Veertig jaar geleden moest ik als student Germaanse Filologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven op zoek gaan naar een onderwerp voor mijn eindverhandeling. Ik had als promotor professor José Aerts (Albert Westerlinck) gekozen. Na een korte, geanimeerde discussie, stemde hij in met mijn keuze om een nog lévend auteur, André Demedts, te behandelen.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Eerst had hij bezwaar omdat hij vond dat het beter zou zijn te wachten tot de auteur overleden was, of tot zijn literaire activiteit volledig beëindigd was, vooraleer er een grondige studie aan te wijden. Maar ik kon de geleerde professor overtuigen met onder andere het argument Ik woon al mijn hele jonge leven in de streek van de schrijver; veel elementen in zijn werk zijn me zo vertrouwd dat ik hoop er authentieke zaken over te kunnen zeggen. Ik woonde namelijk aan de andere kant van de Leie, in Sint-Eloois-Vijve. Iedereen in de streek weet dat Sint-Eloois-Vijve kortweg Vijve wordt genoemd en Sint-Baafs-Vijve kortweg Sinte Baa(f)s...
Als begeleider werd me de toenmalige assistent (later professor) Hugo Brems toegewezen. Wel moest ik me beperken tot één thema. Het werd De verhouding van de generaties in het proza van André Demedts. Professor Aerts had eerlijk gezegd toch wel een beetje gelijk gehad met zijn bezwaar, want tijdens mijn twee jaar werk aan de eindverhandeling bleef André Demedts onverstoorbaar nieuwe romans en verhalen publiceren
Wat herinner ik me nog, na 40 jaar, van dat maandenlange uitpluizen en gedetailleerd op fiches zetten van alle passages in zijn vele romans die ook maar iets te maken hadden met de verhouding van de generaties. Ik heb mijn toenmalige conclusies er niet meer op na gelezen, maar een aantal zaken zijn toch blijven hangen.
Vooreerst dat er in de romans ontzettend veel gedialogeerd werd tussen de personages. Praten zou een te gewoon woord zijn om de diepzinnige (vaak filosofische) gesprekken te benoemen die hij ook eenvoudige plattelandbewoners in de mond legde. Sommige zinsneden kwamen, nauwelijks gewijzigd, in meerdere romans terug en hoewel de West-Vlaamse landbouwers niet als spraakzaam te boek staan, bleken ze bij André Demedts toch heel wat tijd uit te trekken om over de zin van het leven mededelingen te doen aan elkaar. In zijn werk primeert de actie zeker niet!
Een tweede vaststelling was dat de opeenvolging van generaties bij André Demedts vrijwel volledig beperkt wordt tot de opeenvolging van vaders en zonen. De mannelijke opvolging staat bijzonder centraal. Hoe sympathiek hij soms ook de vrouwelijke figuren even aan bod laat komen, zij spelen geen rol in het verloop van de tijd, in de continuïteit van de generaties.
Alle zorg en aandacht gaat naar de mannelijke lijn en als die bedreigd wordt is er een probleem.
Een derde conclusie leek me dat André Demedts worstelde met de vraag of de mens van nature goed is en geneigd tot vergeestelijking, dematerialisering, of integendeel nog voor eeuwenlang onderworpen blijft aan de (natuurlijke) krachten die hem beheersen in zijn doen en laten. Hebben de inspanningen om mensen op te voeden, om ze beter op te leiden, om ze te onttrekken aan de fataliteit wel zin? Soms kreeg ik de indruk dat zijn warme sympathie voor de underdog, de armen, de minder kansrijken, meer berustte op wishful thinking dan op de diepe overtuiging dat het echt ooit eens beter zou worden. Zijn boeken zijn niet blijmoedig. Maar ik was natuurlijk nog erg jong toen ik ze las.
Er kan nauwelijks aan getwijfeld worden dat De Levenden en de Doden van al zijn romans inhoudelijk het zwaarst weegt. Maar het meest frisse boek blijft in mijn ogen Nog Lange Tijd. Ik heb deze roman later nog jarenlang als mogelijke huislectuur aan 17- en 18-jarigen opgegeven en meestal getuigden de daaruit voortvloeiende boekbesprekingen van enige waardering. Hetzelfde verhaal wordt afwisselend vanuit meerdere personages verteld en dat sprak blijkbaar aan. Het is volgens mij ook het boek dat in het soepelste Nederlands geschreven is van al zijn romans. Maar jonge mensen vonden al eind de jaren 1960 dat de wereld waarover André Demedts schreef toch wel van een heel andere tijd was.
Het verouderingsproces van zijn werk is, zo vind ik, snel ingetreden. Dat heeft niet alleen te maken met de stijl, met het taalgebruik, met de stroeve verteltrant. Ook de inhoudelijke themas hoorden veel vroeger dan iemand kon voorzien thuis in een wereldbeeld dat intussen voor de meeste mensen grondig is gewijzigd of, wat het nog definitiever maakt, veel mensen hebben wellicht geen wereldbeeld meer in de betekenis die André Demedts daaraan gaf: een samenhangend, door waarden bepaald levenspatroon.
Op het eerste gezicht is 40 jaar in een evolutie erg kort. Maar voor het werk van André Demedts is dat blijkbaar toch een Lange Tijd.
Frans Destoop
23 augustus 2006
|