De hangende tuinen van Babylon
De eerste serieuze historicus die de tuinen noemt, is Berossus, een Babyloniër die rond 270 v. Chr. werkte. Hij meldt dat Nebukadnezar (605-562 v. Chr.) in twee weken een nieuw paleis liet bouwen, met stenen funderingen of verhogingen die aan bergen deden denken. Er werden bomen geplant, en dit was volgens Herossus het 'zogenaamde' hangende park dat was aangelegd om de koningin te behagen.
Dit kan heel goed mogelijk zijn. In vroeger tijden werd een verbond vaak bezegeld met een koninklijk huwelijk, en Nebukadnezar was mogelijk met een Iraanse prinses getrouwd. In een van zijn eigen verslagen, dat Berossus blijkbaar ook kende, beschrijft de koning zijn nieuwe paleis: het was even hoog als een berg, gedeeltelijk uitsteen vervaardigd, en naar verluidt in twee weken voltooid. Een park wordt niet met name genoemd, maar paleizen werden vaak door parken omgeven.
Latere Griekse geschriften zijn gedetailleerder. In een ervan staat dat de tuinen 120 m² groot en 25 m hoog waren, even hoog als de stadsmuur. Ze waren in lagen aangelegd, als een amfitheater, met rondom kleine gebouwtjes. De fundering bestond uit diverse muren die elk circa 7 m breed waren en 3 m uit elkaar lagen, en die stenen balken ondersteunden. Boven deze balken bevonden zich drie afzonderlijke lagen: met riet ingelegd bitumen, twee rijen metselwerk en een afdichtlaag van lood. De aarde van de tuinen lag bovenop, en uit het zicht stonden apparaten die water voor de bomen uit de rivier beneden haalden. In een ander geschrift worden twintig steunmuren genoemd. Een derde meldt dat de tuinen rustten op bogen van baksteen en bitumen. Het water werd met Archimedische schroeven langs een trap naar boven gepompt. Volgens een ander geschrift bestond de onderliggende constructie uit stenen zuilen met houten balken erop: dit waren stammen van dadelpalmen, die niet rotten, maar voedsel boden aan de wortels van de bomen erboven. Het gehele gebied werd van water voorzien door een ingenieus systeem van fonteinen en kanalen.
Waar lagen de tuinen?
Er bestaan zoveel tegengestelde omschrijvingen over de tuinen dat sommigen twijfelen of ze wel echt hebben bestaan. Toch is een dergelijke constructie, op de onverwoestbare boomstammen na, bouwkundig gezien heel goed mogelijk. Griekse bezoekers zagen waarschijnlijk een beboste hoogte die boven het paleis uitrees en waarvan tussen de huidige ruÏnes nog sporen te vinden zouden kunnen zijn. Helaas zijn de paleizen in duizenden jaren steeds verder verwoest door mensen die de prachtige bakstenen voor iets anders wilden gebruiken. Alleen de funderingen zijn overgebleven.
Vroege ontdekkingsreizigers hebben in het hoge Zomerpaleis naar de tuinen gezocht. Dit paleis besloeg ongeveer 180 m² en bevatte vele putten, maar helaas was er onvoldoende ruimte voor terrassen en bomen. Eén archeoloog dacht dat de tuinen boven de bakstenen gewelven moeten hebben gelegen die hij in het Zuidpaleis aantrof; ook hier zijn putten gevonden, maar de gewelven vormen de kelde van een bestuurlijk gebouwen hebben mogelijk als gevangenis gediend.
Wie naar een plattegrond van de paleizen kijkt, ziet dat het Zuid- en het Noordpaleis aan de noord- en westkant, bij de Eufraat, werden geflankeerd door opmerkelijk massieve constructies. Op elk ervan kunnen de in lagen aangelegde tuinen hebben gelegen. Het indrukwekkendste is het Westelijke Buitenwerk,dat ongeveer 190 bij 80 m groot was. De buitenmuren waren op sommige plaatsen 20 m dik en gemaakt van in bitumen verzonken bakstenen. Aan de noordzijde waren kamers en aan de zuidzijde een plein met in een van de hoeken een soort trap. Op dit unieke gebouw kan een pleintuin hebben gelegen die bijna even groot was, met prieeltjes en een kunstmatige, in lagen aangelegde berg. Het is dus nog steeds niet bekend waar de tuinen zich bevonden. Misschien geven nieuwe opgravingen of onbekende geschriften uit de tijd van Nebukadnezar ooit het antwoord. Tot die tijd kunnen we ons de hangende tuinen, met of zonder gewelven en fonteinen, voorstellen zoals we maar willen.
|