dat ik een hond ben. Ik zie mij samen met een andere hond, die een stamboom heeft, aan de pispaal. Ze noemen hem Bas, ik noem hem hete hond. Hij wordt af en toe opgehaald en mag uit de bol gaan met een loopse teef om haar te bevruchten. We moeten er om lachen. Ja, zegt hij ge krijgt uw jongen achteraf niet te zien, maar ge kunt ook niet alles willen hé. Ge moet ze ook niet opvoeden. Een hondse stiel, blaft hij.
Het is veel verbeterd voor ons, zeg ik, van trekhond tot wat we nu hebben. Maar we hebben toch nog grieven, om u een voorbeeld te geven : sommige opvangtehuizen of dierenasielverblijven zijn gevangenissen, dat kan niet meer. We gaan staken of we luisteren gewoon niet meer en doen zeker die stomme kunstjes niet meer!
Wat ons ook stoort is gaan wandelen met een halsband. We vinden dat zeer vernederend, ge komt dan onderweg een vriendinnetje tegen en ge kunt er niet aan ruiken, onbeestelijk vind ik dat!
Onlangs zag ik een andere hond die het ver had gebracht. Hij was geleidehond. Hij begeleidde zijn baasje overal naartoe, stak de baan over als het groen was, kortom een superhond! Als drughond begint men ons echt te waarderen. Dat zou niets voor mij zijn. Snuffelen naar overlevenden bij aardbevingen dat zou me wel liggen. Ik heb een vriend en die wordt ingezet bij voetbalmatchen, maar hij is dan ook een soort rambeest.
Er is nu veel vraag van oudere mensen om dieren te laten fungeren als gezelschapsdier, lijkt wel tof maar saai. Dan zou ik liever bij een gezin met kinderen zijn. Ik zou niet met me laten sollen, maar de vriendschap die je krijgt van kinderen is welgemeend.
Al bij al vind ik dat we het ver gebracht hebben zonder er een beestenboel van te maken. Ik mag zelfs meedoen aan een katten- en hondenshow! Ik kijk er naar uit. Ge ziet daar de schoonste teefjes van de wereld! Niet te geloven! En het schijnt dat daar ook naakthonden zijn. Nog nooit van gehoord …
Dit filmpje heeft niet echt iets te maken met Pasen, want het verscheen in de maand januari (van 1951), maar het draait wel om eieren en kuikens. Vandaar.
En de twee eekhoorns zijn klassiekers natuurlijk. Chip heeft een kleine zwarte neus, twee rechte knaagtandjes en een glad kopje. Dale heeft een brede rode neus, zijn tanden staan anders, en zijn haar is een roefelkopke. Chip is degene die het probeert op te lossen wanneer Dale weer eens (vaak ongewild) voor belevenissen zorgt.
De titel zegt : "Kip in Wording", ik denk dat daar Dale mee bedoeld wordt, want hij is nogal onderzoekend van aard, zij het niet al te snugger, en hij heeft zich weer in nesten gewerkt.
In het Nederlands heten de eekhoorns Knabbel en Babbel.
Hoelang heeft het geduurd eer we merkten dat de sprankel en de spitsvondigheden uitbleven? Als die er al geweest waren. Misschien was van onze kant het puur (kinderlijke) bewondering voor wat taalvaardigheid?
Toen de koetjes-&-kalfjes onderwerpen overduidelijk werden wisten we niet meer waar we het hadden. Zo loos, zo jammerlijk leeg, louter nog gemeenplaatsen : - we staan ervoor en moeten er door - ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is - hoop doet leven
Plus nog wat modieus woordgebruik dat compleet afbreuk deed aan de eerbiedwaardige bedachtzaamheid van de grijze wijze.
'k Sprak erover met iemand van het vak. Die keek me recht in de ogen, klare taal: - Het zal er niet op verbeteren. - Die steriele conversaties ? - Ja. - Worden seniele conversaties ? - Ja. - Het zal nog verder verkleuteren … ? - Ja.
m - EZW-06/2004, 05/2011, HiH-04/2016, bijgewerkt -
- Als Pasen vroeg valt dit jaar, dan was Aswoensdag ook vroeg? - Jaja, zei hij afwezig, want hij had al zijn aandacht nodig om te roeren in iets. - En Carnaval dan ook? Was ook vroeg? - Jaja …
Dat gedoe was aan mij voorbij gegaan. Een mens heeft zo haar eigen bezigheden.
- Is er zo nog een datum die we moeten in het oog houden?
’k Dacht aan brugweekeindes en de sluitingsdagen van nuttige & andere instanties ivm Pinksteren. En Hemelvaart. Kwestie van niet voor een gesloten poort te staan.
Met al zijn aandacht bij de saus antwoordde hij : - Nieuwjaar valt dan later. Aldus sprak de heer des huizes.
Nieuwjaar valt dan later ? Dat liet ik efkes zo, want hij was bezig met de binding van de saus. Er zijn prioriteiten. En met die katholieke feestdagen hebben wij niet echt een binding.
In 1996 lagen we met een schip in Korea ruwe aardolie te lossen, crude oil in het Algemeen Scheeps. ’t Kan in Yoshu geweest zijn, we hebben zoveel Koreaanse havens gedaan dat ik niet meer weet wat of waar. LM & ik hadden wel eigen CD’s bij, maar die hield ik voor op zee, want daar hadden we in de cabine geen radio-ontvangst. In een haven probeerde ik het aanbod van de beschikbare zenders uit. Soms viel dat goed mee. Soms viel dat dik tegen. ’t Was elke keer afwachten. Boeiend dus. In Korea had ik voor overdag een zender gevonden die ik min of meer doenbaar vond. Achteraf bekeken zou het een kruising kunnen zijn tussen Klara en Arte. Van de uitleg verstond ik geen knijt, maar hun muziek was interessant. Rustgevend ook.
De vrouw van de chef mécanicien begreep niet dat ik dat soort muziek kon hebben. Zij liep zich te vervelen en was over heel het schip te vinden, over heel het schip zocht ze aanspraak, overal ging ze de werkende mensen van hun bezigheden houden. ’k Had nogal veel typwerk daar aan boord, dus was ik haar liever kwijt dan rijk en die Koreaanse zender zou maar kunnen helpen.
Op een keer was ze weer de cabine binnen gestapt (ongevraagd) en plofte ze neer op de seat. Voor een keer was ik niet aan het typen, ’k was iets aan het zoeken in een van de grote fardes in het schab naast mij. Ondertussen deed ik mee met de muziek, pompompimpom pampampompompom.
- Ziet ge! Ge begint die Koreaanse rommel al mee te zingen ook! zei ze, en ze ging elders op het schip de mensen verblijden met haar aanwezigheid. Tiens, waarom kon ik Koreaanse muziek mee pimpommen? Awel kermille, het was een melodie ‘van bij ons’.
’k Heb het toen in de Koreaanse versie maar één keer gehoord en ik dacht dat het percussie-instrumenten waren. Zo van die zachte, in hout. Het was geen percussie, het was een snaarinstrument, zegt You Tube. Het is meer dan 20 jaar geleden maar ik herkende de klank wel. Een gayageum, zo heet het instrument. Afbeeldingen van Gayageum
Hier het Canon van Pachelbel geserveerd op Koreaanse wijze, de melodie helemaal uitgepuurd, ontdaan van alles wat westers is. 'k Werd er weer helemaal rustig en pimpom van. En ik dénk, ik denk dat een versie op gayageum ook voor piepjonge kinderen geschikt is. Écht pimpom.
Er circuleren op 't Internet foto’s van vrachtwagens met allerlei vracht. Stel, ge komt achter een transport voor Jurassic Park te hangen.
De kleinkinderen beginnen te gillen en te joelen: - Hij gaat springen! Hij gaat springen! De achterbank verandert in een pretpark met gebrul en gestoei. De bestuurder houdt er wat stoten in de nierstreek aan over.
En het duurt efkes eer de rust weergekeerd is, want deze voorligger raakt men niet zomaar voorbij. Dat duurt een tijdje. En wíl men daar wel voorbij? De kinderen zijn zo blij …
-jammerlijk vertaald als Konijntjes met Geintjes- is nummer 43 uit een reeks van 75 korte animatiefilmpjes gemaakt door Disney tussen 1929 en 1939. De reeks heet Silly Symphonies.
Europa heeft klokken en/of een paashaas. De USA heeft konijntjes, Easter Bunnies. In een lieflijk wonderland maken konijntjes & c° chocolade eieren en snoep, ze vlechten en vullen de paasmandjes.
De beeldkwaliteit is niet al te best, niet scherp, maar het tekenen was toen handmatig werk. En filmpellicule vergaat. Niks computer toen, niks digitaal.
Naar ik ooit ergens gelezen heb kunnen die oude filmpjes gerestaureerd worden, misschien digitaal, dat weet ik niet meer. Dat is met dit filmpje minder gelukt, denk ik.
Waarom ik dit plezant/interessant vind : het muziekje en de hele stijl van vroeger! Het doet denken aan de wijkcinema's. Eer de hoofdfilm begon kregen we een aantal voorafjes en de oude Disneyfilmkes waren toen mee het opvulmateriaal.
Er was een periode dat ik uitkeek naar vakantie, dat ik smachtte naar vakantie, een tijd weg uit de monotonie.
Niet zomaar vrijaf of een dagje mee op verplicht familiebezoek, want bij die korte periodes bleef de grauwe wolk van de volgende dag immers hangen. Wat zeg ik, de wolk van de volgende dag? Van de komende weken. En van die daarna. De tristesse van de sleur kreeg ik niet weg met verplicht familiebezoek of met een slappe halve dag vrij. Want, een kind kan geen sleur ervaren, was de idee.
Weg, ver weg en lang. Ver-en-lang-weg. Dat moest het zijn. Anders geraakt men niet uit die grauwe wolk, uit de monotonie. Zo heb ik er na mijn prille jaren een lange tijd over gedacht. Tot en met 1970, de zomer van mijn 18. Daarna niet meer. Of toch niet meer aanhoudend.
Het 'ver' was in die jaren het zuiden van Frankrijk en het 'lang' varieerde nogal. Mijn ouders beslisten over dat alles.
Ooit heb ik toen voor het vakantiemateriaal een uitgebreide lijst gemaakt. 'k Denk dat ik toen al 12 of 13 was. Die lijst was in groene bic geschreven op bladzijdes uit een kladschrift. De lijst maken vond ik geweldig. Aan alles denken, maken dat het er is. In mijn hoofd waren we ginder al. Ginder. Ver en voor lang. Mijn ouders hebben toen die lijst gebruikt om in te pakken. Wat er niet op stond waren vijf vorken.
Achter elk artikel kwam een OK te staan. Het ene jaar in het blauw, het volgende jaar in het rood, toen in potlood, enz. De lijst heeft jaren gediend. +5 vorken, stond er in de tafelrubriek bij gekribbeld.
Het was een goede lijst, een volledige lijst en we vonden het niet nodig om de lijst over te schrijven op een A4, met keurige kolommetjes voor de OK’s. Men zette een okeetje waar er nog plaats was. Ook bij de vorken. En ook nog toen de lijst er smoezelig begon uit te zien.
Later werd vakantie-bagage voorbereiden een van mijn taken. Tina en ik waren ondertussen groot genoeg om het met twee te doen. Voor Tina was dat een corvee. Voor mij was het iets anders. De geur van het vakantiemateriaal was voor mij een troost. De tent had een heel eigen aroma. Een geur die men tijdens het jaar nergens tegenkwam, ook niet in de winkel met campingmaterialen. De tent rook naar gebruikt tentzeil. Zwaar, stevig en betrouwbaar. Uit de koffer met tentstokken kwam soms nog een lepeltje zand of een takje van een of ander kruid …
De tent was voor die dagen enorm, twee slaapkamers en een leefruimte. Het chalet-model. Toen nog met de kleine raampjes in gaas en de afsluitlap aan de buitenzijde van de tent. Eerder een bunker van betrouwbaarheid in weer en wind. Zwaar dus. Veel te zwaar. Niet het model met de grote bungalowramen in plastic die achteraf gekomen zijn en waarbij aan de binnenkant bloemengordijnen hangen. Onze tent had gaas in de plaats, dus verluchting.
Onze tent leek een qua silhouet een beetje op deze afbeelding, maar dan dubbel zo diep, met veel kleinere ramen en zonder de franje. Blauw en oranje panden. Na één zomer in het zuiden was het feestelijk oranje verschenen tot geel, het klassieke tentengeel van toen.
foto van 't Net
Zo tot zomer 1970. Dat was het laatste jaar dat ik met het gezin mee op vakantie ging. Vanaf zomer 1971 was er voor mij zelfbeschikking en waren er andere horizonten. Vakantie was veel minder nodig want de monotonie viel weg. Er kwamen andere kriebels. Reiskriebels, onder andere.
Namen onthouden is niet mijn sterk punt, maar van Miguel Wiels onthou ik de naam wel, sinds het auto-ongeval waarbij hij betrokken was. Dat was 03/11/2008. Die datum heb ik niet uit mezelf hoor, 'k ben hem gaan opzoeken. En in mei 2008 was hun zoontje geboren, ook opgezocht.
Enfin, die dag hoor ik op de radio dat er op de E17 een ongeval met een vrachtwagen … één dode … Miguel Wiels (huiscomponist van Studio 100, K3, man van Free Souffriau) Dat mag niet, dacht ik, die hebben pas een boeleke. Ik stoof het Net op om te zoeken of ik de radio wel juist begrepen had. Oké, Miguel Wiels was lichtgewond, de overledene was de chauffeur van de vrachtwagen. Ik moest eens slikken van opluchting.
Compleet dwaas van mij, want de chauffeur van de vrachtwagen had misschien ook een boeleke thuis, en al zeker geliefden, familie en vrienden.
LM vroeg wat er aan de hand was, en ik vertelde ratelend dat Miguel Wiels bij een ongeval betrokken was.
"Dat kan hé, met zo’n naam, een auto-ongeval" onderbrak mijne snuggere. "Met zo’n naam?" "Wheels" zei LM en hij vond zichzelf grappig. Ik denk dat mijn mond toen bleef openhangen.
Het is door die smakeloze woordspeling dat ik zijn naam nooit meer vergeet. De kleur van zijn piano in de Notenclub, was het de zwarte of was het de witte, 'k heb het nooit kunnen onthouden. Maar zijn naam staat sinds die onnozele grap van LM in mijn memorie gebrand.