Interview door Toos Osaer met Marcel van Nieuwenborghe in Kerk en leven, 3 mei 2006, p. 7:
"Op die afdeling (Cultuur van De Standaard) raakte ik geïnitieerd in de christelijke cultuur. Want ik was een 'achtenzestiger' en kende slechts Sartre en Marcuse? Nu ging een hele wereld voor me open: Bach, Frits Van der Meer, christelijke auteurs zoals Chesterton, de filmwereld met Van Hoof, Rosseels en Durnzes als leermeesters."
"Bij de grote herstructurering van een paar jaar terug was de belangrijkste drijfveer de winst verhogen. Met als gevolg: de kranten buigen voor hun klanten en de televisie kijkt de kijkers naar de ogen."
"De kranten worden almaar kleiner en de televisieschermen almaar groter. Dat is niet zonder betekenis. Kranten hebben zich geplooid naar de lezers. De lay-out en de inhoud zijn gelieerd."
"En toch, journalistiek die niet kritisch is, is geen journalistiek"
"(De openbare omroep is) nu een één grote amusementsmachien geworden."
Is het aantal religieuzen een criterium voor het leven van een orde of congregatie?
Op zich niet. Niet wat we doen, is belangrijk want heel dikwijls hebben anderen ons werk al overgenomen -, maar wie we zijn, en wie we zijn op de manier waarop de Heer het heeft gewild.
Hij laat niet zelden religieuze bewegingen ontstaan als tegengewicht voor tekorten binnen de kerk en de samenleving.
Dat is uit de loop van de kerkgeschiedenis af te leiden.
Toen het gebedsleven op de achtergrond raakte, ontstonden de contemplatieve orden.
Toen veel kerkleiders een te rijkelijk leven gingen leiden, stond Franciscus op en stichtte een groep religieuzen die de armoede strikt ging beleven.
En toen de kerk haar missionaire roeping aan het verliezen was, kwamen Ignatius en de jezuïeten naar voren om die opdracht voor de kerk te vervullen.
Zo heeft elke religieuze groepering ook vandaag nog haar eigen charisma en dat charisma beleven, hangt niet van het aantal af. Het gaat om een kwaliteitsgetuigenis.
Iemand schreef zelfs dat als religieuzen hun roeping ernstig zouden nemen, ze het met nog veel minder zouden kunnen doen. Uiteraard, als het op de uitvoering van een opdracht aankomt, zijn er nooit genoeg medewerkers.
Peter-Hans Kolvenbach in een interviem met Rik De Gendt, Tertio 26 april 2006, p.8
Mijn vraag: welke tegengewicht vormen de diakens voor tekorten binnen de kerk en de samenleving?
Als onderschrift bij ons interview met diaken Laurent geven wij het besluit van een historische studie door de Canadese bisschoppen gevraagd. De studie zelf zal ik later citeren.
Wij zouden ons historisch onderzoek op de volgende wijze kunnen afsluiten. In de loop van de laatste jaren heeft men op verschillende plaatsen bevestigd dat het motief tot herstel van het diaconaat niet de vermindering van celibataire priesters is.
Nochtans heeft men geen enkele afdoende (overtuigende) reden (uitleg) kunnen aanvoeren (voorstellen) voor het probleem waar de geschiedenis ons mee confronteert (plaatst). De geschiedenis toont inderdaad aan, dat niettegenstaande zijn apostolische instelling, het diaconaat gedurende meer dan duizend jaar niet nodig is geweest, nadat het (wel) gedurende meerdere eeuwen (wel) had bestaan.
Bijgevolg, als men geen echt specifieke (bestaans-) reden voor het diaconaat kan geven en indien men geen echte theologie van het diaconaat, zowel als voor het wijdingssacrament kan opstellen, dan is het zeker dat het herstelde diaconaat niet zal ontsnappen aan het lot van het diaconaat van de eerste eeuwen.
Indien het sacrament niet anders doet dan een ondersteuning geven aan diegenen, die op basis (uitgaande) van andere sacramenten, dezelfde functies (opdrachten) vervullen, dan kan men niet zeggen (beweren) dat het echt nodig is.
Het wijdingssacrament in de kerk heeft niet alleen de bedoeling een genade van ondersteuning te geven, maar eerder de machtiging om functies (opdrachten) te vervullen die iemand zonder het sacrament niet zou kunnen uitoefenen.
Indien het diaconaat een sacrament van de kerk is, en dat is het inderdaad, dan moet het een genade en een machtiging geven, niet enkel om een taak met gemak te vervullen, maar op de eerste plaats en voor alles om ze gewoon te kunnen uitoefenen.
Het succes van het herstel van het permanent diaconaat hangt niet af van de goede of slechte wil van de toekomstige diakens, maar van een juiste theologie van het diaconaat dat eertijds door de eerste kerk werd ingesteld.
Hier onder vinden jullie de oorspronkelijke Franse tekst:
Nous pourrions conclure notre enquête historique de la manière suivante.
Au cours des dernières années, on a affirmé en divers endroits que le motif de la restauration du diaconat nétait pas la diminution des prêtres célibataires.
Cependant, on na apporté aucune raison suffisante pour résoudre la difficulté suivante proposée par lhistoire. Lhistoire montre, en effet, quen dépit de son institution apostolique, le diaconat na pas été nécessaire dans lEglise pendant plus de mille ans après avoir existé pendant plusieurs siècles.
Par conséquent, si lon ne donne pas une raison réellement spécifique pour le diaconat et si lon nélabore pas une réelle théologie du diaconat aussi bien que du sacrament de lordre, il est certain que le diaconat restauré néchappera pas au sort du diaconat des premiers siècles.
Si le sacrement du diaconat ne fait quapporter un réconfort à ceux qui, en vertu dautre sacraments, accomplissent la même fonction, on ne peut dire quil est réellement nécessaire.
Le sacrement de lordre dans lEglise na pas pour but de donner seulement une grâce de soutien, mais plutôt un pouvoir pour accomplir des fonctions que quelqun ne pourrait exécuter sans ce sacrement.
Si le diaconat est un sacrament de lEglise, et il lest réellement, il doit donner une grâce et un pouvoir non seulement pour accomplir une tâche avec aisance mais dabord et avant tout pour laccomplir tout court.
Le succès de la restauration du diaconat permanent ne dépend pas de la bonne ou de la mauvaise volonté des diacres futures, mais dune théologie exacte du diaconat jadis inauguré par lEglise primitive.
Zetten jezuïeten zich uitdrukkelijk in voor een een rechtvaardige wereld?
"In de studie en beleving van onze spiritualiteit is de wezenlijke band tussen geloof en rechtvaardigheid niet meer weg te denken. Hoewel de concrete uitwerking niet zo vanzelfsprekend of gemakkelijk is. Dat zal zeker op de volgende algemenen congregatie uitvoerig ter sprake moeten komen. Als wij ons als jezuïeten en als kerk voor rechtvaardigheid inzetten, doen we dan niet om politieke redenen, maar omdat Christus zelf altijd voor de armen heeft gekozen en wij hem daarin willen navolgen. Sociaal werk moet daarom in alles uitdrukking zijn van het evangelie. Hoe dat concreet vorm kan krijgen, is een vraag die nog altijd niet is opgelost. Uit de eerste encycliek van Benedictus XVI, Deus Caritas est, zouden we de indruk kunnen hebben dat de rechtvaardigheid uitsluitend aan de staat voorbehouden blijft, terwijl de caritas het werk van de kerk is. Dat lijkt me geen correcte interpretatie. Geloof en rechtvaardigheid zijn geen parallelle acties. Ze horen samen, want ze worden door dezelfde caritas geïnspireerd. Rechtvaardigheid zonder caritas is onrechtvaardigheid, en geloof zonder caritas is een geloof zonder werken."
Wat een vreemde mensen toch, die getrouwde diakens!
Op zondag 23 december 2001 werd, vroeg in de ochtend in het programma Voor de dag (Radio 1), een interview uitgezonden van Jaak De Wulf met de diakens Chris Nollet en Miel Selderslaghs. De aanleiding was de priesterwijding van Gijs Meynesz, gewezen dominee (tot halfweg de jaren '70), gehuwd, en reeds enkele jaren actief als diaken te Sint-Truiden. De toezegging door Rome om een gehuwd man priester te laten worden is een uitzonderingssituatie. De programmamakers vroegen zich af, als reactie op een brief van een luisteraar, hoe het dan wel zat met die honderden diakens die in ons land dag in dag uit het beste van zichzelf geven. Vinden zij het erg dat zij geen priester kunnen worden?
In de krant werd de bijdrage aangekondigd onder de titel De rol van diakens en diaconessen in de kerk. Die diaconessen kwamen echter nooit ter sprake. Na een voorbereidend gesprek met veel mooie uitwijdingen volgde een kort interview. Het leek even alsof Jaak De Wulf elk dan vooral die vragen stelde die de andere gesprekspartner voordien beantwoordde, maar hij lette erop dat er toch wat concreets aan getuigenis naar voren kwam. Tijdens de uitzending werden dan weer die anekdotes geweerd, die het voor de luisteraar wat extra duidelijk konden maken waarmee die diakens toch wel echt bezig zijn. Hoe dan ook, het eindresultaat werd toch een aardig geheel, verteerbaar voor de half aandachtige zondagmorgenluisteraar. De tekst werd voor jou hier netjes uitgetikt, want: Vinden de diakens het erg geen priester te kunnen worden?
Miel: Ik vind het helemaal niet erg. Het diakenambt is een zelfstandig ambt, heeft een eigen invalshoek in de pastoraal. De meeste van onze diakens hebben gekozen voor het diaken zijn en niet voor het priesterschap.
Jaak: Maar er zijn er misschien wel die zeggen: Als ik zou kunnen, dan zou ik graag priester worden?
Miel: Zo zullen er wel enkelen zijn, en ik vermoed dat, wanneer men het diakenambt weer heeft opengesteld na het concilie, er wel mensen zullen geweest zijn die er ingestapt zijn vanuit de idee 'hier gebeurt geschiedenis, hier komt iets nieuw, wellicht is dit een aanzet naar het getrouwd priesterschap', maar de evolutie heeft dat tegengesproken en ik denk dat de meeste mensen die voor diaconie hebben gekozen, eigenlijk voor het diakenambt hebben gekozen.
Jaak: Aan de andere kant, Chris Nollet, er zijn priesters die nadien huwen. Zij worden uit hun ambt ontzet. Daar is helemaal geen sprake van tolerantie. Vindt u dat correct?
Chris: Ik vind het in ieder geval een jammerlijke zaak. Die mensen hebben al heel wat ervaring op zich opgebouwd. Natuurlijk, ik kan mij voorstellen dat bepaalde gemeenschappen, waarin zij actief zijn, zich daaraan misschien storen - vanuit traditionele gedachten rond het feit dat zij huwen -, maar ik denk dan toch dat zij op een of andere manier opnieuw een werkinvulling moeten kunnen krijgen zoals voordien. Weliswaar moet men niet onderschatten dat, wanneer men huwt, dan toch wel de situatie van die personen verandert.
Jaak: Jullie kunnen daarvan meespreken. Jullie combineren een roeping - zeg maar - , met een job met het gezinsleven. Dat is niet evident?
Chris: Wij zijn als het ware in eerste instantie met onze echtgenote getrouwd, terwijl een priester, indien hij bijvoorbeeld aan een parochie wordt toegewezen, zijn thuis heeft bij de mensen van zijn parochie.
Jaak: Maar de consequentie is dan wel, Emiel Selderslaghs, dat jullie in een aantal gevallen, in de parochies een hulpje worden van de priester, een soort onderpriesters dan. Is dat niet frustrerend?
Miel: Neen, want het is niet te bedoeling dat de diaken een hulpje is van de pastoor. Diaken zijn is een zelfstandig ambt.
Jaak: Maar jullie mogen wat minder dan de priester, hè? In het takenpakket?
Miel: Ja, maar dat heeft ook te maken met een duidelijke invalshoek. Als onze invalshoek de dienstbaarheid is, de diaconie is, dan hoeft het niet dat wij al diezelfde taken van de priester doen. Wat er wel is in de beeldvorming naar de gelovige mensen toe, is dit: zij zien een diaken functioneren en zij zien die man ook mee zijn dienstbaarheid waarmaken in liturgie (vieringen), bij een doop of een huwelijk; en dat mensen dan, vanuit wat zij daar zien, verwachtingen naar een diaken projecteren zoals naar een priester. En dan is het voor een diaken soms heel moeilijk om dat op het goede spoor te houden, om duidelijk te kunnen maken: neen, dat is niet mijn taak!
Jaak: Veel diakens realiseren hun engagement ook op een andere manier dan echt in de parochie?
Chris: Ik denk dat de meerderheid van de diakens ook actief is op een werk gewoon zoals iemand anders, en dat een deel van de diakens dan ook weer bijvoorbeeld in een ziekenhuis, een bejaardentehuis, in scholen werken, waar zij dan weer een specifiek pastorale job op zich nemen.
Jaak: Intussen, het aantal priesters vermindert met de dag. U bent echt nodig om de kerk in stand te houden. Als groep zijn jullie bijna een machtsfactor. Waarom spelen jullie dat niet uit om er iets uit te halen?
Miel: Ik denk dat spreken in termen van macht kerkvreemd is, dat macht maatschappelijk gezien wel telt, maar dat is niet zo relevant binnen een gelovige gemeenschap. Evolutie is er zowieso, al komt die traag op gang - dat kunnen wij niet wegcijferen -, maar waar een diaken werkt - en dat is meestal heel dicht bij de mensen - is dat niet relevant.
Jaak: Maar bestaat het risico niet dat het te traag zal gaan? Parochies hebben moeite om bedienaars te vinden. Moet er niets gebeuren om daar een structurele oplossing voor te vinden? Bijvoorbeeld: gehuwde mannen systematisch toelaten om priester te worden?
Chris: Voor mijn part mag men daar uiteraard rond blijven werken, en is het goed dat op verschillende binnenkerkelijke niveaus het gesprek daarover aangegaan blijft, maar ik vind niet dat wij daar nu hét thema van moeten maken. Ik zie dat de energie van sommige mensen zo fel in die dingen wordt gestoken dat het eigenlijk totaal verlies is. Want zij kunnen het toch niet realiseren. De kerk gaat langzaam.
Jaak: De kerk gaat langzaam, maar misschien langzaam dood?
Miel: Ik vermoed van niet. Ik denk dat er ter plaatse gemeenschappen zullen blijven bestaan die het evangelie ter sprake brengen en het in praktijk gaan brengen. Het zal wellicht een andere vorm van kerk zijn, van levende kernen van hoop, die daar ter plaatse het geloof waarmaken en die mekaar zullen vinden.
In Limburg wordt de getrouwde diaken Gijs Meynesz tot priester gewijd. Maar de andere diakens zijn er blijkbaar niet jaloers om, dat was het besluit van de speaker van dienst, hetgeen mij zo een gevoel bezorgde van het zijn voor de wereld dan toch rare vogels, die diakens, niet?!
Overgenomen van de website van diaken Chris Nollet
Er is geen priestertekort, maar wel een diakentekort
Pleidooi voor het diaconaat
Eind september 2004 werden opnieuw twee diakens gewijd voor ons bisdom. Met tachtig zijn ze intussen in het bisdom. Veertien kandidaten volgen momenteel de opleiding. Allemaal erg goed nieuws. Zeker in tijden waarin op tal van andere gebieden in onze Kerk vooral het krimpscenario regeert.
En toch loeren er ook voor het bloeiende diaconaat reële gevaren om de hoek. Diaken Maurice Temmerman schreef er Kerkplein over aan.
Als ik gelovigen, zelfs trouwe kerkgangers, vraag wat een diaken eigenlijk is, dan blijven de meeste het antwoord schuldig. Het diaconaat is voor hen datgene wat de diaken na de consecratie verkondigt: ,,Een mysterie van het geloof! Een ,,mysterie in de zin dat zij niet weten of niet goed weten hoe de diaken te benoemen. En weet hij het zelf eigenlijk wel? Is hij een volwassen acoliet? Of een soort pastoor, maar dan ,,ersatz, een ,,gatenstopper waar priesters wegvallen? Maar die daarbij serieus gehandicapt is want, want hij kan als het erop aan komt toch niet in de eucharistieviering voorgaan en de biecht horen.
Hoeft het dan te verwonderen dat een deken n.a.v. de wijding tot permanent diaken van iemand in zijn dekenaat, uitriep: ,,Ik kan niets doen met een diaken!? Of een collega van hem zei: ,,Wij hebben liever een parochieassistent(e) dan een diaken!
(On)zichtbaar
Hoe komt het dat de diaken zo weinig gekend is? Het heeft te maken met de zichtbaarheid of liever de onzichtbaarheid van de diakens. Ons bisdom telt nu tachtig diakens. In België zijn we met ongeveer vijfhonderd. Maar wat betekent dat in het geheel van een bisdom? In het geheel van de Belgische kerkprovincie?
De ,,onzichtbaarheid van de diakens heeft evenwel met fundamentelere zaken te maken. Zo zijn diakens eigenlijk ,,straatlopers. Zij beoefenen het diaconaat in hun huwelijks- en gezinsleven, op hun werk, in het verenigingsleven, vooral bij de mensen die hoe dan ook in nood zijn.
En er is nog iets anders. In het dekenaat Geraardsbergen vallen sinds enkele maanden de zestien parochies onder de verantwoordelijkheid van drie pastoors. Als er elke zondag moet gezorgd worden voor één eucharistieviering in elk van deze parochies, dan betekent dat minstens vijf vieringen per pastoor. Te veel is natuurlijk te veel. En dus gingen er aanvankelijk en met de beste bedoelingen stemmen op om afwisselend te werken met een eucharistieviering en een gebedsdienst op zondag. Die gebedsdiensten kunnen immers voorgegaan worden door niet-priesters, bijvoorbeeld diakens. En laten er in het dekenaat Geraardsbergen nu net vier diakens zijn. En waarom geen huwelijksvieringen en begrafenissen met een gebedsdienst? De mensen zeggen nu al: ,,Het was een schone mis, mijnheer! Hier dreigt gevaar voor de diakens. Diakens dreigen opgeslorpt worden door ,,priesterlijke taken.
Inderdaad, als diakens toch zichtbaar zijn, dan is het tijdens liturgische vieringen. Zij dragen dan een albe, een stool, soms een dalmatiek. In hoeveel kerken wordt het onderscheid gemaakt in de liturgische ambtskleding van een priester of een diaken? ,,Jawel, het was daar nog een mis met twee, zelfs met drie heren, horen wij dikwijls na een viering.
Ten gronde
Nog dieper gravend stoten wij op de diepste reden van de onzichtbaarheid van de diakens. Stel dat er op zondag niet langer of maar zeldzaam meer eucharistie kan worden gevierd in een parochie. Zal de algemene reactie dan niet zijn: ,,Dat is niet goed! Wij hebben toch recht op een mis! Het geloof gaat achteruit!, enz. Zouden wij dat ook zeggen als er wél elke week eucharistie wordt gevierd, maar er zelden of nooit het Woord zou in worden verkondigd? Zullen wij dan zeggen: ,,Dat is niet goed! Wij hebben nood aan verkondiging van Gods Woord! Het geloof gaat achteruit, ja, het is in gevaar!?
En wat zeggen wij als de mensen die letterlijk en figuurlijk hongeren, met hun honger blijven zitten? Als mensen dorsten naar water, maar bij ons nog meer naar aandacht, zorg, bevestiging, naar een goed woord, maar verdorsten in een woestijn van eenzaamheid, omringd door velen zonder omzien? Wat zeggen wij als zieken allerlei, mensen gevangen tussen muren, maar ook vereenzaamd in onze steenwoestijnen, maar niet verlost worden uit hun isolement? Zeggen wij dan ook: ,,Dat is niet goed. Wij hebben nood aan mensen die ons voorgaan, oproepen, motiveren om de handen uit de mouw te steken en de goede werken te beoefenen, de werken van barmhartigheid of beter nog de werken van de Messias!? Als het vieren en het verkondigen van het geloof geen handen en voeten krijgt in het leven van elke dag, op straat, daar waar de mensen echt leven, zeggen wij dan ook: ,,Het geloof gaat achteruit, ja, het is in gevaar! De mensen praktiseren niet meer!?
Hier raken wij aan de diepste reden van de onzichtbaarheid van de diakens. Veel gelovigen onderwaarderen de liefdewerken, de broeder- en zusterdienst, de diaconie. Niet alleen de gelovigen, maar ook nog altijd het beleid. Terwijl diezelfde liefdewerken, de werken van de Messias, de toetssteen zijn van onze vieringen en verkondiging. Bijna alle heiligen blonken uit door de heldhaftige beoefening van de liefdewerken. Denken wij maar aan pater Damiaan en Moeder Teresa.
Groot tekort
Daarom durf ik beweren dat er een groot tekort is aan diakens! Er moeten meer mannen (en liefst ook vrouwen!) komen die gewijd worden tot het sacrament van het diaconaat om de Heer zichtbaar en tastbaar te maken die al goeddoende rondging en rondgaat. Er zou minstens één diaken moeten zijn in elke parochie, liefst meer in grote parochies. Zij zouden er ons voortdurend moeten aan herinneren dat het geloof niet alleen gevierd en verkondigd, maar beleefd moet worden in het leven van elke dag.
In die zin zijn de diakens de bewakers van de liturgie. Als de diaken aan het altaar staat tijdens de eucharistieviering of andere liturgische vieringen, dan is hij daar altijd aanwezig in functie van zijn wijdingsambt, wat betekent: allen, voorgangers en gelovigen, voorgaan in, attent maken op, oproepen tot, motiveren tot broeder en zusterdienst, tot ,,barmhartigheid, tot ,,baarmoeder zijn voor nieuw leven, opdat de mensen zouden leven in overvloed of op zijn Vlaams gezegd: dat zij van het leven deugd zouden hebben.
Voetwassing
Mag ik het bovenstaande duiden vanuit de liturgie van Witte Donderdag? Terecht vieren de priesters Witte Donderdag als hun feestdag. Op die dag werd de eucharistie ingesteld en het wijdingsambt (priesterschap). Maar welk evangelie lezen wij dan? Het evangelie van de voetwassing. Jezus die geknield de voeten van zijn leerlingen wast en ze droogt met een doek. Wel, de stool die wij als diakens dragen, verwijst naar het doek dat Jezus droeg tijdens het Laatste Avondmaal. Wij dragen de stool links over de schouder, zodat de rechterarm vrij blijft om de voeten van de mensen te wassen, terwijl wij voor die mensen knielen. Mogen wij niet zeggen dat het diaconaat werd ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal? Elke mens vertegenwoordigt de Heer. Wij knielen voor hem en dienen Hem in navolging van Degene die gekomen is om te dienen en niet om gediend te worden.
Als tijdens de consecratie de priester zegt: ,,Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn Bloed, dan verkondigen wij het mysterie van het geloof. De Heer is werkelijk onder ons aanwezig als degene die zijn leven breekt en deelt en zegt: Doe dit tot Mijn gedachtenis. Word ook zon mens. Neem uw leven en deel het met anderen. Jezus ,,identificeert zich met het gebroken brood en het vergoten bloed. ,,Dat ben Ik, zegt Hij. ,,Zo ben Ik, zegt Hij.
Maar Hij identificeert zich ook met de mens rondom ons, zeker met de elke mens die hoe dan ook in nood is. In Mt 25 horen wij: ,,Ik had honger, ik had dorst, ik was ziek, gevangen, dakloos, vreemdeling en toen heb jij voor mij gezorgd. Jezus ,,identificeert zich hier met elke mens, zeker met de mens in nood. Dat mogen wij de tweede consecratie noemen. De eerste consecratie gebeurt tijdens de eucharistieviering, de tweede tijdens de beoefening van de goede werken, de werken van de Messias. Hier ontdekken wij opnieuw de diaken als de bewaker van de liturgie. Zoals het Laatste Avondmaal altijd ook voetwassing is, zo moet de liturgie beleefd worden in de liefdewerken. Als de liturgie niet beleefd wordt in de liefdewerken, verraadt zij het mysterie dat zij verkondigt.
De diaken, ja het diaconaat zelf, is in gevaar. Als de diaken door het tekort aan priesters meer en meer priesterlijke taken gaat vervullen, dan gebeurt dat opnieuw ten koste van de diaconie. De diakens zijn er om de liturgie op haar plaats te zetten en niet om de gaten te vullen die vallen door het tekort aan priesters.
Mgr. Jozef De Kesel, toen nog verantwoordelijke voor de vorming in het bisdom Gent, zei ooit dat de bisschop twee armen heeft. De ene arm zijn de priesters, de tweede de diakens. Eeuwenlang was de arm van het diaconaat praktisch afgestorven. Is een bisschop met slechts één arm niet gehandicapt? Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie is de arm van het diaconaat gaan herleven. En dan zouden er zijn die zeggen dat zij geen diakens nodig hebben. Willen zij dat de bisschop opnieuw gehandicapt wordt?
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
Aan de wortels raakt men niet ongestraft
Maar kinderen ervaren ook vlug dat men wortels moet eerbiedigen. Zo vertelt de oude kanselier Konrad Adenauer ergens dat hij dit als kind leerde toen hij, ál te nieuwsgierig, kleine, onvolgroeide radijsjes uittrok om te zien wat er onderaan gebeurde en natuurlijk verdorden de radijsjes. Aan de wortels raakt men niet ongestraft. Wortels hebben iets te maken met vaderschap en moederschap. Zij wijzen naar de schoot van moeder aarde en naar de mysterieuze kracht van heel klein zaad.
Je zou eigenlijk beter spreken van een stamwortel dan van een stamboom.
En ieder heeft wel ooit momenten in zijn leven gekend waarop hij die stamwortel ondervraagt, wel weten of men in liefde ontstaan is en met liefde aanvaard door moeder én vader. De wortels van ieder mens liggen in vele voorbije generaties, geboren uit grote en kleine liefdes en soms geheel wildweg als in de grillige natuur, meer door toeval dan door ontmoeting. Maar zoals bij de bomen, waarvan je de wortels veelal niet ziet, blijven ook de wortels van een mens voor de anderen en tevens voor hemzelf grotendeels verborgen. Ouders en grootouders herkennen hier en daar iets, maar ook zij weten dat elk kind vanuit gisteren meer geheimen bergt dan wie ook kan ontraadselen.
Elke mens moet ergens voeten in de aarde hebben
Wortels vragen eerbied en vertrouwen. Mensen kunnen elkaars diepste wortels in tederheid raken maar ook onherroepelijk kwetsen. Elk mens moet zijn eigen wortels beschermen op straffe van identiteitsverlies. Hij moet ergens voeten in de aarde hebben. En dit houdt heel wat in: verbondenheid met zijn familie, met zijn afkomst, met zijn cultuur, met de natuur (ecologie is een reactie van eerbied voor de wortels, zoals ook een terugkeer nar gezonde seksualiteit). Wij kennen allen ontwortelden: mensen opgegroeid tussen twee culturen, die dikwijls nergens thuis zijn en een oppervlakkige indruk maken als missen ze een echte humus. De kosmopoliet is daarom dikwijls de moderne Ahasverus; zijn vermeend universaliteit openbaart zwaar wortelverlies door overijld en vroegtijdig overplanten. Zei Chesterton niet dat hij van de hele wereld hield, maar wel vanuit zijn eigen kleine tuin.
Ook het collectieve geheugen is een voedende wortel. Het verminderen van geschiedenislessen is daarom pedagogisch kortzichtig. Hier past de bekende uitdrukking: Ware traditie is vooruitgang die geslaagd is.
De wortels van de ander durven vertrouwen
Wanneer de wortels van de ander eenmaal betrouwbaar worden geacht, moet men ze ook durven vertrouwen. Het dient tot niets steeds maar te woelen in zijn haar wortels om bijvoorbeeld te zien of de liefde wel heel oprecht is, wel even absoluut of definitief als de eigen liefde. De boom van de ander kan slechts groeien door trouwe zon en regen, door stille winters en spelende lentes, niet door te graven in het mysterie van de wortels. Dit mysterie wordt onthuld door de kracht van de boom, door de beschuttende schaduw en door de steeds weerkerende frisheid van nieuwe bloemen en bladeren. Wanneer men de wortels vertrouwt, durft men verwachten dat ze een onuitputtelijke rijkdom in zich bergen en dat steeds opnieuw scheuten en bloemknoppen zichtbaar worden. Dan weet men ook dat na een storm, die zelfs grote takken heeft afgebroken, de wortels voedend aanwezig blijven en verdere groei mogelijk maken. Hoe subtiel dit alles in een menselijk relatie waar kan worden, heeft Sigrid Undset een uitgetekend in haar door velen onontdekte Lente, het herlezen waard.
Maar ook de krachtigste wortels zijn nooit helemaal gezond. Zij lopen gevaar te verzuren in modder. En wanneer de boom dan omvalt is de verwoesting pijnlijk om te zien. In Also sprach Zarathustra heeft Friedrich Nietzshe dit scherp aangevoeld: Het is met de mens als met die boom. Hoe meer hij op oprijst omhoog en naar het licht, des te dieper willen zijn wortels doordringen in de aarde, de duisternis, de diepteen het kwade. Daarom moet elke mens ervoor zorgen dat de bodem waarin hij verworteld is, gezond blijft, en hij mag deze, zoals in de natuur, lang niet met alles voeden of hij wordt vergiftigd en de takken rotten en de bladeren vallen af, definitief. Ook in het woud der mensen staan giftige en dode bomen, alsof hun wortels zuigen in de hel. Mensen moeten elkaars wortels verzorgen door klaarheid in levensstijl en door neen te kunnen zeggen tegen wie onze wortels bedreigd. Zoals bij bomen vergt dit alles een zekere afstandelijkheid om niet te verstikken; ook wortels hebben een eigen, veilige ruimte nodig.
Voor een kind reeds wijzen wortels erop dat wij ergens vandaan komen, dat Leven leven geeft en dat er eer harmonische verbondenheid bestaat tussen al wat leeft. En mystieken worden stil bij de oergrond van alle bestaan. Zij voelen hun wezenskern geboren worden van Elders diep binnenin. Zij weten dat hun eigen diepste wortels slechts leven doordat ze zich drenken aan de heldere rivier in de Stad van Kristal, zoals de boom des levens (Apocalyps 22, 1 3). En steeds opnieuw worden zij uitgedaagd die onzichtbare oergrond te vertrouwen: dat deze trouw zal blijven, ook wanneer de eigen levensboom breekt, ook wanneer de andere boom, met wiens wortels en takken men vergroeid was, sterft en men eenzaam de resterende wintertijd moet trotseren. Tot het ogenblik komt dat aan allen openbaar wordt dat ieder, van welke cultuur of religie, van welke historische of vergeten periode ook, elkaar erkent zoals Rilke het dichtte als bloeiende takken op één wortelstronk. Tot alle eenzame bomen elkaar terugvinden als bloesems op één Levensboom. Tot in elk gelaat de oorsprong gezien wordt en de voltooiing, de trekken van het Gelaat van de Ene, waardoor allen Gods volk worden, een woud van eindelijk levenden.
Met Bernardus van Clairvaux (1090-1153) en zijn tijdgenoot en vriend Willem van St.-Thierry begint de geschiedenis van de Westerse christelijke mystieke literatuur. In het bijbels Hooglied vonden beiden de geschikte taal om hun mystieke beleving uit te drukken. Voor het eerst sinds Origenes werd het liefdesspel van bruid en bruidegom niet langer toegepast op de relatie tussen God en de Kerk, maar op de verhouding tussen de individuele ziel en Christus. De innerlijke beleving had een taal gevonden. De geschriften van Bernardus en Willem zouden op nagenoeg alle mystieke schrijvers van de komende eeuwen een grote invloed uitoefenen.
De preken op het Hooglied vormen een hoogtepunt in het oeuvre van Bernardus. Begonnen in 1135, zal hij eraan werken tot aan zijn dood.
In deze 18de preek raakt Bernardus aan een vraagstuk dat in de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit steeds opnieuw ter sprake wordt gebracht, namelijk wat de liefde tot God en de liefde tot de naaste met elkaar te maken hebben. Zowat elke geestelijke schrijver heeft zich gebogen over de verhouding tussen het eerste en het tweede gebod en over de vraag wie nu de voorkeur verdient: Martha of Maria? Waarbij onmiddellijk opvalt dat de ervaring van alle (mystieke) auteurs gelijklopend is: God is liefde, Hij is de bron van liefde. Alleen wie van deze bron drinkt (de contemplatie) kan werkelijk liefhebben. Alleen de liefde die haar oorsprong vindt in God is vruchtbaar.
Bernardus gebruikt het beeld van een waterbekken en een kanaaltje. Het waterbekken moet eerst gevuld zijn voordat het kan overstromen en van zijn volheid kan meedelen. Pas als men vervuld is van Gods liefde is men in staat anderen lief te hebben en te helpen. Hij reageert scherp tegen de kanaaltjes in de Kerk: ze geven door wat ze gekregen hebben zonder ervan vervuld te zijn. Daardoor berokkenen ze niet alleen anderen nadeel, maar ook zichzelf. Help me met uw teveel, zegt hij, niet met uw tekort. Vooral degenen die pastorale verantwoordelijkheid dragen in de Kerk moeten spreken en handelen vanuit deze overstromende liefde. Anders zijn hun woorden en daden niet vruchtbaar. Tussen de regels door lees je een pleidooi voor nederigheid, wijsheid en geduld. Zijn woorden klinken verrassend actueel in een Kerk waarin zovelen menen iets te zeggen te hebben en tal van pastorale projecten in de steigers worden gezet.
[De Schriftcitaten zijn cursief gedrukt.]
( )
De wijsheid bestaat erin dat men zich gedraagt als een waterbekken en niet als een kanaaltje. Want een kanaaltje ontvangt en geeft door op praktisch hetzelfde ogenblik. Maar een waterbekken wacht tot het gevuld is en wanneer het overstroomt deelt het mee zonder enig nadeel voor zichzelf, in de wetenschap dat wie zijn deel verkwist, vervloekt wordt. Misprijs mijn raad niet, maar luister naar iemand die wijzer is dan ik: De dwaas, zegt Salomo, brengt al wat hij in de geest heeft meteen naar buiten, terwijl de wijze het bewaart voor later. Werkelijk, in de Kerk van vandaag hebben we veel kanaaltjes maar heel weinig bekkens. De mensen langs wie ons hemelse rivieren toestromen hebben zon grote liefde dat ze zich willen uitstorten voordat ze vervuld zijn. Ze zijn eerder bereid tot spreken dan tot luisteren, en klaar om te onderwijzen wat ze niet geleerd hebben. Ze zijn erop uit anderen te leiden terwijl ze zichzelf geen leiding kunnen geven. ( )
David zegt: Moge mijn ziel verzadigd worden als van vet en olie. En mijn mond zal met jubelende lippen lofzingen. Hij wilde immers eerst een instorting ontvangen om zo tot uitstorting over te gaan. En hij wilde niet alleen éérst de instorting ontvangen, maar er ook door vervuld worden. Zo kon hij van zijn volheid meedelen in plaats van te geeuwen met een lege maag. Maar met voorzichtigheid, om niet, door anderen verlichting te brengen, zelf in moeilijkheden te komen. En toch ook onbaatzuchtig, in navolging van Hem van wiens volheid wij allen ontvangen hebben.
Ook gij moet leren niet uit te storten tenzij vanuit een volheid, en wil niet royaler zijn dan God. Het bekken moet de bron navolgen: deze vormt geen beek en maakt geen meer voordat ze zelf van water verzadigd is. Het bekken moet er niet beschaamd over zijn dat het geen grotere overvloed heeft dan de bron. ( )
Zon liefde (tot God) is hartstochtelijk en past bij de vriend van de Bruidegom. Het is de liefde waarvan de trouwe en bedachtzame dienaar moet branden, de man die de Heer boven al zijn andere dienaars heeft aangesteld. Deze liefde vervult, verwarmt, kookt en stort zich dan onweerstaanbaar naar buiten: ze stroomt over en ze breekt uit. Ze zegt: Wie is er zwak zonder dat ik het ook ben? Wie wordt er ten val gebracht zonder dat het ook mij kwelt?
Laat zo iemand preken, vrucht dragen, de tekenen vernieuwen en de wonderen herhalen! De ijdelheid kan niet meer binnendringen waar de liefde de hele plaats inneemt. Want de volheid van de wet en van het hart is de liefde, als deze tenminste vol is. Trouwens, God is liefde en niets ter wereld kan vervulling zijn voor een schepsel gemaakt naar het beeld van God, tenzij die liefde-God: alleen Hij is groter dan dat schepsel.
Het is zeer gevaarlijk een hoger ambt toe te vertrouwen aan iemand die nog niet tot die liefde gekomen is, hoe deugdzaam hij ook moge schijnen op andere domeinen. Al had hij alle wetenschap, al deelde hij al zijn bezit uit aan de armen, al gaf hij zijn lichaam prijs om te worden verbrand, als hij de liefde niet heeft, is hij leeg. Ziedaar hoeveel ons moet ingestort worden voordat we het mogen aandurven uit te stromen. Dan zullen we rijkelijk geven van onze volheid, niet van ons tekort.
Met veel interesse en deugd heb ik heb boek van Mark van de Voorde, 'Geloven is achterlijk, zeggen ze. Open brief aan kerk verlaters' gelezen. In dit blog heb ik het herhaaldelijk geciteerd. Mag ik het jou aanraden! Je zal er veel deugd aan beleven. Gegarandeerd!
De kerk moet publiekelijk met har vuist op tafel slaan
De kerk moet publiekelijk met haar vuist op tafel slaan
" De Duitse (agnostische) journalist van de Süddeutsche Zeitung en auteur van het boek Kirche wo bist du?, Christian Nürnberger, zegt het nog radicaler: 'De kerk moet publiekelijk moet haar vuistop tafel slaan, want ik verwacht van haar opheldering, duiding en weerstand. Weerstand tegen de nieuwe vruchtbaarheidsgodsdienst (van de economie), duiding van ons dansen rond het gouden kalf (van het geld), opheldering overwatmet ons gebeurt als we de afgoden van markt en techniek in de plaats zetten van de God van Abraham, Jakob en Isaäk.'"
"Een kerk die 'blinden doet zien' (futlozen zien het weer zitten), 'lammen doet lopen' (ontmoedigden staan op), 'aan armen de blijde boodschap verkondigt' (zinzoekers krijgen weer zin) speelt in een een geseculariseerde samenleving een maatschappelijke onvervangbare rol. Omdat ze 'de dimenseie van de hoop' binnenbrengt in de bloedstroom van de samenleving, zoals de Franse minister Nicolas Sarkozy het noemt in zijn boek La République, Les Religions, L' Epèrance. En dat is precies zo belangrijk, omdat de samenleving geseculariseerd is.