Uit Gaby Gyselen Woorden in de wind. Het boek bevat de tekst van dertig toespraken die Gaby Gyselen binnen bijna even zoveel jaren heeft gehouden als directeur van de Dienst Cultuur van de Provincie West-Vlaanderen. De teksten staan te lezen in hun oorspronkelijke vorm. Het boek is in 1989 uitgegeven in opdracht van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad van West-Vlaanderen. Volgende tekst werd door Gaby Gyselen uitgesproken op een provinciale hulde op 26 februari 1966 in Menen. André Demedts was toen nog geen zestig jaar.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
HULDIGING VAN ANDRE DEMEDTS
Toen de Vlaamse Provincies in 1962 hun gezamenlijke vierjaarlijkse Prijs voor Letterkunde hadden toegekend aan André Demedts, kon men uit het verslag van de jury afleiden dat deze zijn roman De Levenden en de Doden had bekroond op grond van de eerlijkheid en beheersing, de rijkdom en de diepte van gemoed, en het indringend psychologisch vermogen waarmede de auteur de menselijke problemen had weten te benaderen.
Deze hoedanigheden kenmerken André Demedts echter niet alleen als letterkundige, zij sieren de gehele mens.
Ik prijs mij gelukkig dit hier te mogen getuigen met een beknopte en zonder twijfel erg onvolledige schets van zijn persoonlijkheid als cultureel werker.
De bibliothecaris van de gemeentelijke bibliotheek te Maldegem vertelde mij onlangs dat hij, vele jaren geleden, een der eersten was geweest om Demedts te vragen als spreker op een literaire avond. De man was daar terecht trots op en hij zei de biograaf te beklagen die ooit de volledige lijst zou willen aanleggen van de spreekbeurten welke André Demedts in de vier windstreken had gehouden. Wij kunnen het ons voorstellen. Niet alleen in het Leieland, binnen de schut van de geboortestreek waar men de mensen en hun gevoeligheden beter denkt te kennen, maar dagreizen ver heeft Demedts zijn boodschap gebracht waar hij dacht haar te moeten brengen, of waarheen hij gevraagd werd omdat men in hem een stem had ontdekt die de waarheid durfde zeggen.
Men denkt het éérst aan dit deel van zijn cultureel werk omdat het tot de verbeelding spreekt. Men kent ongeveer de landkaart. Men raamt de afstanden, en men vermoedt de reisperikelen naar gelang van het jaargetijde en de kansen op een willig gehoor. Steeds weer mag een spreker op onze dagen het podium betreden met een billijk gevoel van trots omdat hij daar komt als Vlaming. Hoeveel eeuwen heeft het na de Guldensporen geduurd dat mensen van dit ras waar zij kwamen opnieuw hun eigen laken mantels moesten vouwen tot een kussen op de harde bank. De staatsie en het luisterrijk onthaal in binnen- en buitenland Demedts aangeboden in Rome, Kaapstad of Paderborn, maken hem echter niet blind voor de onverbiddelijke noodzaak van zijn bezielend woord in deemoedige parochiezaaltjes ergens in Frans-Vlaanderen of diep in Limburg. Een mens moet weten wat hij wil, maar over de middelen is hij niet altijd meester.
Demedts trotseert vrijwel wekelijks deze taak met een gelijkmoedigheid die het benijden waard is en eerbied afdwingt voor zijn erfdeel des geestes, overgedragen van vader op zoon als een harnas waarmee men niet alleen het lijf en het gelaat kan beschermen maar ook het wankelmoedig hart. Deze landelijke gelijkmoedigheid, gedragen en goed bevonden door de ervaring van geslachten, is slechts een houding, geen motief. Zij verbergt, naast vele andere dingen die de ene mens van de andere niet kan weten, een vastberaden, ja een verbeten strijder die men soms onderschat omdat hij zo zachtmoedig is.
U moet de bladzijden lezen die Demedts, in het tijdschrift Biekorf onder de titel De weg terug gewijd heeft aan zijn familie, aan de stamgenoten van wie hij, oudste zoon, de geestelijke erfgenaam is met al de verplichtingen vandien. Men ontdekt daar geen klinkende verklaringen, geen slagzinnen die men met grote koppen zou kunnen afdrukken op de frontpagina van een of ander manifest, zwart op wit omdat hij weet dat de werkelijkheid, de moeite waard om voor te leven, oneindig meer geschakeerd is en rijker van inhoud. Instemmend monkelend vertelt hij over de Tieltse collegeopstellen van zijn vader dat zij beurtelings geschreven werden in blauwe, rode, groene en gele inkt "want in zijn jonge jaren moet hij zwart zonder meer vervelend gevonden hebben, te eentonig om mooi te zijn" !
Wie gewag maakt van de culturele betekenis van André Demedts voor de gehele Nederlandstalige gemeenschap, denkt vooral aan zijn rol als levenswekker, als bouwer, als verkondiger van culturele waarden, en aan de uitstraling van zijn gedachten bij middel van woord en geschrift. Niemand kan die betekenis met een exact toestel meten, maar dat hoeft ook niet.
De Nederlandse gemeenschap kan helaas niet altijd rekenen op de onverdeelde trouw van al haar lidmaten. Vlaanderen telt veel afwezige Vlamingen.
André Demedts echter is aanwezig. Hij is het als directeur van de Gewestelijke Omroep West-Vlaanderen te Kortrijk. De luisteraars horen ie stem van de omroeper en het werk van de programmator. Maar achter beide tronen de geest en de wil van de leider, die levenswijs genoeg is om het betrekkelijk belang van de modeverschijnselen, ook voor een radio-omroep, te doorzien en te weten dat men het morgen weer op een andere manier zal moeten doen, maar die tegelijk ook zoveel verantwoordelijkheidszin heeft dat hij in dit communicatiemedium een onmisbaar instrument blijft zien voor de volledige ontvoogding van stad en land. De stem van de gewestelijke zenders groeit thans uit tot een volwaardig tweede programma, waarin de eenheid in de verscheidenheid gedragen wordt door de vakbekwame radiomensen van Antwerpen, Gent, Hasselt en Kortrijk, straks wellicht Vlaams Brabant, Brussel inbegrepen. Zij ruggesteunen op hun manier het groeiend Vlaams zelfbewustzijn binnen een homogeen taalgebied dat tegenover de concurrentie van het Frans chanson, de angelsaksische songs en de Duitse gewichtigheid ten allen prijze kan stellen: het onloochenbaar talent van taaischeppende spreekvaardigheid, de trouw aan het eigen wezen en een rijk cultureel patrimonium, waarvan men kan houden met hart en ziel.
Ik denk dat een gelijkaardig inzicht Demedts ook drijft naar dat volledig zich wegschenken op zijn andere, vrije werkterreinen.
Hij is de grondlegger geweest en hij blijft, met Luc Verbeke, de bezieler van de Frans-Vlaamse cultuurdagen van Waregem, jaarlijkse bezinningsdagen over de lotsverbondenheid van de Nederlandse stam, waarvan wij de weerklank opvangen in het voortreffelijk tijdschrift van Jozef Deleu Ons Erfdeel, dat hem onder zijn ereleden telt.
Hij behoort tot de redactieleiding van het tijdschrift Vlaanderen, voorheen West-Vlaanderen en in de schoot van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond is hij niet weg te denken als man van gezag en van onvermoeibare aanhankelijkheid aan de stichting die Gedeputeerde Jozef Storme, nu meer dan vijftien jaar geleden, in het leven riep. Demedts is daar wat hij elders is: een man uit een stuk, trouw en onverstoorbaar, in goede en in kwade dagen.
Hij vertegenwoordigt, vanaf de oprichting, de provincie West-Vlaanderen in de Kultuurraad voor Vlaanderen, en hij werd door dit hoog cultureel gezagsorgaan gekozen tot lid van de raad van beheer, degelijk en doordacht in al zijn bijdragen.
Hij is ook lid van de Vlaamse Akademie voor Taal en Letterkunde, en hij heeft zich deze vererende benoeming laten welgevallen met dezelfde wijsgerige glimlach waarmee hij vandaag deze nieuwe huldiging ondergaat, er voorzeker op reagerend met stilletjes te zeggen, zoals in de titel van een zijner romans : "Het heeft geen belang".
Toen wij, in de retorika, met een of andere verhandeling al te nadrukkelijk dweepten met het driemanschap Gezelle-Verriest-Rodenbach, zei de leraar dat wij moesten proberen die cirkel te doorbreken. Wij leefden immers voor morgen. Demedts zou voorzeker onze teleurstelling hebben getroost met de bedenking dat op de duur alleen herinneringen overblijven, het enige dat ons niet kan ontnomen worden. In later jaren stapelen de herinneringen zich op, en het is voor de culturele ontplooiing van een volk onmisbaar dat het te allen tijde kan terugdenken aan grote persoonlijkheden en dat het met die wijsheid gewapend, ze ook terug vindt onder de eigen tijdgenoten. Wat zou er van Vlaanderen geworden zijn zonder herinneringen ?
Ik meen te mogen zeggen dat André Demedts tot dit onmisbaar deel van ons levend patrimonium is gaan behoren, en dat wij hem niet meer kunnen missen, noch zijn mediterend schrijverschap, noch zijn milde aanwezigheid onder ons, noch zijn humor die dikwijls getemperd wordt door de kennis van de omstandigheden en vandaar licht omfloersd met weemoed, noch zijn vastberaden trouw aan de kristelijke en aan de Vlaamse beginselen, trouw als edelste vorm van gehoorzaamheid. Men kan daar gedichten over schrijven, zo men wil, men kan het ook van man tot man, koel en zakelijk waarderen met te zeggen : hij is een hele drukkingsgroep waard.
Mijnheer Demedts,
U moet aanvaarden dat uw vrienden U af en toe, onder verschillende en in uw ogen misschien belachelijke voorwendsels, willen huldigen. Zij willen daarmee, luidop voor zichzelf, zeggen hoe belangrijk, in dit moeilijk land en in een nog vormeloos Europa, de kardinale deugden zijn welke U zelf in uw dagelijks werk hebt pogen waar te maken, en waaraan wij ons kunnen optrekken, zeggend of althans in stilte wensend : ik zou willen zijn gelijk André Demedts.
Gaby Gyselen
Menen. 26 februari 1966
Met dank aan Ludo Valcke, directeur Dienst Cultuur provincie West-Vlaanderen.
|