Utopia
Werden al mijn wensen waar man, dat zou wat wezen. Nergens was er honger meer en iedereen zou genezen.
Men zou niet doden voor een God die waarlijk niet bestaat. En iedereen had er evenveel geen mens kende nog kwaad.
Alle kinderen waren blij, bruin blank geel of rood. De aarde groeide als maar aan en niemand ging nog dood.
Het woordje oorlog werd geschrapt uit ieder woordenboek. Want haat en hebzucht en venijn waren voor immer zoek.
Ik noem het maar Utopia want het zal nooit bestaan. Een wereld zoals in mijn wens, dat kan de mens niet aan.
|