André Demedts heeft duizenden toespraken gehouden bij allerhande gelegenheden overal in Vlaanderen, in Nederland, Frans-Vlaanderen en elders in de wereld. Volgend uittreksel uit de inleiding van zijn rede in 1957 op de Daensherdenking in Aalst typeert de omzichtigheid en tegelijk de overtuiging, helderheid, en kracht van zijn optreden, de ernst en de inzet van Demedts om zijn publiek iets zinvols bij te brengen. De rede werd uitgesproken in aanwezigheid van excellentie, burgemeester, senatoren, volksvertegenwoordigers, hoogwaardigheidsbekleders.
André Demedts opende toen in Aalst met een citaat met een citaat van Goethe: Der Undank ist immer eine Ardstrecke, ich habe nie gesehen das Tüchtige Menschen undankbar waren. Ondankbaarheid is altijd een soort zwakheid, ik heb nooit geweten dat knappe mensen ondankbaar waren
In deze geest van dankbaarheid, o geachte vergadering, zijn wij hier verenigd om te herdenken dat op vrijdag 14 juni 1907, tegen 5 uur in de namiddag, priester Adolf Daens overleed en de volgende maandag te negen uur in deze stad Aalst werd begraven, zonder eerbewijs, maar omringd door iets dat meer waard is dan alle eer, de liefde en trouw van degenen die niets anders hebben dan dat om hun erkentelijkheid te betonen.
We zijn hier verenigd om de nagedachtenis aan die priester te huldigen
Ik zal spreken, niet als aanklager, niet als verdediger, ook niet als partijganger, niet als iemand die iets te winnen heeft of iets te verliezen, maar als een man uit het volk die daar hoort tot dat volk en die zijn eer stelt in zijn rechtschapenheid, en luidop zal die man dan zeggen wat U in stilte denkt, en datgenen wat wij willen zeggen ter nagedachtenis van een man die voor dat volk heeft geleden, die voor dat volk heeft gestreden als weinig anderen.
Wij zijn verplicht aan die hulde omdat wij geloven in de uiteindelijke overwinning van de rechtvaardigheid, omdat we ons stellen boven de kleinheid, boven de vrees, boven bijkomstigheden en vergissingen van welke kant zij ook mogen gebeurd zijn. Omdat wij de waarheid, de goedheid en de schoonmenselijkheid willen zien, en omdat wij trouw willen zijn aan het verleden en hopen op de toekomst tot wier vooruitgang wij allen onze medewerking willen verlenen.
Omdat wij, uit geest van verzoening, gesproten uit begrip voor ieder standpunt,
en alleen geleid door welwillendheid om al de wonden te helen en niemand te kwetsen,
omdat wij diegenen willen troosten die hun geheel leven lang het verdriet dat hun vereerde voormannen en hun vereerde leider priester Daens werd aangedaan,
alleen gedragen en alleen verbeten hebben,
zodat we allen van hier mogen gaan, straks,
bemoedigd, getroost, zonder wrok, zonder bitterheid,
eeuwig jong van hart en grootmoedig,
verlangend uitziende naar de dag dat we weer samen zullen komen, einde september,
om hier op de Werf het standbeeld te onthuldigen van priester Daens,
dat de aanwezigheid van zijn idealisme
voor onze kinderen, de uwe, de mijne, en ook de kleinkinderen zal bestendigen !
Om dat te bereiken moet ik U achtereenvolgens onderhouden over vier zaken :
1) de tijd waarin priester Daens geleefd heeft
2) zijn afkomst, de groei, de vorm van zijn persoonlijkheid
3) over zijn werking voor het arme volk
4) over zijn betekenis in onze geschiedenis
Uit de inleiding van de Rede van letterkundige André Demedts, uitgesproken op de akademische zitting de 14-8-1957, in de feestzaal van het stadhuis te Aalst bij de herdenking van het 50-jarig overlijden van wijlen PRIESTER DAENS, oud-volksvertegenwoordiger van Aalst en Brussel. (toespraak van 12 blz. nadien zonder voorafgaande toestemming van de auteur uitgegeven)
08-02-2007 om 00:59
geschreven door bernard
|