Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
08-12-2014
Glimmerinktzwam
De "Gewone glimmerinktzwam" (Coprinus micaceus) is een zwammetje dat steeds in groep staat. De mooie ronde hoofdjes zijn een 2 cm breed en bedekt met glimmerachtige korrels, waaraan het ook zijn naam te danken heeft. Zoals ook bij andere inktzwammen zoals bij de Kale inktzwam zijn ze giftig als ze met alcohol genuttigd worden. Nuchter blijven is dan wel geboden!. In "bijlage" nog een opnamen van deze mooie zwammetjes.
Het "Geel hoorntje" (Calocera viscosa) is een altijd verfrissend mooie verschijning dat vooral op sterk vermolmd hout verschijnt. Het is glad ,kleverig, glanzend en dooier- tot oranjegeel. Ook de wetenschappelijke naam: "Calocera" calo = mooi en cera = van het Griekse "keras" = hoorn, duidt op het esthetische van dit hoorntje. "Viscosa" komt van het laatlatijn viscarius en betekend kleverig. Zo zien we dat ook de wetenschappelijke naam ook heel wat te vertellen heeft over het genoemde. In "bijlage" nog een opname van in de buurt staande enkele "Gele hoorntjes".
Het "Loodkleurig netplaatje" (Dictydiaethalium plumbeum) ziet er in zijn opbouwfase dus helemaal niet loodkleurig uit maar wel mooi roze. Het is ook een,wat we noemen, slijmzwam. Het is een verzameling van amoebe-achtige diertjes met een cel die al voortschrijdend vooral algen en bacteriën eten door ze op te nemen in de cel en daar te verteren, men noemt het "fagotrophie". Hier zien we nu duidelijk de reeds afgelegde weg op zijn strooptocht. Het sterke witte spoor rechts is de meest recent afgelegde weg maar ook verder zien we nog een wat vager spoor (een 3 à 4 cm) waar het daarvoor reeds langs kwam om voedsel te vinden. Dit spoor wordt veroorzaakt door kanaaltjes waarlangs de voedingsstoffen aan elkaar worden doorgegeven waardoor ze ook kunnen verder ontwikkelen. Later als het zich helemaal verzadigd voelt zal het loodkleurig worden en zullen er inwendig "sporen" gevormd worden. Ze zitten er in een "net" te wachten op verdere verspreiding! In "bijlage" nog een opname.
Hier zien we de myxo "Fopdraadwatje" (Trichia varia) in zijn rijpe fase met een vergroting van 30 x!. (zie eerst Fopdraadwatje 1 hiervoor). De kleur is nu okerachtig geworden en een van de rijpe sporangiën (vruchtlichamen) is reeds opengebroken en we zien elateren uitbreken en de sporen komen mee.
De sporen zijn een een 15 µm groot en we zien er wat oliedruppels in, ze zijn rond maar niet zo regelmatig rond.
De elateren, (dit zijn de veerkrachtige structuren), zijn lang en hebben nog een spiralen rondom, die langs een zijde wat uitspringen. Op het einde, eindigen de elateren in en punt die ongeveer 15 µm is. Zij werken mee aan het verspreiden van de sporen.
Sporen en elateren zijn in "bijlage" te zien. Dit is een beeld onder microscoop met vergroting van 400x. Dit (de myxo) is wel een organisme dat mee aan de wieg moet gestaan heben van de dierlijke evolutie maar toch in een eigen "niche" zelf zich heeft kunnen in stand houden. Toch merkwaardig!
Het "Fopdraadwatje" (Trichia varia) is een slijmzam, maar beter gezegd dus een myxo omdat het helemaal geen zwam is maar tot de eencellige "diertjes" of amoeben behoort. Zij verplaatsen zich ook door voort te kruipen over een substraat terwijl ze alle microben of algen verorberen. Zij doen dat ook wel heel bijzonder, want zij zullen eerst en alg of microbe in de cel insluiten en door inwendige enzymen verteren. Na een tijdje als zij in groep voldoende ontplooid zijn zullen ze stabiliseren en een vruchtlichaam gaan maken. Hier is ook evolutie in. Eerst ziet men wat witte bolletjes (hier zien wij die eerste fase) bij deze myxo, de bolletjes zijn niet zo gelijk van vorm, ze zijn rond en wat boonvormig. Ze zijn ook zittend of met en klein steeltje. Later komt een verkleuring en worden ze donkerder, zie "bijlage".Er kruipt daar ook nog een kleine miljoenpoot in rond. Voor een laatste fase verwijzen we hierna naar Fopdraadwatje 2, hierboven in volgende bijdrage.
Als men deze "Zwarte truffelknotszwam" (Cordyceps ophioglossoides) ziet, weet men dat er en truffel in de grond moet zitten, gewoonlijk is dat op onder de grond zittende hertentruffels. Met enig geluk kan men dan die truffels uitgraven maar zij zijn dan al wel wat van hun kracht verloren door deze parasiet. De "Zwarte truffelknotszwam" is tongvormig tot knotsvormig. Bovenaan is hij wat papileus (bobbelig) door de perithecia (vruchtlichamen) van de zwam. Het ondergronds gedeelte van de steel is diep geel, dit zien we hier dus niet. Gezien de truffels al zo zeldzaam zijn, is deze parasiet natuurlijk ook zeer zeldzaam en komt men deze niet zo maar tegen.
De "Draadknotszwam" (Macrotuphula filiformis) valt niet erg op. Alleen als zij massaal op rottend bladstrooisel voorkomen vallen ze wat op. Het zijn ook zeer dunne draadvormige structuren die omhoog steken. Ze zijn nogal elastisch. Vooral op berken-, elzen-, beuken-, en eikenbladeren zijn ze te vinden. In "bijlage" nog een opname van dit wel erg fijne zwammetje dat van dood materiaal leeft en help bij het verteringsproces.
Nog een lichenicole fungus (een schimmel op een licheen) maar deze heeft niet zoals bij de voorgaande een Nederlandse naam gekregen. De naam is dan ook Marchandiobasidium aurantiacumeen mondvol dus en het vraagt wat oefening om deze te onthouden. In de wetenschappelijke naam kunnen we wel "aura" terugvinden wat naar goud refereert. Het zijn dan ook rozige wat opstaande kleine structuren te zijn, die op het licheen staan. Het licheen zelf wordt bleek en men ziet dat het aan 't afsterven is. Het wordt door deze parasiet aangevallen en vernietigd. Hier wordt het "Grootdooiermos" (Xanthoria parietine) aangetast. In "bijlage" nog een opname van deze parasiet, ditmaal op een Physcia (vingermos) groeiend. Opgelet, in deze namen staat telkens wel "mos" maar het zijn dus geen mossen maar korstmossen of lichenen!
Het is de eerste lichenicole fungus ( een parasitaire zwam op lichenen) die een Nederlandse naam heeft gekregen. "Verdwaaldmeniezwammetje" (Paranectria oropensis). Men ziet hem wel regelmatig als men hem kent en weet te vinden. Meestal staat hij op "Gewonepoederkorst" (Lepraria incana) maar hij kan ook op physcia (vingermos) zoals hier en zelfs op algen "groeien" (parasiteren). Het zijn witte myceliumdraden die het licheen aantasten. Het licheen maakt suikers aan met zijn algen en hier profiteert de schimmel van. In de schimmeldraden zitten de vruchtlichamen als roze bolletjes met een donkerder rood midden, dit is de opening van het vruchtlichaam. Het geheel is wel erg mooi om te ontdekken! En de Nederlandse naam is toch ook wel heel wonderlijk. Bij deze ontmoeten zwammen-zoekers en lichen-zoekers mekaar...
Het "Kleverig koraalzwammetje" (Calocera viscosa) is een mooie verschijning. De wetenschappelijke naam zegt het ook al: "calo" = mooi en cera = een gewei, viscosa = kleverig. Vanaf een wortelende stam gaat het zich meervoudig vertakken op een "koraalachtige" wijze. Het kan ook 8 cm hoog worden en voelt kleverig aan en is gelatineus en taai. De prachtige kleur is dooier- tot oranjegeel. Gewoonlijk siert het sterk vermolmde naaldhoutstronken en ook naaldhout stammen op en droge voedselarme grond. Een kleurige verschijning!
De "Esdoornhoutknotszwam" (Xylaria longipes) is tong- tot smal knotsvormig en kan wel 8 cm hoog worden. Het bovenste deel is fijnwrattig en zwart. De steel is verder ruw en ook zwart. Het is ook een taaie zwam. Hij is natuurlijk te vinden op vooral esdoons maar ook op plataan en essen, steeds op dood materiaal, want hij is een saprofyt. Een duistere verschijning.
De "Pijpknotszwam"(Macrotyphula fistulosa) is slank en uiteraard ook wat knotsvormig en hol. Hij staat op dood hout (saprofyt) en bovenaan is hij mat, okergeel of zeemkleurig tot wat roodachtig. Onderaan kan hij wat witwollige zijn. Vooral het "zeemkleurige" vind ik en goed gekozen woord. In "bijlage" nog een opname van dit bijzonder zwammetje.
Deze "Oranje druppelzwam" (Dacrymyces) kan er ook wat gelig uitzien, zoals hier. Hij is druppelvormig en wat slijmerig gelatineus en leeft van dood hout dat doorgaans al sterk vermolmd is. Het is dus een saprofiet, die wat als een van de laatste in de opruiming van hout in de natuur zijn werk doet. Maar hij kan ook op verweerd hout van hekpalen, kozijnen en oude vensterbanken verschijnen. In dat geval hebben deze hun beste tijd wel gehad...
Nog een speciale verschijning is het "Geel nestzwammetje" (Crucibulum laeve). Hier zien we het in rijpe vorm met de zogenaamde "eitjes" die er hier wel blinkend inliggen. Die "eitjes" zijn sporenkapsels(peridiolen), hier worden de sporen gevormd. De sporenkapsels zitten met en witte dunne navelstreng aan de bekerwand vast. Door inslaande regen worden de sporenkapsels weggeslingerd en zo ook de sporen die er in zitten verspreid. In "bijlage" nog een opname van opzij bekeken.
De "Gekraagde aardster" (Geastrum triplex , Geo =aarde en aster =ster, triplex= drievoudig, een bolvorm bovenaan waar de sporen gevormd worden, een echte kraag en nog een stuk omgeplooide rand.) Zij komt bovengronds als een eivorm en plooit dan van boven uiteen met slippen die ongeveer in het midden gaan afscheuren zodat er nog een rand, kraag overblijft. Vandaar de vorm en ook de naam. het blijft een wondere verschijning en een voorbeeld ook van de enorme vormenrijkdom van de zwammenwereld.Prachtig gewoon! In "bijlage" nog een opname van dit zwammetje.
Deze zeer kleine "Eikeldopzwam" (Hymenoscyphus fructigenus) is maar een paar mm. Het staan op de vruchtschalen en napjes van eikels maar ook op beukendoppen en vruchtschalen van haagbeuken, hazelnoten en elzenproppen. Toch noemt het altijd Eikeldopzwam. Hij heeft dus wel een ruimer verspreidingsgebied en zorgt voor de opruiming van al deze vruchten en schalen. Een nuttig zwammetje dus voor zover deze vruchten al geen andere bestemming kregen.
Als men uit het keukenraam kijkt en plots een rode zwam ziet staan is het wel verrassend om tot de vaststelling te komen dat het een "Koningsmantel" (Tricholomopsis rutilans) is. De paarsrode of purperkleurige hoedhuid en de gele achtergrond zijn typisch. Daarbij is de steel ook nog eens van deze kleur (zie "bijlage"). De plaatjes zijn geel. De naamgeving is wel bijzonder en doet inderdaad denken aan de koningsmantels uit de geschiedenis die er waarschijnlijk ongeveer zo, met deze kleuren, uit gezien hebben. De literatuur vermeldt ook dat hij nog eetbaar zou zijn, maar met een muffe smaak en met kleine hoeveelheden te gebruiken. Men moet hier dan wel voor voelen?
Deze "Plooivoetstuifzwam" (Calvatia excipuliformis) was wel echt een kanjer. Zeker in de breedte. Zij kunnen een 15 cm hoog worden en zijn doorgaans slank. Deze was wel erg breed. Bovenop heeft hij samengestelde stekels. Wanneer de inhoud van deze zwam rijp is zullen de sporen er massaal uitkomen en blijft er gewoonlijk alleen de voet van over, die plooien vertoond. Daar heeft hij ook zijn Nederlandse naam van gekregen. In "bijlage" nog een opname van dit indrukwekkend exemplaar. Deze heeft zelfs in de hoed heel wat plooien, die er doorgaans niet te zien zijn.
Groot is de "Blauwgrijze schorsmycena" (Mycena pseudocorticola) zeker niet. Hij wordt maar een goede twee cm. Hij is op schors te vinden maar valt niet erg op door zijn donker blauwgrijze kleur. De kleur wordt ook wel eens leisteengrijs genoemd. Het is wel wat speciaal. De hoed is ook niet groot in het geheel van 0,5 tot 1 cm. Daardoor is waarschijnlijk ook wel te verwachten dat men er gemakkelijk over heen kijkt. Hij wordt dan ook als zeldzaam aangeduid. In "bijlage" nog eentje dat wat afzonderlijk stond.
Het "Heksenschermpje" (Mycena rosea) is licht- tot dieproze zonder violet. De lamellen zijn witachtig- of vleeskleurig maar die zien we hier niet.De steel is ook witachtig tot roze en kaal. De naam spreekt ook tot de verbeelding en is niet zo sympathiek. Dit heeft misschien te maken met zijn giftigheid. Hij bevat het zenuwgif "muscarine" dat ook in de Vliegenzwam te vinden is. Men kan er dus van halucineren en misselijk worden.