Brochure bisdom Den Bosch stimuleert parochies tot diaconie
Rkkerk.nl, 4 maart 2005 - In dagblad Trouw woedde recent een discussie over diaconie in tijden van secularisatie: de Rotterdamse predikant At Polhuis vroeg zich af of de PKN zich nog wel diaconie kan permitteren in tijden van leegloop en vergrijzing moet er niet eerst en vóór al evangelisatie zijn? Het bisdom Den Bosch, dat op weg naar het diocesane jubileum in 2009 een evangelisatieprogramma afwerkt, ziet diaconie juist ook als kerkelijke core-business: "De bisschop van s-Hertogenbosch wil de parochies stimuleren vorm te blijven geven aan de diaconale opdracht van de Kerk", zo luidt de openingszin van de Bossche brochure over diaconie (Christus zichtbaar maken), die op 18 februari werd gepresenteerd.
Het was aan de diocesane Raad voor Diaconie om de intentie van mgr. Hurkmans uit te werken in beleidssuggesties voor bisdom en parochies. Christus zichtbaar maken is daarvan het resultaat: "Parochies die de handschoen opnemen mogen rekenen op ondersteuning vanuit het bisdomkantoor. Deze ondersteuning kan alle gewenste vormen aannemen: van een vrijblijvend adviserend telefoontje tot een langdurige begeleiding van een groter diaconaal project", belooft de inleiding.
Barmhartigheid Een parochie heeft als opdracht Christus zichtbaar maken en zijn Evangelie te verkondigen, zo stelt de brochure, die dit gegeven verder concreet uitwerkt in de werken van barmhartigheid: de hongerigen te eten geven, dorstigen te drinken geven, de naakten kleden, de doden begraven, de vreemdeling opnemen, de zieken bezoeken en de gevangenen bezoeken. De brochure voorziet elk werk van barmhartigheid van adresgegevens in het bisdom, waartoe parochies zich kunnen wenden voor raad, daad en samenwerking.
Buitenwacht Bij de presentatie van Christus zichtbaar maken sprak onder anderen dr. H. van Munster o.f.m., oud-hoogleraar wijsbegeerte en oud secretaris-generaal van de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Hij benadrukte het belang van het beeld dat de buitenwacht van diaconie heeft: "duidelijkheid over het concept van barmhartigheid bevordert dat parochies weten wat zij van een diaconie kunnen verwachten."
Als voorbeelden noemde hij zr. Edmundine, die leprapatiënten verzorgde, Moeder Teresa en Franciscus van Assisi. "In barmhartigheid scheppen mensen een hemel tussen zich in, waar God zich thuis voelt. In ons omgaan met mensen is God aan de hand of anders is het satan", aldus Van Munster.
Broosheid van het bestaan Zr. Edmundine, Teresa en Franciscus gaven allen een antwoord op noden die zij om zich heen zagen. Het eerste dat opvalt is "dat zij persoonlijk geraakt werden", aldus Van Munster. Vanuit een be-schermd leven ontdekten zij "de broosheid van het bestaan".
In de huidige samenleving wordt vooruitgang in geld gemeten, maar "de traditie van het evangelie houdt de mens bij de les waar liefde is en toewijding daar is God". De afgelopen eeuw is volgens Van Munster de samenleving onherkenbaar veranderd, en kwamen medisch handelen gericht op verjonging, de dominantie van het geld en de onttovering van de wereld centraal te staan. Van Munster: "Die drie machten verleiden de machthebbers ... Edmundine, Teresa en Franciscus zouden uit het wereldje van de machten treden en mensen omgeven met de mantel van barmhartige toewijding. Hun wapen tegen de heersende machten zou zijn de macht van de barmhartigheid."
Enkele uitspraken over de diakens in Testamentum Domini
1.31,10 : Zoals het goed (juist) en passend is, gaat de priester samen met de diaken in de huizen van de zieken en brengt hen een bezoek. Hij overlegt (denkt er over na) wat passend en nuttig is om aan de zieken te zeggen , vooral aan de gelovige zieken.
I.33,1: De diaken doet en deelt alleen dat mee wat de bisschop hem opdraagt. Hij is de raadgever van heel de clerusen zo iets als het zinnebeeld van de hele kerk. Hij verpleegt de zieken, bekommert zich om de vreemdelingen, is detoeverlaat van de weduwen. Op vaderlijke wijze ontfermt hij zich over de wezen, gaat de huizen van de armen in en uit om na te gaan of er iemand is die in angst leeft, ziek is of in nood is geraakt. Hij gaat in de woningen van de catechumenen op bezoek om diegenen die twijfelen te bemoedigen en om de onwetenden te onderrichten. Hij kleedt de overleden mannen aan en schmückt hen op, hij begraaft de vreemdelingen, en ontfermt zich over degenen die hun vaderland hebben verlaten of eruit verdreven werden. Hij maakt aan de gemeente de namen bekend van degenen die hulp nodig hebben (die in nood verkeren). Daarbij zal hij de bisschop niet lastig vallen en hem alleen s zondags verslag uitbrengen, opdat hij daardoor over alles op de hoogte is.
1.34,3: Als een diaken werkzaam is in een stad die aan de zee ligt, zal hij zorgvuldig de oevers afzoeken, of er geen lijken van schipbreukelingen zijn aangespoeld. Hij zal de drenkelingen aankleden en begraven. In het onderkomen van (voor) vreemdelingen zal hij er zich van gewissen (op verkenning gaan) of er daar geen zieken, armen of overledenen zijn, en hij zal de gemeente meedelen, wat zij voor iedereen moeten doen, wat nodig is. De verlamden en zieken zal hij een bad geven, waardoor zij in hun ziekte (in hun noodsituatie) even op adem kunnen komen. Allen die in nood verkeren moet hij melden aan de gemeente.
1.34,4: De diaken zal in alles als het oog van de kerk zijn; hij zal zich inspannen om een voorbeeld van vroomheid te zijn. (Hier volgen nog waarschuwingen voor degenen die nog niet tot het eucharistievieren bekwaam zijn en over de voorbeden die de diaken moet voordragen.)
Een oosterse monnik werd eens uitgestuurd naar het westen. Bij zijn terugkeer in het klooster riep de abt alle monniken bijeen. Toen vroeg hij zijn medebroeder: "Wat heeft de reis geleerd?" De broeder boog het hoofd en bleef geruime tijd in meditatie verzonken. Iedereen zweeg eerbiedig. Uiteindelijk nam de monnik het woord. "Ik droomde", zo zei hij, "dat ik aan de kant van de weg zat. Ik was moe en er hing een zeer dichte mist. Plots hoorde ik links van mij snel hoefgetrappel. Nieuwsgierig keek ik op en zag ineens een ruiter opduiken. Zonder kijken galoppeerde hij mij voorbij. Ik had nauwelijks de tijd hem te vragen: "Waarheen gaat die snelle reis?" "Dit moet u aan mijn paard vragen!", hoorde ik nog net. Toen slokte de mist de ruiter op.
Het monument aan de ingang van Cité Secours te Lourdes
Tot mijn verbazing merk ik dat weinig bedevaarders Cité Secours bezoeken. Het ligt links van de basiliek op de flanken van de Pyreneeën. Cité Secours werd gesticht door Mgr Rodhain, o.a. stichter en directeur van Secours Catholiques in Frankrijk en één van de belangrijke promotors van het permanent diaconaat.Cité Secours heeft als doelstelling om aan de armen die een bedevaart naar Lourdes niet kunnen betalen, toch de kans te geven om zon bedevaart te beleven.
Op het domein van Cité Secours werd de herdersstal van Bartrès nagebouwd en doet dienst als kapel en bezinningsplaats. Naast het altaar is een grote weegschaal gebouwd. Op de ene schaal rechts merk je een tabernakel en op de schaal links tarwehalmen, rijst en een wereldbol. In het middel ligt de Bijbel open bij Matteüs 25, 31-46, bij de perikope die wij lezen op het feest van Christus Koning, de laatste zondag van de zondagen door het jaar van het A-jaar.
De betekenis van dit prachtig symbool is duidelijk. Op de rechterschaal het brood en de wijn. Jezus zegt dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. Hij identificeert zich als het ware met het gebroken brood en de vergoten wijn.
Op de linkerschaal de wereldbol met de tarwehalmen en de rijst. Hier wordt verwezen naar de honger in de wereld. Honger staat hier symbool met alles wat mensen missen om volwaardig mens te kunnen zijn. In Mt 25 identificeert Jezus zich met mensen rondom ons die in nood zijn, die het levensnoodzakelijke ontberen. Hij zegt: Wat gij voor een van deze mensen hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij gedaan.
Wij kunnen dus spreken van een dubbele identificatie of als je wil van een dubbele consecratie.
De twee armen van de weegschaal kunnen wij zien als de twee armen van de bisschop. Hij heeft beide armen, die van de priester en die van de diaken, nodig om de volheid van zijn wijding te kunnen uitoefenen.
Onlangs hoorde ik tijdens een eucharistieviering op tv als refrein van het slotlied: Ga nu heen en vrede en maak het waar!. In het leven van elke dag moeten wij voeten en handen geven wat wij in de eucharistie vierden.
De weegschaal in de nagebouwde herdersstal van Bartrès vinden wij terug aan de ingang van Cité Secours. Het is een bronzen monument, maar voor iedereen en zeker voor diakens een welsprekend symbool.
Vader Joe reageerde op de persoon, op de eenvoud en de helderheid van een geschrift, en niet zozeer op de mate van ordelijkheid die aan het explosieve, mysterieuze proces van de verlossing kon worden opgelegd. Dat was misschien de reden waarom hij me de pittige, puntige en gepassioneerde dertiende-eeuwse Duitse Meister Echhart aanried, een bliljante prediker die door protestantse geleerden als een voorloper van de Reformatie werd beschouwd. Dom Aelfred had me uitdrukkelijk opgedragen hem pas veel later te lezen, omdat hij moeilijk was.
Ik vond Meister Eckhart geweldig:
Als God de ziel toelacht en de ziel lacht terug naar God, worden de personen van de Drie-eenheid voortgebracht. Als de Vader de Zoon toelacht en de Zoon lacht terug naar de Vader, brengt die lach plezier voort, dat plezier brengt vreugde voor en die vreugde liefde, en die liefde is de Heilige Geest.
Dat was een heilige Drie-eenheid waarmee ik uit de voeten kon.
p.120 - 121
Wat ik meteen zal zo leuk vond, vader Joe, was dat u de enige priester was die mij aan het lachten maakte.
Kijk aan. En ik hoop dat ik je aan het lachen zal blijven maken. We zouden veel vaker op priesters moeten lachen. Als je er goed over nadenkt, is lachen iets heel belangrijks. Het leven zit vol kleine pretenties en dikdoenerij. En als we daarom lachen, raken we heel even aan de waarheid die daarachter schuilgaat. Dat is naar mijn idee voor alle betrokkenen erg gezond.
Ik kon me die lang vervlogen tijd herinneren toen ik bijna een van hen was, en inderdaad, dat deden ze, ze lachten, glimlachten, maakten grappen en haalden streken uit. Kennelijk hadden ze zelfs in die diepe stilte manieren gevonden om elkaar aan het lachen te maken.
We stellen ons God niet lachend voor, hé? Maar als God geluk is, moet God ook gelach zijn. Weet je nog die schitterende passage uit Meister Eckhart die je eens gevonden had?
Met de beste wil van de wereld kon ik me niet herinneren wie die Duitse kerel was. Het was vijfentwintig jaar geleden. En toch wist vader Joe het nog letterlijk uit zijn hoofd:
Als God de ziel toelacht en de ziel lacht terug naar God, worden de personen van de Drie-eenheid voortgebracht. Als de Vader de Zoon toelacht en de Zoon lacht terug naar de Vader, brengt die lach plezier voort, dat plezier brengt vreugde voor en die vreugde liefde, en die liefde is de Heilige Geest.
p. 118 119
En aldus, in de volheid des tijds, iets meer dan een jaar dat ik verbitterd van mijn oude vriend was weggevlucht omdat hij had volgehouden dat ik echtgenoot en vader was, werd er een zoon geboren, een kleine gulden knaap wiens haar al blond was, en wiens ogen even blauw waren als de lucht boven Quart in het voorjaar. Hij moest met een keizersnede ter wereld worden gebracht; ze gavenhem me stevig ingepakt in een ziekenhuisdoek in de operatiekamer aan, en ik nam het lieve pakketje mee naar het zachte licht dat ze vaders offeren om hun lieve pakketjes bij te aanschouwen.
En het eerste dat hij op deze aarde deed, wan naar mij glimlachten terwijl ik naar hem glimlachte. En de oeroude woorden van Meister Eckhart kwamen weer in me op:
Als God de ziel toelacht en de ziel lacht terug naar God, worden de personen van de Drie-eenheid voortgebracht. Als de Vader de Zoon toelacht en de Zoon lacht terug naar de Vader, brengt die lach plezier voort, dat plezier brengt vreugde voor en die vreugde liefde, en die liefde is de Heilige Geest.
p.274 - 275
Drie citaten uit het prachtige boek van Tony Hendra, Vader Joe. De man die mijn leven redde, Spectrum, Utrecht 2005. Ik bied ze jullie aan ter meditatie. Mag ik jullie ook aanraden dit boek te lezen en misschien te herlezen?
De monteur Ronald Belle (USA-Wisconsin), bezig in een hoogspanningsmast, komt met een kabel in aanraking en valt, zwaar verbrand. Een collega, twee meter lager aan het werk, vangt hem op en weet hem vast te houden tot er hulp komt.
Het samenlopend publiek ziet een schouwspel waarover het nog lang kan nadenken. De een houdt de ander vast, ofschoon hijzelf geen steun heeft en het dubbele gewicht op de draad onder zijn borstkas hem haast de adem afsnijdt. Zo hangen ze daar tussen hemel en aarde.
Dikwijls vragen wij ons af, of we wel in staat zijn anderen te helpen, als we onszelf onzeker voelen. Of we anderen de weg kunnen wijzen, als we zelf uit de bochten, de zijwegen, de kruisingen en dwaalwegen geen wijs kunnen. Of we andere houvast kunnen geven, als we het zelf niet hebben.
Maar vast staat: als Ronald Bell nog leeft, is dat omdat zijn kameraad zich niet afvroeg: zou ik hem kunnen houden; maar domweg zijn armen uitstak en hem opving. Degene die vasthoud, geeft mij houvast. Degene die dik de weg wijs, geeft mij de zekerheid, dat ik op de goede weg ben. Degene die ik liefheb, is de bron van mijn geluk. En dat gaat dan rechtstreeks in tegen de wijdverbreide opvatting, dat mijn geluk ervan af zou hangen of iemand van mij houdt.
Galeiboeven prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens-wording
In 1972 publiceerde Steven de Batselier een boek(je) bij De Nederlandsche boekhandel, Antwerpen. Het telt 46 bladzijden. De laatste maanden heb ik het herhaaldelijk doorgelezen én er veel deugd aan gehad. Daar ik vermoed dat het boek nog moeilijk te vinden zal zijn en daar de galeiboeven goed zijn voor onze mens-wording, neem ik de vrijheid er een bloemlezing van te maken. Ik wens je veel prikken ter bevordering van onze mens-wording.
Jezus heeft het over het Rijk Gods maar weer maakt Hij gebruik van scènes uit het dagelijks leven: Hij heeft het over een schattenjacht.
Zie: zilverschat van Bambrugge!
Wie van ons heeft nog nooit deelgenomen aan de lotto, de toto, de tiercé, de kwislijn?
En de meeste hopen dan nog de ganse pot te winnen, vrij van belastingen.
Twee dingen vallen op bij Jezus. Het eerste: voor zijn schat moet je geen twintig hindernissen overwinnen zoals in een sprookje, je moet er niet speciaal voor naar de krantewinkel of naar de tv-studio, je moet niet krabben. Hij zegt dat je het Rijk God kan vinden midden in je gewone leven!
Dig where you stay
De monniken die de deur naar de hemel zoeken
De boer vindt hem terwijl hij het land bewerkt, de koopman vindt hem terwijl hij doet wat hij altijd doet: parels kopen.
Het Rijk Gods vind je in je eigen akker, in je eigen leven.
Wij kijken ernaar en we zien het niet.
We zijn als vissen die niet weten dat het water hun schat is, en dit pas beseffen als ze aan land liggen te hijgen en te snakken naar water.
We lopen door het veld over onze schat heen,zonder het te beseffen.
We zijn als mensen die in een prachtig land wonen en er zo gewend aan werden, dat ze het niet meer zien.
Ik denk aan een Zwitserse pastoor van Vitznau aan het Vierwoudstedenmeer, waar ik lang geleden met vakantie was. Hij begreep niet waarom ik elke dag opnieuw de bergen introk en s avonds lachte hij: Du Flame, hast du etwas gefunden, da droben?
Wat is dat Rijk Gods dan wel?
Het woord zegt toch genoeg: dat God de Heer is, dat we leven in zijn Rijk, en we hier zijn Wil moeten doen, dat we zo dat Rijk kunnen doen groeien hier beneden.
Het tweede dat opvalt bij Jezus is: al wie die schat vindt, zal vanzelf al het andere op het spel zetten. Ik las de laatste tijd al een paar keer over politici, over sportlui, ook over zakenmensen die omwillen van hun prestaties, hun prestige, hun promotie alles op het spel gezet hadden, jarenlang. Maar die op het eind met spijt moesten toegeven da ze voor die carrière, een puinhoop hadden gemaakt van hun gezinsleven.
Wil die lieve Jezus ons in die richting sturen?
Ik denk dat Jezus juist het tegenovergestelde bedoelt, namelijk dat we onszelf op het spel zouden zetten om anderen rond ons gelukkig te maken, om rond ons vrede en gerechtigheid te doen heersen, om de mensen rond ons leven te schenken.
Deze parabel van Luc Versteylen heeft mij aan het denken gezet. Over de efficiëntie van de groep die alleen mogelijk wordt door degenen die dienen. Degenen die enkel maar doorgeven. Eigenlijk zijn degenen die dienen bemiddelaars, go-betweens! Zonder hen kan de ketting niet gevormd worden. Helaas staan velen liever bij het vuur of bij de pomp!
Aan een gevaarlijk stuk kust, waar regelmatig schepen vergaan, stond lang geleden een primitieve kleine reddingspost. Het gebouwtje was niet meer dan een hut en er was één boot. Maar de toegewijde leden, die de reddingsploeg telde, waren altijd op hun post en zonder zich om hun eigen leven te bekommeren, trokken ze er dag en nacht op uit om onvermoeid te zoeken naar de vermisten.
Vele mensen levens werden door deze kleine reddingspost gered, en ze werd daardoor beroemd. Sommigen die gered waren en verschillende anderen die in de omgeving woonden, wilden op één of andere manier met de post verbonden zijn en het reddingswerk met hun tijd, geld en moeite steunen.
Er werden nieuwe boten gekocht en nieuwe bemanningen opgeleid. De kleine reddingspost werd groter en groter. Sommige nieuwe leden ging het ter harte, dat het gebouwtje zo primitief en armoedig uitgerust was. Ze hadden het gevoel, dat er een meer komfortabel gebouw moest komen, waar de aan land gebrachte drenkelingen konden worden opgevangen. Dus vervingen ze de houten kribben door echte bedden, vergrootten het gebouw en plaatsten er betere meubels in.
Nu werd de reddingspost een populaire vergaderplaats voor haar leden. Omdat ze het als een soort clubgebouw gingen gebruiken, werd het gebouwtje steeds keuriger opgeknapt en luxueuzer gemeubileerd.
Niet alle leden waren nog geïnteresseerd in het reddingswerk en waren in staat of bereid om er zelf met de reddingsboten op uit te trekken. Dus namen zij bemanningen in dienst om voor hen dit werk te doen. Het motief van het reddingswerk overheerste nog steeds in de versiering van het clubgebouw en in de kamer, waarin de nieuwe leden van de club plechtig werden geïnstalleerd, stond een symbolische reddingsboot.
Rond deze tijd gebeurde het, dat een groot schip bij de kust verging, en de in dienst genomen bemanningen brachten scheepsladingen vol koude, natte en half verdronken schipbreukelingen het clubgebouw binnen. Ze waren vuil en ziek en de prachtige nieuw club veranderde in een chaos. Daarom besloot het bestuur onmiddellijk naast het clubgebouw een opvangcentrum te bouwen, waar de schipbreukelingen eerst konden worden opgeknapt, voordat ze werkelijk binnenkwamen. Maar bij de volgende algemene vergadering viel de club in twee partijen uiteen. De meeste leden wilden met het reddingswerk stoppen, omdat het maar onprettig was en erg hinderlijk voor het normale clubleven. Sommige leden hielden aan het reddingswerk vast als hun eerste doel en ze wezen erop, dat de club nog steeds een reddingspost heette. Maar toen het uiteindelijk op stemmen aankwam, bleek de laatste groep in de minderheid te zijn en ze kregen te horen, dat ze maar een eigen reddingspost moesten beginnen als ze dat werk nog steeds wilden voortzetten. Dat deden ze dan ook, een eindje verderop aan dezelfde kust.
Toen de jaren verstreken, gebeurde er met deze nieuwe reddingspost hetzelfde wat er met de oude was gebeurd. Ze ontwikkelde zich tot een club en er werd wéér een andere post gesticht. De geschiedenis bleef zich herhalen.
En als je vandaag de dag aan die kust een bezoek brengt, dan zul je er een aantal exclusieve clubs aantreffen.
Schipbreuken komen nog veel voor in die omstreken, maar de meeste schipbreukelingen verdrinken.
Een parabel van Th.O.Wedel uit The Ecumenical Review, oktober 1953
Ook geciteerd, in andere versie in Gerben Heitink, Tussen zeggen en zwijgen. Grondwoorden in een geloofsgesprek. Kok Kampen, 2003, 2de druk.
Dit verhaal geeft te denken, zegt G. Heitink. Het verhaal van een gemeenschap van mensen die zich noemt naar Jezus, redder is zijn naam, maar zo gauw vergeet waar het allemaal om begonnen is: het leven van mensen en de redding van de wereld, waarbij het woord redden niet vergeestelijkt mag worden. Heil is aards heil, vrede en gerechtigheid.
De Kerk wordt zo gauw doel in zichzelf, een instituut, een nette club, een gezelligheidsvereniging. Ze schuift zomaar als een eigen organisatie tussen Jezus en de mens in. Het kruis wordt een ornament, de redders vergeten dat ze zelf geredden zijn en gaan over tot de orde van de dag.
Sinds de Kerk staatskerk werd en deel ging uitmaken van de gevestigde orde, is dat het grote gevaar dat haar bedreigt. Daarom moet ze steeds weer bepaald worden door wat inde gelijkenis door een minderheid de oorspronkelijke doelstelling wordt genoemd. De Kerk is er voor anderen. (blz. 109).
Overgenomen uit Mensen Onderweg, juni 2004, n° 5, p. 24 -25.
Ik zie de problemen die ge schetst in uw tekst, maar kan ze daarmee nog
niet oplossen... Een paar gedachten slechts om er bij te leggen:
- Het verhaal van de reddingspost is een goede eye-opener, maar klopt
niet helemaal. Wij zijn geen verzorgingsinstelling 'zoals Christus ook
deed', maar moeten als Kerk Christus zelf sacramenteel bemiddelen, en er
verder op vertrouwen, als mensen christelijk zijn, dat ze (= Christus
zelf in hen!) diaconaal zullen (= zal) handelen in de wereld.
- dit betekent dat de kerk zichzelf ontvangt van Christus en hem
binnenkerkelijk 'doorgeeft' in woord, sacramenten en ambt,in zijn
drievoudig priesterschap: profetisch ontvangt de K zichzelf in het
woord, priesterlijk in de sacramenten, en koninklijk of herderlijk in
het ambt. Deze drie constitueren de Kerk, daarmee is ze als te ontvangen
gave voltooid.
- Daarmee wordt het ambt de diakonale dimensie in de Kerk zoals ze zich
ontvangt: het ambt betekent precies dat Christus ons zelf komt dienen
omdat wij het niet zelf kunnen. Het ambt is dus dienst ("als ik u de
voeten niet mag wassen, kunt ge mijn leerlingen niet zijn").
- Het diakonale handelen van de kerk is dan niet een van de drie
dimensies, maar het /hele/ handelen van de kerk in haar relatie tot de
wereld: in ons diakonaal zijn mogen wij nooit of te nimmer onderscheid
maken tussen de wereld en de kerk. Een katholieke zieke is niet meer
waard dan een niet katholieke (ook al moet hij misschien eerst bezocht
worden, niet omdat hij de belangrijkste zieke is, maar omdat we onder de
christelijke broeders en zusters bij uitstek moeten waar maken wat in de
wereld nog maar half lukt)
- Voorzover ik kan inschatten heeft het diakonaat als sacrament dan een
dubbele betekenis: a) het is het fundament van het ambt (accent op 'het
behoort tot de wijding, als onderste trap), en b) het stelt present dat
de kerk moet dienen, de diaken is dienaar in persona(!) ecclesiae
(accent op de specificiteit van diakonaat tov priesterschap en
bisschopsambt). IN die laatste betekenis symboliseert de diaken m.i.
veeleer dat de kerk de wereld dient dan dat de kerk haar kerkleden dient.
- Praktisch komt het er op neer dat de kerk zich moet organiseren zoals
ze zich moet ontvangen: vanuit woord, sacrament en ambt. Dat moet
verzekerd zijn. Als ze leeft vanuit die drie zal ze automatisch
diakonaal zijn. Is de kerk niet diaconaal, dan faalt de overdracht van
woord, sacrament en ambt.
- Dan nog zullen er praktische problemen zijn met de hertekening van het
parochielandschap. Maar dat heeft te maken met twee gelijktijdige
dynamieken die moeten worden ontwikkeld: schaalvergroting en
Een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt, en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude, wijze man, en vroegen hem om raad.
Kom op jullie huwelijks verjaardag bij mij op bezoek, zei de wijze man, en ik zal jullie een fijn soupeetje voorzetten.
Die dag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man.
Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier-en-een half jaar en een meisje van drie.
Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.
Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette. De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen.
Het soepeetje begon met een kop koffie en een taartje.
Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op.
Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde.
In de twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.
Toen de jonge man bruisend water vroeg kreeg hij leidingswater, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.
Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong. Nu is het genoeg riep ze uit, wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat.
Rustig keek de wijze man haar aan en deed har weer zitten.
Kijk, zei hij, zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar.
Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit.
Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was.
Je had jezelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten.
En toen je- veel te vlug- getrouwd was, heb je niet opgehouden de andere te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen.
Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?
Er viel een lange stilte.
En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed getrouwd was.